Middelburg Dronk

Middelburgse politieverhalen

Politie Huis van Bewaring Middelburg 1980.jpg

Verhalen van de Middelburgse Gemeentepolitie

Het wemelt op Middelburg Dronk van de mooie verhalen, die meestal worden verteld vanuit het perspectief van de klant, de kastelein of de redactie van de website. Maar ook Middelburgse politieagenten zitten vol met mooie verhalen, al dan niet horecagerelateerd. Op deze pagina verzamelen we er een aantal van.

Eerlijkheid en Vlijt, 1953

Een verhaal van Albert Prins:

“Eerlijkheid en vlijt bouwen huizen als kastelen. Niet liegen en eerlijk zijn, dan hoef je geen leugens te onthouden, je leeft zonder zorgen,” ik hoor het mijn vader nog zeggen. Nou ja…, zonder geld heb je best zorgen, dacht ik eigenwijs. En ik hoop maar dat die huizen geen luchtkastelen worden. Maar toen ik een portemonnee op straat vond, kwam er toch een verleidelijk stemmetje in mijn hoofd op. Naar mijn idee zat er veel geld in. Niks zeggen en het geld in eigen zak steken? Niemand heeft gezien dat ik die portemonnee heb gevonden. “Niet liegen en bedriegen, dan leef je zonder zorg.” Het verleidelijke stemmetje kon het toch niet winnen van mijn gevoel voor eerlijkheid. “Wat je op straat vind moet je afgeven op het Politiebureau.” Mijn vader was daar duidelijk in. Ieder het zijne, je weet nooit hoe erg het is voor degene die het heeft verloren. Dus liep ik linéa recta naar het Politiebureau in de Lange Giststraat.

De agent aan het bureau keek op van zijn werk; “Zo jongeman, wat kom jij hier doen, wat heb jij daar bij je? Laat eens zien.” Verlegen zei ik; “Een portemonnee, meneer.” Tegelijk was ik ook beduusd van het officiële karakter dat een politiebureau uitstraalt, want ik was nog nooit bij de Politie binnengelopen. “Zo, zo, en waar heb jij die gevonden?“ De forse agent keek me onderzoekend aan. “Bij Jongepier op de Dam, meneer, of eigenlijk op de Rotterdamse Kaai, meneer.” Ik wilde wel precies zijn, want bij een politieagent moet je geen twijfel zaaien. Hij keek me aan alsof hij me niet geloofde. “En lag die daar zomaar op straat? Trouwens Jongepier is niet op de Dam, als politieagent weet ik dat.” De agent wilde het wel heel precies weten, vond ik. “Ja, meneer,” antwoordde ik verlegen. Mijn antwoorden begonnen wat korter te worden. Gaat het altijd zo? Wordt er zoveel van je gevraagd dat ik bijna moet denken dat ze me niet vertrouwen. Ik liet het verder vragen stellen aan de agent over. Je weet maar nooit wat gebeurd als je uit jezelf van alles gaat vertellen. Je kunt er verdacht van worden. Dan ben ik hier nog lang niet weg.

“En,… heb je er niets uitgehaald?” De politieman begon nu wel erg indringende vragen te stellen. Zie je wel, dat je moet oppassen wat je aan zo’n man vertelt, dacht ik bij mezelf. “Nee meneer, dat zou ik niet durven. Mijn vader zegt dat ik eerlijk moet zijn.” Ik kreeg het er warm van. “Zo, zo dan heb jij een wijze vader. Laten we eens kijken wat er in zit.” De agent begon in voorname meervoudtaal te spreken. Het zal wel bij zijn functie horen, meende ik. “Kijk, kijk, daar zit nog geld in ook, dat gaan we eens tellen. Wel. Wel, dat is twaalf guldens en twee en veertig centen, op de kop af. Geen naam, geen adres, dat is nou vervelend. Nu kunnen we de portemonnee niet aan de rechtmatige eigenaar terug bezorgen. De eigenaar in kwestie zal zelf dienen te verschijnen op het bureau.” De politieman sprak officiële taal. Opnieuw keek hij me onderzoekend aan. Hij was niet van plan mij zomaar te laten gaan, dat kreeg ik nu wel in de smiezen. Eerst moest de zaak formeel worden afgehandeld, waarop hij me uitnodigde; “Zo, jongeman, ga er maar eens bij zitten.” Nu kreeg ik de volle aandacht van de agent. Al die tijd stond ik braaf geleund tegen het hekje voor zijn bureau.


“Wat is jouw naam en adres, dan gaan we dat eens noteren.” De agent haalde een formulier uit zijn bureaulade. “Moet dat, meneer?” Ik had het al warm gekregen van al die vragen, maar nu begon ik m’n toch wel een beetje te knijpen. Ondertussen had de agent het vel papier in de typemachine gedraaid. Met één vinger typte hij zorgvuldig de eerste gegevens in de voorgelijnde kaders. “Verdomme,” hoorde ik hem zeggen, nadat hij de verkeerde toets had ingedrukt. Uit zijn bureaulade haalde hij een klein flesje witte vloeistof, waarmee hij de fout corrigeerde. Hij schoot niet erg op met zijn werk. Daar zat ik dan in een half verlicht somber, maar ook sober ingericht politielokaal. Ik wilde alleen maar een gevonden voorwerp afgeven. Niets meer en niets minder. Kwam voor mijn eerlijkheid daar nu zoveel bij kijken. De sfeer begon me steeds minder te bevallen. In een apart kamertje zag ik een martelaarstoel met schijnwerper staan. Dat moest vast het ondervragingshoekje zijn. En als ik in de gang keek zag ik de bewaarcellen voor opgepakte boeven. Als ik dit vooraf allemaal had geweten.

De politieman werkte vlijtig verder, tot ik weer een paar keer, “Verdomme” hoorde. Oei, dacht ik, dat hoef ik thuis niet te zeggen, daar krijg ik op z’n minst een standje voor, of een draai om de oren, wanneer mijn vader kwaaie zin heeft. Opeens hoorde ik met veel nadruk hartgrondig; “Wel….Gadverdamme…!!!” De agent schoot nu flink uit z’n slof. Nou, nou dacht ik, die kan er ook wat van. Woest trok hij het formulier uit de typemachine, verfrommelde het tot een prop, met een boog belandde het in de prullenbak.

“We beginnen opnieuw, jongeman, Wat is jouw adres en jouw naam…..Ik bedoel wat is je naam en adres.” De agent was duidelijk van zijn à propos geraakt. Van de spanning was zijn hoofd rood aangelopen. Snel zei ik achter elkaar; “Appie Prins, Havendijkstraat 18, Middelburg,” “Ho, ho, niet zo snel, laat ik dat eerst even op schrijven,” de oververhitte agent verwerkte nu foutloos de gegevens, Van de politieman moest ik het formulier ondertekenen. Voor het eerst in mijn leven zette ik mijn handtekening.

Ik zat al een tijd met de vraag; “Zal ik hem wel, of zal ik het niet vragen?” Voorzichtig probeerde ik; “Meneer…..??” De man keek me aan; “Ja, jongeman, wat is er?” Verlegen vroeg ik, “Krijg ik nu een beloning, meneer?” Ik wilde wel eerlijk zijn, maar een kleine vergoeding voor mijn goede daad, daar rekende ik eigenlijk wel op. “Tja… de agent krabde aan zijn kin. “Dat is moeilijk te zeggen. Jij wilt een beloning ontvangen? Wij geven die namelijk niet. Dat is aan de rechtmatige eigenaar, en dan hangt het er ook nog vanaf of veel of weinig geld is gevonden. In de regel mag de eigenaar 10% beloning verstrekken. Maar dat is niet verplicht.” Vulde hij direct aan zijn verklaring toe. De agent zag teleurstelling in mijn ogen. Wat is nu 10% van twaalf gulden en twee en veertig centen? Als ik dat nog krijg ook? De agent stopte het geld in een blikken doosje. De portemonnee gooide hij in een grote doos, bij de rest van gevonden voorwerpen. Ik vond het wel een beetje vreemd dat hij het geld in zijn eigen bureau bewaarde.

Ik heb er nooit meer iets van vernomen. Toen ik thuis kwam stond mijn vader me bij de voordeur op te wachten. “Waar kom jij zo laat vandaan?” vroeg hij bars. “We hebben al die tijd met het eten op je zitten wachten.” Ik heb hem uitgelegd wat was gebeurd, maar hij geloofde me niet. Ik moest direct naar bed. Bij mijn avondgebedje stelde ik tevreden vast, dat ik die dag een goede daad had verricht. Onbezorgd viel ik in slaap.

De kat

Het was een regenachtige zaterdagavond. Plotseling stond er een vrouw voor me aan de balie. Opvallend accent. Een Française, gokte ik. Ze bleek aangifte te willen doen van de diefstal van haar kat. Het duurde vanwege haar tongval dan ook even voor ik begreep dat het om de poes ging. Haar huisdier dus. Fietsen, tassen en ook auto’s zijn dagelijkse kost, maar de vermeende ontvreemding van een kat had ik nog niet vaak opgetekend. Een niet alledaagse aangifte dus en wat volgde was ook nog eens niet alledaagse beschrijving van de diefstal. Haar ex-man was haar woning binnengedrongen en had de kat meegenomen. Ten tijde van hun scheiding was de rechter er aan te pas gekomen om te bepalen wie het dier mocht houden. De kat, hij bleek Felix te heten, was toegewezen aan de vrouw en haar kinderen. Samen hadden ze twee dochters.

De hele zaterdag waren de twee kinderen – vanwege de bezoekregeling – bij hun vader geweest. Aan het einde van de middag hadden de meiden, in opdracht van hun moeder, Felix opgepakt en in één van hun rugzakjes meegenomen. Nu moet u weten dat Felix tijdens zijn ontvoering onder niet al te comfortabele omstandigheden is vervoerd. De zwart-witte kater weegt, schoon aan de haak, een slordige zeven kilo en de rugzak was volgens de beschrijving niet van brugklasformaat.

Ik heb de aangifte van de vrouw opgenomen, maar we hadden zeker geen prettig gesprek. Ze was zeer onredelijk en zag eruit alsof ze de laatste tien dagen op bivak was geweest bij het Korps Commandotroepen. Al klagend en mokkend verliet de Française het bureau. Toen ze weg was heb ik maar meteen contact opgenomen met de vermeende dader. Haar man deed – in tegenstelling tot zijn ex – totaal niet moeilijk en beloofde diezelfde avond langs te komen zodat ik zijn verklaring op kon nemen. Niet veel later stond er opeens een man voor mijn neus van wie ik in eerste instantie vermoedde dat hij aangifte kwam doen van mishandeling. Zijn hele gezicht lag open en er drupte continu bloed uit verschillende wonden. Tot mijn grote verbazing vertelde de man dat hij een afspraak met mij had. De zwaar gehavende kerel aan de andere kant van de balie bleek de ex-man van de onvriendelijke Française. De ontvoerder van kater Felix dus.

Ik heb de man eerst voorzien van koffie en een letterlijk doekje tegen het bloeden en vervolgens was ik uiteraard zeer benieuwd naar zijn kant van het diefstalverhaal. Maar misschien was ik nog wel nieuwsgieriger naar hoe hij in hemelsnaam aan dat lelijk gehavende gezicht kwam. Meteen maakte ik duidelijk dat hij aangifte kon doen van de verwondingen. Ik was namelijk in de veronderstelling dat zijn heetgebakerde ex-vrouw hem tijdens de diefstal van Felix flink te grazen had genomen. Zijn antwoord was opvallend. ‘’Nee hoor. Mijn kat is verantwoordelijk voor deze bloederige ravage’’, legde de man uit. Tijdens de ontvoering was Felix namelijk – in de ietwat kleine rugzak – gestrest geraakt. ‘’Ik pakte hem uit de gordijnen bij mijn ex en vervolgens sprong hij meteen in mijn gezicht. Daarna plantte hij zijn voorpoten in mijn haar en begon daar te doorheen wroeten. Dit is het gevolg.’’ Felix had duidelijk zijn handtekening bij het baasje achtergelaten. Vervolgens legde de man uit dat hij erg gehecht was aan het huisdier en hem daarom had teruggehaald.

Niet begrijpend en mijn lachen inhoudend heb ik zijn verklaring aan het papier toevertrouwd

Molecuultjes

Agent Kermis Middelburg 1974 Jan Simonse.jpg

Ooit kwam er een melding binnen van een man, ‘die zijn eigen glazen aan het inslaan was.’ Gevraagd of het letterlijk of figuurlijk was, bleek al snel dat het letterlijk was. ‘Een man is met een hamer zijn eigen ramen aan het inslaan.’ Dit was het antwoord van de meldkamer. Ter plaatse stond er een man met een hamer voor een woning. Een kleine ladder stond voor de woning en op de grond lag een boel glas. De man stond hyperend te zwaaien met zijn hamer. Hij had geen kwaad in de zin, dit ondanks zijn schuimkraag rond zijn mond. Ik herkende hem gelijk als de mij bekende ‘chinezenjager’. Ik pakte veiligheidshalve wel meteen de hamer uit zijn handen.

Een stortvloed van woorden overviel ons vervolgens. In het kort kwam het er op neer dat hij zijn huissleutels kwijt was. Hierdoor was hij genoodzaakt met een geleend trapje de bovenruit eruit te slaan, teneinde toch in zijn woning te komen. Op onze vraag waar zijn sleutels dan waren en hoe hij deze was kwijtgeraakt, vertelde hij ons, dat hij met een klein katje aan het spelen was in de brandgang achter zijn woning. Op den duur was het katje tegen hem gaan praten en toen was hij even afgeleid. Tijdens het afleiden zag het katje kans zijn huissleutels te pikken en was het katje hard weggerend. Begripvol keken wij de man aan en draaide wij zijn handen op zijn rug. Nadat wij hem geboeid hadden zijn we naar het bureau gereden. Niet nadat we de geleende trap hadden teruggegeven aan de buurtjes.

Op het bureau sloten wij de man in. Dit in afwachting van de GGD en Emergis. Gezien zijn geschiedenis was dit op zijn plaats. Na enige tijd verscheen de GGD arts. Na hem enige uitleg te hebben gegeven, bleek dat de GGD arts hem niet kende uit eerdere bezoeken. Toen we celdeur geopend hadden stond de man in zijn onderbroek te zwaaien en was zwaar in gesprek. Hij sprak ons gelijk aan met een grote glimlach. Hij vond het geweldig hier. Er kwamen allerlei beestjes uit de muur en dansten leuk rond hem heen. Hij vond het geweldig en je kon zien dat hij gelukkig was. Hij had echter geen verdere aandacht voor ons. Hij draaide naar de muur en liet zijn armen langs zijn lichaam hangen. Hij sprak vervolgens tegen de muur. "Molecuultjes, willen jullie met de politie praten???" Enige tijd keek hij strak in dezelfde houding naar de muur. Toen draaide hij zich om, ‘nee, ze willen niet met de politie praten.’ De dokter draaide zich om zonder een woord te hebben gewisseld met de man. ‘Ik weet genoeg.’

Chinezenjager

Agent Middelburg 1929.jpg

‘Er vindt een inbraak plaats in een bekende straat te Middelburg.’ Die gortdroge melding van de meldkamer doorbrak een saaie dinsdagnacht. Wij reden vervolgens naar het opgegeven adres. Ter plaatse gekomen stond de flatdeur open en konden we meteen doorlopen. Op naar de derde verdieping. Lekker met de trap. Goed voor de conditie. Op de galerij liepen we naar de flatwoning. Onderweg er naar toe zagen we vreemd ‘ding’ voor de deur staan. Dichterbij gekomen zagen we dat het een rode stofzuiger was. Verder zagen we dat de slang van de stofzuiger door de onderruit van de voordeur was gestoken. De stekker van de stofzuiger bungelde enkele meters van de stofzuiger doelloos op de galerij. Wat nu te doen? Geen dader in zicht. Mogelijk zat hij binnen. Maar wat deed de stofzuiger voor de deur?

Terwijl we daar zo stonden stak een hoofd om de deur van enkele woningen verderop. Een bejaarde man vertelde ons dat ‘die gek van boven’ een ruit insloeg en hard ‘brrrrrrrrrrrrrrrrr’ riep. Op onze vraag of ‘die gek van boven’ nog binnen in de woning was, wist de man geen antwoord te geven. Via de ingeslagen ruit de deur geopend en naar binnen gegaan. Voorzichtig, want je weet het nooit. Ik moet nog vertellen dat ik met een vrouwelijke collega was. Dit terzijde, maar het komt zo van pas. Langzaam liepen we door de woning. Halverwege stond er een tas in de woning. Zo’n bruine ‘weekendtas’. In de tas een mixer, een wekker, een lepel en een koffiefilter. Verder lag er naast de tas een bos met sleutels. Niet begrijpend liepen we door. Nadat we een slaapkamer hadden herkend, gingen we naar binnen. In het bed lag een ‘hoopje’ mens. We riepen deze persoon aan en schudden een beetje ‘heen-en-weer’. Er kwam beweging in het lichaam. Het bleek een ‘zij’ te zijn. Een vrouw op leeftijd. Het zag er alleen wat vreemd uit. Ze had haar gebit niet in. Dat bleek in een glas op het nachtkastje te verblijven. Ze rechtte zich en het werd alleen maar vreemder. Ze miste haar linker arm en sprak de woorden: ‘O, wat leuk. Herman en Diana. Ik ga gelijk koffie zetten.’ We probeerden haar vervolgens te vertellen dat we niet ‘Herman en Diana’ waren, maar twee politieagenten op weg naar een inbreker. Het kwam maar half door. Ze besefte het pas echt, toen ze haar koffiefilter niet kon vinden. Toen was ze een en al oor. We vertelde haar dat het beter was dat ze terug naar bed ging en dat wij later terug zouden komen.

Met de sleutelbos gingen wij op onderzoek uit. De vierde verdieping was ons doel. ‘Die gek van boven’ kon namelijk alleen op de vierde verdieping wonen. Er was geen vijfde. Na een paar deuren te hebben geprobeerd, paste de sleutel op de vierde deur. Omdat Nederland Nederland is, moet er een ‘bevel tot binnentreden’ komen. Via de ether hebben we zo’n papiertje besteld. Na een half uurtje met een geopende deur in onze handen te hebben gestaan, verscheen het ‘bevel.’ Wij naar binnen. Voorzichtig, want je weet het nooit bij een ‘gek’. Langzaam liepen we door. Een opening rechts. Dat was de keuken. Naar binnen. Achter de hoge koelkast zat een lichaam ineen gekropen. Direct erop afgesprongen en recht gezet. Wat een vreemde kreten kwamen uit dat rechtgezette lichaam! Boeien en afvoeren. Vreemd persoon. Smal, slungelachtig manspersoon. Aan het bureau werd hij ingesloten. Hij sloeg daarbij kreten uit van een afgelegen melkwegstelsel. Nadat we de mevrouw zonder arm en gebit gerust hadden gesteld zijn we teruggegaan naar het bureau.

Na enige tijd gingen we naar de aangehouden verdachte om een verklaring af te nemen. We maakten de celdeur open. "Hebben je ze?" Grote vraagtekens stonden boven onze hoofden. "Wie moeten we hebben", was ons antwoord. "Nou de vijf ontsnapte Chinezen." Hij raasde in een keer door. "De ijskappen van de Noordpool zijn gesmolten. Heel China is ondergelopen. Alle Chinezen zijn naar Middelburg gevlucht. Ze zaten in de woning onder me. Ik heb ze bijna allemaal gevangen met mijn stofzuiger. Ik zag ze zo gaan over de galerij. Brrrrrrrrrrrrrrrr, ik heb ze bijna allemaal gevangen. Er ontsnapten er maar 5. Je hebben ze toch wel?"

Bronnen