| ||||||
|
Beschrijving
Hotel ´t Raedthuys bestond al gedurende de jaren ´40 - verschillende advertenties en artikelen in de PZC getuigen daarvan. Van 1938 tot 1941 zat A. van der Weele in de zaak en heette het hotel Terminus. In 1961 werd de heer M.C. Heestermans eigenaar; hij bleef dat tot 1970. Taveerne 't Raedthuys was begin jaren '70 gevestigd aan de Lange Noordstraat 34, behorend bij Hotel 't Raedthuys. In januari 1974 opende ene D. Verkerk de bar, maar later dat jaar (oktober) kwam de zaak alweer in het nieuws toen de nieuwe eigenaars, het echtpaar Kosters-Maas, het restaurantgedeelte van het hotel lieten vervallen. Zij legden meer nadruk op de cafefunctie. Zij plaatsten ook een wedstrijdbiljart in de zaak. Eenvoudige snacks en uitsmijters waren nog wel verkrijgbaar. Op de plaats waar 't Raedthuys zich bevond is nu bejaardencentrum Bachtesteene te vinden. 't Raedthuys was een opvolger van Zeelandia, National en Het Wapen van Middelburg (3).
Geschiedenis
Foto's
Naamgeving
Eigenaars
- A. van der Weele
- M.A. Heestermans
- D.Verkerk
- Het echtpaar Kösters-Maas (Netty en Ludo)
Mooie verhalen
- Merijn Heestermans
In wezen zou iedereen zich een vijand moeten aanmeten – al was het maar om scherp te blijven – doch tegelijkertijd tevens een schutspatroon, iemand die je leert dat je, om een of andere reden, leeft en niet alleen leeft. In sommige culturen is degene die je schut je vader en ik had de mazzel dat men in betreffend geval van een bisnummer zou kunnen spreken. Natuurlijk was het Piet, mijn vader, die me leerde dat ieder mens zijn of haar eigen mens was en dat je altijd langzaam moest spreken; de anderen – volgens Sartre de hel, en dat was, en is, niet echt bezijden de waarheid – beschikken nu eenmaal niet over snelheid van begrip. Mijn tweede vader heette Merijn Heestermans, een levendige jongen uit Oude Tonge die de wereld bestormde met een vrije geest waar ik nog steeds jaloers op ben. Hij had het vak van banketbakker geleerd, werd kok en moest plotseling, in het voetspoor van de vaderlandse geschiedenis, naar de Oost. Hij kon er prachtig over vertellen, dagen die zich als een feest aaneen regen, die van de heuvels rolden als muntstukken uit een broekzak. Later begreep ik dat het niet zo eenvoudig lag, dat de dagen wat harder in zijn schouder beten dan vermeend, zich wat dieper in zijn geest nestelden dan gedacht.
Kende hem al van mijn kinderjaren, vriendelijke, op het oog, lijdzame man die een fantastische ‘Steak Zingara’ a la Escoffier serveerde in 't Raedthuys. Ik at er als kind de sterren (beetje flauw) van de hemel en verdiende er als jongetje ook mijn eerste centen als bordenwasser. Maar er was meer, veel meer, zo was Merijn degene die mij, als broekje in de taal, ‘On the road’ van Jack Kerouac te lezen gaf – een boek waar ik gelukkig nog steeds niet van genezen raak. Het klinkt als Old Skool, maar so be it; tegenwoordig twittert men – de grote ogen bij het kleine feest – in woorden die zich wanhopig een verhaal trachten te wanen; de knijpkonterigheid van het medium. Enfin, niet gedraald, Merijn ging na Nederlands-Indië als kok varen bij de koopvaardij en was zichzelf een Columbus. Ik hoor zijn verhalen nog: Sinatra live in New York, god die dood is, Astrud Gilberto in Impanima en de wereld werd, verhaal na verhaal, even tactiel als een postzegel. Hij vertelde ook, dat hij nog eens een keer was achtergevaren in Montevideo – de ogen van een dame geboden hem als het ware nog een aantal maanden de spiegel van zijn ziel te zijn. En ach, wat wil je dan, iedere jongen in de ban van een verhaal versmelt met hetgeen hij zijn evenbeeld wenst – althans ik wel.
En er was meer, nog veel meer, die levenskunstenaar uit Oude Tonge gaf me ook muziek van Miles Davis en Eric Dolphy – allebei tot de eeuwigheid bevorderde trompettisten, alleen de laatste stierf als diabeticus aan een overdosis aan honing - it’s just too good too be true; doch dit terzijde. Eenmaal in Middelburg raakte Merijn al snel bevriend met mijn vader, wat resulteerde in avonturen waarover mijn moeder nog steeds aanstekelijk kan lachen. Zo kende 't Raedthuys een kaartclub (men speelde bieden of in plat Zeeuws ‘biejen’) waar zowel Merijn als mijn vader lid van waren, en werd er frequent na sluitingstijd nog gespeeld. Wanneer de politie kwam controleren ging heel de kaartclub looppas richting achteruitgang (Lombardstraat); eigenaar Merijn liep in dat geval, als gewillig slachtoffer van de algehele hilariteit, altijd voorop. Soms word je als schrijver meegenomen - nee, bijna betoverd – door je eigen verhaal en dat is bij mij nu het geval, maar ach, het zij zo; les absents ont toujours tort. Nog eentje dan, nog één keer een kleine onhebbelijkheid van degene die ik wellicht veronachtzaamd heb – en dat spijt me nog altijd – toen de moed me ontbrak. Mijn vader ging ieder jaar met een select gezelschap naar de Zesdaagse van Antwerpen en Merijn behoorde natuurlijk tot die club van intimi. In die jaren was spaarzaamheid een deugd, dus Merijn schuimde de kas vanzelfsprekend slechts periodiek lichtzinnig af. Het mooie was dat hij die steelse bankbiljetten altijd bewaarde in platenhoezen van Miles Davis etc. – de uitdrukking ‘met de muziek mee’ komt daar wellicht vandaan.
- De Spanjool
Aangezien mijn vader bevriend was met eigenaar Merijn Heestermans kwam ik in mijn kinderjaren vaak in 't Raedthuys. De zaak was ruim beklant met hotelgasten zoals handelsreizigers en vertegenwoordigers die er periodiek verbleven wanneer Zeeland werd aangedaan. In de zomer was het een komen en gaan van toeristen, zowel in het hotel alsook in het restaurant, maar het restaurant, waar ook veel Middelburgers aten, had ook een belangrijke caféfunctie. Er was een kaartclub en ook een biljartvereniging die zelfs de naam van het hotel droeg.
In het café kwamen vogels van verschillende pluimage, Middelburgse types die met naam en toenaam bekend stonden. Een van hen was Janus Leijnse die half Middelburg beter kende als 'de Spanjool', zoals je ook 'De Rus' had (zie De Harlekeijn ). De Spanjool handelde in oude metalen en daarnaast ook in kerstbomen. Wanneer de kerstdagen naderden toog hij met vrachtwagens en los personeel naar de Ardennen om daar dennenbomen te kappen die vervolgens werden doorverkocht aan, zeg maar, tussenhandelaren in Middelburg. Later werden beide handelsvormen overgenomen door zoon Tonny, die het oude-metalenbedrijf aan de Kleverskerkseweg verder uitbouwde.
Wanneer de Spanjool een bezoek aan 't Raedthuys bracht, kwam hij nooit alleen. Hij werd altijd gereden, want op zo'n avond werden er vaak verschillende zaken bezocht, door een voor de gelegenheid ingehuurde chauffeur. Tevens was hij vergezeld van een lijfwacht, wat voor die tijd toch wel een bijzonderheid was. Ik weet niet waarom die lijfwacht over hem waakte, maar het riekte wel naar iets spannends. Het verhaal gaat dat Janus Leijnse zijn bijnaam kreeg omdat hij nog zou hebben meegevochten in de Spaanse burgeroorlog, doch dat blijft vooralsnog een apocrief verhaal.
Adres en contactgevens
Lange Noordstraat 34
4331 CB Middelburg
Externe links
Bronnen
- Foto's: Beeldbank Zeeland