Middelburg Dronk

Kroegpraat

(Naar Bommel om Huib en Willem te zien (Rob 2 maart 2016))
(Naar Bommel om Huib en Willem te zien (Rob 2 maart 2016))
Regel 80: Regel 80:
 
===Naar Bommel om Huib en Willem te zien (Rob 2 maart 2016)===
 
===Naar Bommel om Huib en Willem te zien (Rob 2 maart 2016)===
 
[[Bestand:Alejandro_2015.JPG|miniatuur|rechts|280px|]]
 
[[Bestand:Alejandro_2015.JPG|miniatuur|rechts|280px|]]
Marinus Nijhoff’s dichtregel ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ draag ik sinds mijn schooldagen met me mee. Later kreeg de regel een nieuwe dimensie toen er in 1993 aan de Markt in Middelburg een café met de naam Bommel werd geopend. Hans de Graaff, een echte Olie B. Bommel-fan, gaf de zaak de naam. Helaas overleed Hans een paar jaren later aan de gevolgen van een motorongeluk. Sindsdien is er elk jaar een motortocht die de herinnering aan hem levend houdt.
+
Marinus Nijhoff’s dichtregel ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ draag ik sinds mijn schooldagen met me mee. Later kreeg de regel een nieuwe dimensie toen er in 1993 aan de Markt in Middelburg een café met de naam [[Bommel]] werd geopend. Hans de Graaff, een echte Olie B. Bommel-fan, gaf de zaak de naam. Helaas overleed Hans een paar jaren later aan de gevolgen van een motorongeluk. Sindsdien is er elk jaar een motortocht die de herinnering aan hem levend houdt.
 
Na Hans kwamen Ans en Rogér Mastbooms in de Bommel. Ans kende ik als fanatieke rugbyster van Oemoemenoe, die wel eens een biertje in Seventy Seven deed. In die tijd werkte Willem Nieuwdorp in Sev, maar hij ging later in de Bommel werken, net als Huib Labeur. Huib en Willem nemen in 2009 de Bommel over en sindsdien ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.
 
Na Hans kwamen Ans en Rogér Mastbooms in de Bommel. Ans kende ik als fanatieke rugbyster van Oemoemenoe, die wel eens een biertje in Seventy Seven deed. In die tijd werkte Willem Nieuwdorp in Sev, maar hij ging later in de Bommel werken, net als Huib Labeur. Huib en Willem nemen in 2009 de Bommel over en sindsdien ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.
  

Versie van 23 apr 2016 om 20:57

Kroegpraat cover.PNG

Kroegpraat: columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de Middelburgse en Veerse Bode

Vanaf juni 2015 schrijven redacteurs Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen columns over de Walcherse horeca in de De Middelburgse & Veerse Bode, onder de naam Kroegpraat. Deze columns zijn ook terug te vinden op de columnpagina van De Bode. Columns die Rob en Edwin eerder onder de naam 'Barcodes' schreven voor de PZC (tussen 6 december 2013 en 20 mei 2015) zijn terug te vinden op de gelijknamige pagina op Middelburg Dronk. Oudere columns voor Kroegpraat zijn te vinden op de archiefpagina van Kroegpraat.

April 2016

Blurring après la lettre (Edwin 20 april 2016)

In 2016 doen vijf Zeeuwse gemeenten mee aan de proef ‘mengvormen horeca en detailhandel’, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Die mengvormen worden ook wel aangeduid als ‘blurring’ of als branchevervaging. Het komt erop neer dat veel ondernemers graag ook producten en diensten zouden willen verkopen, die de wet- en regelgeving nu verbiedt. Denk aan een kaaswinkel die een wijnproeverij wil organiseren of aan een café waar kunst wordt verkocht. De uitkomsten van het experiment worden gedeeld met staatssecretaris Martin van Rijn, als hij aan het einde van 2016 de huidige Drank- en Horecawet evalueert. Ook in het geval van deze proef zijn er voor- en tegenstanders. Ondernemers die jarenlang hadden te maken met allerlei regeltjes en bijbehorende kosten vinden het niet eerlijk dat ondernemers uit andere branches in zekere zin mogen concurreren, zonder aan die regels te moeten voldoen. Dat is begrijpelijk. Overheden zouden daar een vorm van compensatie voor moeten vinden. Tegelijkertijd beseffen ook zij dat er veel is te zeggen voor de ondernemingsvrijheid, zoals die bestond in het tijdperk van vóór al die regeltjes.

Hoe zag dat er dan uit? Welnu: de Drankwet werd ingevoerd in 1881. Uit een telling van de gemeente Middelburg bleek dat de stad het jaar daarvoor de nu onvoorstelbare hoeveelheid van 195 ‘tapperijen’ telde, op ruim 16.000 inwoners. Die tapperijen waren echter niet allemaal cafés, zoals wij die nu kennen. Ook in sommige winkels werd alcohol geschonken en soms was een ‘bierhal’ niet meer dan een veredelde woonkamer. Tegelijkertijd waren cafés meer dan horecagelegenheden alleen. Het waren echte ontmoetingsplekken, zoals herbergen dat in de eeuwen ervoor ook waren. In herbergen kon je eten, drinken en overnachten, maar de zaken fungeerden vaak ook als locatie voor kooplieden en notarissen. Er werden huizen en landbouwgronden geveild, maar er werd ook kleding verkocht of medicijnen. Op de sites van Veere Dronk en Middelburg Dronk wemelt het van de oude krantenadvertenties die dat illustreren.

In de latere cafés en koffiehuizen zag je zulke nevenactiviteiten nog lang terug. Er zijn talloze voorbeelden, ook in Middelburg. Rond 1900 adverteert de voorloper van café De Reutel, het Volkskoffiehuis, regelmatig met het aanbod van hoeden en andere kleding. Eigenaar Izaak Pauwe runde in hetzelfde pand ook een tabakszaak. In Sint Joris, de voorloper van Café Bommel, was het op donderdagen een komen en gaan van Walcherse boeren die achterin de zaak hun geldzaken kwamen regelen. Vertegenwoordigers van banken en andere instellingen hielden daar kantoor. Bij de buurman, kruidenier Dronkers, werden hun vrouwen in een achterkamer verwelkomd met koffie en thee, om bij te komen van de reis naar de hoofdstad. Een stukje verderop was café De Koophandel, voorloper van Seventy-Seven, dé verzamelplaats voor bodediensten. In advertenties werd de zaak net zo makkelijk als ‘bestelhuis’ aangeduid.

Ik ga hier niet beweren dat het vroeger allemaal beter was, maar duidelijk is dat mengvormen altijd normaal zijn geweest. En zo voelt het nog steeds. Loop Robuust op de Markt maar eens binnen. Dat is, behalve een koffiebar, ook een platenzaak en barbier. Heel modern en tegelijkertijd ouderwets. En daarom hip. Je zou het met een knipoog ‘blurring après la lettre’ kunnen noemen.

Bieren in de Lange Jan (Rob 13 april 2016)

In den beginne, zo rond 1890, opende de Gorinchemsche Bierhal op het adres Koorkerkhof A118, op de hoek van de Reigerstraat in Middelburg. Pieter Jacobus Karreman was de eigenaar en hij was niet voor één gat of zaak te vangen. Karreman zat namelijk in dezelfde periode in een koffiehuis aan de Wagenaarstraat en schonk ook een drankje in het prachtige pand De Steenrotse aan de Dwarskaai. Hij verkocht de Gorinchemsche Bierhal in 1908 aan William Seymour en die veranderde de naam van de zaak in de Lange Jan. Kort geleden liep ik beeldend kunstenaar Han Reijnhout tegen het lijf. Hij is zeer handig met zijn handen en van vele markten thuis. Han vertelde dat hij een afbeelding van een ets had: ‘The Lange Jan Cafe’, Middleburg’. De ets werd rond 1913 gemaakt door de Brit Leslie Moffat Ward. Han dacht dat er misschien wel een verhaal voor de Middelburg en Veerse Bode in zat. Dat verhaal werd dus geschreven. Bij dezen dank ik Han voor de tip. Zo loop ik wel vaker tegen iets moois aan. William Seymour verkocht de Lange Jan in 1923 aan Johannes Brandenburg. Hij koos voor de naam Torenzicht. Zes jaar later verhuurde hij zijn negotie aan Marinus Bek en die opereerde weer onder de naam Lange Jan. Bek was bekend met de uitdrukking ‘adverteren doet verkopen’ en hij adverteerde in 1932 met de tekst: ‘Bier. Bier. Vanaf Donderdag 6 October groot glas bier 10 cent. Café ‘De Lange Jan’, Middelburg. Aanbevelend M. Bek’. Zo kon je voor weinig bieren in de Lange Jan.

Johannes Heeren kwam in oktober 1934 in de zaak. Eind 1935 tekende Johannes Surendonk een huurcontract en hij zette de Lange Jan in het zonnetje. Na vijf jaar van redelijke voorspoed begon de ellende. Het pand leed aan een verzakking en er kwamen grote scheuren in de muren. De Lange Jan moest zowel binnen als buiten worden gestut. De courant schreef: “Naar wij vernemen zal herstel wel niet meer goed mogelijk zijn en zal wel tot algeheelen herbouw moeten worden besloten.” De Lange Jan overleefde de beschietingen of het bombardement – daar raken de historici het nooit over eens- van mei 1940. Toch werd het pand een jaar later gesloopt. Dat betekende het einde van de Lange Jan.

Surendonk zat in 1940 in hotel Sonnevanck aan de Blauwedijk, maar moest het hotel een jaar later van de hand doen. Hij was zeker twee illusies armer en vertrok met meer dan gemengde gevoelens uit Middelburg. Later kwam Piet Maljers in Sonnevanck. Hij zat eerder in de Vriendschap aan de Kapellestraat in Veere. Ome Piet, ik was een oom-zeggertje, is echter een verhaal dat later wellicht nog eens wordt verteld. De teloorgang van de Lange Jan is eigenlijk een historisch misverstand. Men moest en zou herbouwen, maar vergat het pand na herbouw een horecafunctie te geven. Waarom, dat weet niemand. Het was wellicht een dubbeltje op z’n kant. Dat is jammer, want ik had graag nog eens gebierd in de Lange Jan.

Aan komen waaien in Aagtekerke (Rob 6 april 2016)

De dorpen aan de kust van Walcheren zijn altijd al rijker met horeca gestoffeerd dan de dorpen in het hart. Niet zo gek, want in de kustplaatsen kwam men kuren of van zee en strand genieten. Vooral Domburg en Westkapelle werden door de eeuwen heen druk bezocht door deze, gene en de toevallige passant. Hoewel pootje baden niet meer is dan voetje vrijen met de zee doet men het van Ritthem tot Vrouwenpolder. Nog steeds. Het vlakke van Walcheren, het landbouwhart, kent voor mij een schoonheid die zee en strand evenaart, zo niet overtreft. De blik heeft altijd ruim baan, aangezien het coulisselandschap gelukkig dun gezaaid is. Ik fiets vaak over het vlakke, zeker in de zomer als de fietspaden aan de kust worden overwoekerd door gehelmde noorderburen en aanverwante dwaalgasten met het paard achter de wagen. Nee, geef mij het vlakke van Walcheren maar dat zelfs in de zomer een oase van rust is.

In het voorjaar fiets ik vaak naar slager Wisse in Meliskerke om daar een streng boerenleverworst te kopen. Heerlijke boerenleverworst die kan wedijveren met de boerenleverworst van slager Koets in Westkapelle. Afijn, na Meliskerke zet ik vaak koers naar andere oorden. Een poosje geleden kwam ik aanwaaien in Aagtekerke. Dorstig als ik was, dorstte ik naar een versnapering, maar helaas was Hotel Kodde gesloten. Het seizoen was nog ver, dus daar had ik alle begrip voor. In Domburg leste ik alsnog mijn dorst. In vroeger tijden, eind 18e eeuw, hadden Leendert Maljers en Janna de Landmeter een herberg annex winkel aan het Dorpsplein in Aagtekerke. De familie Maljers zat tot 1927 in de herberg die in dat jaar werd overgenomen door Andries Dekker. Later kwamen ook zonen Hendrik en Wannes in de zaak, maar dat verhaal is al eerder verteld.

Het verhaal van Hotel Kodde begon in 1961 wanneer Pieter Kodde pension hield aan de Burgemeester Bosselaarstraat 14. Op vrijdag 7 mei 1968 heropende Pension Kodde en was het schoonvader Floris Maljaars die de opening verrichtte, zo meldde de courant. Hij draaide de sleutel om van het pension dat ruimte bood aan 22 personen. Het pand bestond uit ‘een zaal met een zithoek, met vergaderruimte voor 60 tot 80 personen. Voorts zijn er tien twee persoonskamers en twee één-persoonskamers’. Op 13 mei 1987 heropende de zaak opnieuw. Sinds die dag heet het Hotel Kodde. Twee jaar later trouwde Pieter’s zoon Jan met Jolanda Smaardijk en zij kwamen ook in het bedrijf. Toen Pieter Kodde op 8 augustus 1996 overleed, stonden Jan en Jolanda er samen alleen voor. De appel valt in de horeca echter vaak niet ver van de stam. Dat is ook bij de Kodde’s het geval. Zo staat Jan en Jolanda’s zoon Stefan Kodde al een tijdje achter de kachel in het Domburgse Badhotel. Het spreekt voor zich dat ik binnenkort een keer fietsenderwijs poolshoogte ga nemen in Hotel Kodde. Met de wind in de rug hoop ik dan aan te komen waaien in Aagtekerke. Men zij gewaarschuwd.

Maart 2016

Gezelligheid in hotel du Commerce (Rob 30 maart 2016)

Du Commerce 1890.PNG

Hotel du Commerce aan de Loskade in Middelburg is al jaren een vaste waarde. Reizigers die per trein arriveren, worden als door een magneet aangetrokken door het uitnodigende hotel. Sinds 1997 is Chris Luken eigenaar van du Commerce. Luken verdiende een fortuin aan de zogenaamde Hotelbon en richtte de Fletcher Groep op. Hotel du Commerce is onderdeel van de Fletcher groep, evenals Hotel Zuiderduin in Westkapelle. Jan Cornelis Verseput opende het hotel in 1885 en trouwde een aantal jaren later met Elisabeth de Kat. Het was met recht een horecahuwelijk, want Elisabeth’s vader Willem Cornelis de Kat was op dat moment eigenaar van logement de Eendracht aan de Varkensmarkt. Ook Jan had het niet van een vreemde, want in 1883 kocht zijn moeder Wilhelmina Verseput-Verhulst het bewuste pand aan de Loskade. Zij opende er een koffiehuis dat de naam Gezelligheid kreeg. En gezelligheid kent geen tijd. Afijn, de gezelligheid kon twee jaar later niet op in hotel du Commerce.

In 1893 werd Verseput eigenaar van hotel de l’Europe in Domburg en zes jaar later opende hij Grand Hotel Verseput aan de Middelburgse Lange Delft. Hij was zoals men dat nu noemt een echte entrepreneur. Abraham van Overbeeke werd in 1917 eigenaar van hotel du Commerce. Hij zat later nog in de Sint Jorisdoelen aan de Balans, Le Baron Chassé aan de Gortstraat en eindigde op het adres Loskade 19. Hier begon hij in 1940 hotel Overbeeke. Rond 1984 opende hotel Le Beau Rivage in het pand en het hotel van Gerard Kooman is er anno nu nog steeds. Vanaf 1936 werd Du Commerce een echt familiehotel in de enge zin van het woord. Hubertus van Waegeningh, die tegelijkertijd de Gouden Zon aan de Lange Delft uitbaatte, werd eigenaar van het hotel. Hij werd op enig moment opgevolgd door zoon Jozef, die Hubertus ook opvolgde in de Gouden Zon. Jozef van Waegeningh was tevens een periode kastelein in sociëteit de Vergenoeging aan de Markt. In 1960 nam Gerardina van Waegeningh de fakkel over van vader Jozef. Ze stond erop mejuffrouw te worden genoemd dus mejuffrouw zou het zijn. Gerardina zat vol plannen en opende in 1975 restaurant de Twee Compagnieën dat een aparte ingang aan de Stationsstraat kreeg. Het restaurant werd van meet af aan gerund door Cor de Koster en Frans d’Huy. De laatste opende later pension Roelant in de Koepoortstraat, nu B&B ‘t Poorthuys. Lo Lagaaij, hij zat eerder in hotel Suisse aan de Markt, werd in 1979 bedrijfsleider in Du Commerce, maar een jaar later verkocht Gerardina haar hotel. Robert Bursian werd in 1980 eigenaar van hotel du Commerce.

Op de beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek staat een vreemde foto van Jaap Wolterbeek waarop bedrijfsleider Frans d’Huy de dis deelt met twee hondjes terwijl Rosemarie Bursian een drankje serveert. Meteen dringt zich Bomans’ regel ‘Ik wou dat ik twee hondjes was dan kon ik samen spelen’ op. Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken. In 1997 volgde Luken Bursian op en was de cirkel rond.

Van Bimmel naar Kreta (Rob 23 maart 2016)

De geschiedenis van een pand is vaak een verhaal met haken en ogen. Zo trouwde de grootvader van Rinus Bimmel in 1902 met een winkeliersdochter. Heel wat anders dan een winkeldochter. Samen beginnen ze een winkel in grutterswaren aan de Dorpsstraat 7 in Oostkapelle. In 1929 komt Rinus’ vader in de zaak, in 1941 zijn broer en Rinus komt in 1951 ook in de zaak.

Inmiddels vaart de zaak onder de Végé-vlag en verandert gaandeweg in een supermarkt. De kleine middenstand krijgt steeds meer klappen en in 1977 moeten de gebroeders Bimmel de zaak van de hand doen. Rinus zoekt ander emplooi, maar verzamelt in de loop der jaren allerhande winkelspullen. Wanneer hij met pensioen gaat opent hij in zijn tuin de zogenaamde ‘Wienkel van Bimmel’ waar al die gespaarde spullen een plaatsje krijgen. Rinus blijft eigenlijk zijn hele leven winkeltje spelen. Op 15 maart 1978 openen El en Jaap Koelewijn café-restaurant Elja – ‘what’s in a name’ – in het pand en nog datzelfde jaar openen ze ook strandpaviljoen De Branding, nu strandpaviljoen Berkenbosch. Ze blijven tot 1985 in Elja en verkopen dat jaar de zaak aan P. Markusse. Markusse opent op 8 februari van dat jaar zijn zaak en noemt hem Dorpszicht. Na twee jaar komt Adrie Dagevos, later uitbater van de Belgische Loodsensociëteit in Vlissingen, in de zaak en hij wordt op zijn beurt in 1990 opgevolgd door Henk Ossewaarde en Yvonne de Haan.

De foto bij deze aflevering van Kroegpraat, die Wim Helm op 12 mei 1991 maakt, laat van hun biertjes genietende ringrijders zien. Het tafereel zou echter ook plaats hebben kunnen vinden in café De Muizeval van Piet den Hollander aan de Dorpsstraat 3 waar ook weleens een koele blonde de kelen smeert. Piet heeft het pand eigenhandig tot café verbouwd en verkoopt zijn negotie, niet het pand, in 2000 aan Jaap Sturm (Baas Jaap) van Sturm en Dekker. Baas Jaap’s dochter Miriam en Jeroen Roose openen Italiaans restaurant La Piccola Mondo in het pand, maar dat is een ander verhaal. Terug naar Dorpszicht dat Henk Ossewaarde en Yvonne de Haan in 1997 van de hand doen. De heer Kourtakis, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in het bezit van de Griekse nationaliteit, is de koper en hij geeft zijn restaurant de naam Kreta. Misschien is hij dus een Kretenzer. Helaas weet ik weinig tot niets van de heer Kourtakis, behalve dan dat zijn voorletter een A is. Misschien komt Veere Dronk via deze Kroegpraat meer aan de weet.

Op enig moment neemt Marja Davidse Kreta over van de heer Kourtakis, wellicht in 2006, want in dat jaar start de Facebook-pagina van ‘Grieks Restaurant Kreta te Oostkapelle’. Zo blijft de geschiedenis van het pand een zaak met haken en ogen. Van Bimmel naar Kreta is dus eigenlijk van Bimmel naar Davidse, want zij zit nog steeds in haar restaurant. Je schijnt er uitstekend te kunnen eten en dat ga ik, wind en weder dienende, in de komende lente zeker een keer doen. Het is altijd goed toeven in Oostkapelle.

Je reinste linke soep (Edwin 16 maart 2016)

Oortjes en Schuttershofcomplex vanaf stadhuis 15122015.jpg

Ergens iets van vinden is nooit zo moeilijk. Je bent voor of tegen een bepaald besluit, je vindt iets mooi of niet. Maar als je probeert zo neutraal mogelijk te zijn en een mening te vormen op basis van argumenten van voor- en tegenstanders van een bepaald onderwerp, dan is dat ergens iets van vinden opeens niet zo makkelijk meer. Neem nu de recente discussies over de sluitingstijden van de horeca op Walcheren. Die worden in Vlissingen en Middelburg, bij wijze van proef, voor de duur van respectievelijk een jaar en zes maanden verruimd. Het is zo’n onderwerp waar in ieder café regelmatig over wordt gesproken aan de bar. De een is tegen alle vormen van overheidsbemoeienis, de ander wijst juist op de voordelen van regulering. Zo simpel als het lijkt is het allemaal niet. Het gaat over jongeren die veel later op stap gaan dan vroeger. Het gaat over veiligheid, omzetten en inkomstenderving. Over concurrentie, politie-inzet, en de gunfactor. Over vrijheid, jaloezie en politiek. Over regeltjes, overlast en arbeidsomstandigheden. Over beleving, vertrutting en dorst. Als je het zo opsomt klinkt het allemaal wat overdreven, maar het zijn allemaal subthema’s die ik voorbij heb horen komen aan de toog. Probeer er dan nog maar eens iets van te vinden op basis van goede argumenten. Ik kijk in ieder geval wel uit. Als ik dat zou willen zou ik het naadje van de kous moeten weten, maar eerlijk gezegd vind ik de kous als geheel al meer dan voldoende. Er zijn eenvoudigweg te veel partijen en factoren die een rol spelen.

Dat neemt niet weg dat ik me over het gehele proces keer op keer verbaas. Dat de kwestie al jaren speelt is bekend, maar juist daarom was het best opmerkelijk dat de proef opeens werd aangekondigd en al zo snel gestart mocht worden. Opmerkelijk was ook dat de Middelburgse burgemeester in aanloop naar het besluit stelde dat er op Walcheren te weinig politie beschikbaar is om de sluitingstijden van Middelburg en Vlissingen gelijk te kunnen laten lopen. Grappig was dat kort na de bekendmaking van de proef in Middelburg (‘uitloop’ in cafés tot 3.00 uur in het weekend) Vlissingen bekendmaakte een proef te starten met openingstijden tot 5.00 uur. Daarmee leek dat politieprobleem sowieso niet meer aan de orde te zijn. Maar vorige week nam het verhaal opnieuw een wending. De proef is weliswaar niet van de baan in Middelburg, maar hij gaat nog niet van start op 1 april, zoals eerder werd aangekondigd. En ondernemers die langer open willen blijven moeten eerst een concreet plan indienen waarin staat hoe zij overlast denken te gaan voorkomen.

Het doet je een beetje duizelen allemaal, of je nu een neutrale partij denkt te zijn of niet. Om het weer een beetje luchtig te maken is het dan wel aardig om te kijken hoe dat vroeger ging. In een Middelburgse verordening uit het jaar 1754 kom je in ieder geval wel duidelijkheid tegen. Zo werd het ‘alle groote en kleine Herbergiers en Tappers binnen die Stad’ bevolen dat ‘zy gedurende den Winter des avonds voor negen en des Zomers voor tien uuren hunne Huizen moeten sluiten … Tot bewaaring van de Ruste en voorkoming van alle onordentlykheden’ uiteraard. Maar wat wil je ook? Toen schuimden ’s avonds zielverkopers (ronselaars) van de VOC de straten nog af. Je reinste linke soep.

De meissen van Jan Klant (Rob 9 maart 2016)

Het behoeft geen betoog dat vriendschap een hoog goed is. Vriendschap werd vaak gedeeld in een herberg of café dat zijn naam eer aan deed en nog steeds doet. Kijk maar naar café-restaurant Vriendschap aan de Middelburgse Markt waar men gezien is en wil worden. Ik richt me vandaag echter niet op Middelburg, maar op Westkapelle. Rond 1860 openden Jakob Roelse en echtgenote Flora Louwerse een herberg annex winkel aan de Zuidstraat. De zaak kreeg de naam, je voelt het al aankomen, de Vriendschap. Ze bleven zestien jaar in de zaak en vertrokken toen naar Montfoort waar ze een herberg hadden overgenomen. In 1876 werden Willem den Hollander en echtgenote Kornelia Adriaanse de nieuwe eigenaren van de Vriendschap. Wanneer zij in 1888 het veld aan de Zuidstraat ruimden, brak het tijdperk Kaland aan, een tijdperk waaraan geen einde leek te komen.

In 1887 trouwde Jan Kaland met Mientje Verstraate en nauwelijks een jaar later zaten ze in de Vriendschap. Jan Klant, zoals hij op Wasschappel werd genoemd, had ook één of meer koeien, die hij achter de herberg stalde. Zo zag men in de Zuidstraat vaak een koe de Vriendschap in stappen, niet voor een glas melk, maar omdat de stal riep. Jan had zo te zeggen zijn koetjes op het droge. Toen Jan in 1926 op 65-jarige leeftijd overleed, zetten Mientje en haar dochters Lourina en Mientje de zaak voort. In 1937 stierf Mientje Verstraate op 73-jarige leeftijd en stonden Lourina en Mientje er samen alleen voor. Maar de ‘meissen van Jan Klant’ waren niet voor een kleintje vervaard. Het waren meiden die van aanpakken wisten en dat was maar goed ook, want toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, brak ook in Westkapelle de hel los.

De Vriendschap werd in 1944 met de grond gelijk gemaakt en Lourina en Mientje openden een noodcafé in een houten barak, die tevens dienst deed als kantine van Rijkswaterstaat. Het noodcafé stond ongeveer op de plaats waar nu het Polderhuis, het museum met de meeste vaste klanten ter wereld, staat. Op 15 oktober 1956 was het noodcafé verleden tijd, want op die dag werd een splinternieuwe Vriendschap geopend op het adres Zuidstraat 113. Het feest en de mokjes jonge klare waren niet van de lucht.

Ik weet niet of het te maken had met een minder wordende gezondheid, maar in 1962 besloten de gezusters Kaland een beheerder aan te nemen, Middelburger Pieter van Schaik. Zes jaar later verwisselde Lourina het tijdelijke voor het eeuwige. Ze werd 68 jaar. In 1971 verkocht Mientje Kaland de Vriendschap aan Jacobus Wisse. Aangezien Wisse een winkel in textiel in het pand begon, verviel de horecafunctie. Het hemd is voor sommigen nader dan de rok. De meissen van Jan Klant trouwden nooit. Ze hadden genoeg aan elkaar en geen behoefte de Vriendschap te delen. Het waren sterke en pronte wuven tot de tand des tijds aan hen begon te knagen. Mientje overleed in 1997 op 92-jarige leeftijd, de gezegende leeftijd der sterken.

Naar Bommel om Huib en Willem te zien (Rob 2 maart 2016)

Alejandro 2015.JPG

Marinus Nijhoff’s dichtregel ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ draag ik sinds mijn schooldagen met me mee. Later kreeg de regel een nieuwe dimensie toen er in 1993 aan de Markt in Middelburg een café met de naam Bommel werd geopend. Hans de Graaff, een echte Olie B. Bommel-fan, gaf de zaak de naam. Helaas overleed Hans een paar jaren later aan de gevolgen van een motorongeluk. Sindsdien is er elk jaar een motortocht die de herinnering aan hem levend houdt. Na Hans kwamen Ans en Rogér Mastbooms in de Bommel. Ans kende ik als fanatieke rugbyster van Oemoemenoe, die wel eens een biertje in Seventy Seven deed. In die tijd werkte Willem Nieuwdorp in Sev, maar hij ging later in de Bommel werken, net als Huib Labeur. Huib en Willem nemen in 2009 de Bommel over en sindsdien ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.

Oudere Middelburgers zoals ik weten dat Bommel sinds mensenheugenis de naam St. Joris had. De eerste, bekende eigenaar was Adriaan Westdorp. Hij zat in 1779 in St. Joris en verkocht zijn herberg aan de ‘Groote Markt op de hoek van de Helm’ voor 1100 pond Vlaams (ongeveer 198.000 euro). Na Westdorp volgde een rits eigenaren, te veel om op te noemen, dus we pakken de draad weer op in 1947. In dat jaar werd Piet Wanjon, een Souburgse achternaam bij uitstek, eigenaar. Wanjon was eerder beheerder van Hotel Poelman tegenover de Reutel in de Stationsstraat. Piet Wanjon had de bijnaam ‘Piet Bus’, omdat hij vaak buitenlandse bustoeristen zijn zaak binnen wist te lokken met de regel: ‘Very good tea and coffee, over there please’. Het was een man met een missie. Cees Mulder werd in 1964 eigenaar van St. Joris. Ik heb hem heel goed gekend. Je kon hem schilderen aan de stamtafel van Suisse, ook aan de Markt, waar Lo Lagaaij de scepter zwaaide. Bij Suisse was ik kind aan huis, want het stond een paar panden verder dan mijn geboortehuis op Markt 61, boven café Juliana. Met zoon Loe Lagaaij haalde ik wel eens kattenkwaad uit en dronk ik ook mijn eerste biertje. In de kelder van Suisse dronken we soms de kontjes uit flessen Oranjeboom. Sindsdien beviel het merk Oranjeboom me steeds minder en minder. Mulder hield wel van een drankje, maar maskeerde dat door zogenaamd mineraalwater te drinken dat vergezeld was van een fikse tic wodka. Suisse had een rijkelijk gevulde stamtafel waar vooral op donderdagen en in het weekend stevig werd getafeld. Aangezien vriendin Ans Parinussa er werkte, bleef ik op de hoogte van wat er zich in Suisse afspeelde.

Huib en Willem spreek ik vrij regelmatig, vooral ’s morgens vroeg als ik terug kom van mijn dagelijkse wandeling door de stad. Wij zijn de stad en weten qua horeca van de hoed en de rand. Als ik om een nieuwtje of biertje verlegen zit, ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.

Archief Kroegpraat

Oudere columns zijn te vinden op de archiefpagina van Kroegpraat

Bronnen