Middelburg Dronk

De Roode Leeuw

 

De Roode Leeuw

Lange Noordstraat 6-8
4331 CD Middelburg

 

Een stadsherberg in de (Lange) Noordstraat die al bestond in de 16e eeuw. In 1562 kocht de Gemeente Middelburg dit pand om het later in gebruik te nemen als woonhuis voor de 'stadskamerbode' (de conciërge van het Stadhuis). Uit een artikel uit de Middelburgsche Courant: "Zes jaar later (1570)kocht de stad het huis De Roode Leeuw dat door een straatje van het stadhuis met zijn twee aangrenzende woningen was gescheiden maar er misschien door een bovengang toch gemeenschap mee kreeg. Later werd het bewoond door den Stadskamerbode.

Foto's

Meer afbeeldingen zijn te vinden op De_Roode_Leeuw/fotos.


Geschiedenis

1562
Dierick Woutersz

In het boek Beeldenstorm in Middelburg (zie bronnen) over die roerige periode in Middelburg in 1567 wordt op pagina 36 Dierick Woutersz opgevoerd als herbergier in De Roode Leeuw.

1576
Cornelis Jansz

In het Kohier 100ste penning huizen en erven Middelburg van 1576 meldt dat De Roo Leeuw wordt bewoont als huerder door Cornelis Jansz. - hij moet 7 pond Vlaams betalen.

1670
Servaes van de Groenewal

De stadsrekening van 1670 geeft aan dat Servaas van de Groenewalle conciërge van De Roode Leeuw is - de stad betaalt hem hiervoor een bedrag van 50 pond Vlaams. In de stadsrekening van 1673 wordt hij, naast conciërge van De Roode Leeuw, tevens opgevoerd als kamerbode van de Thesauriers en dat voor het zelfde loon van 50 pond Vlaams. Wanneer Servaes van de Groenewal in 1694 overlijdt staat hij geregistreerd op het adres lange Noordstraat (zeeuwengezocht [1]).

1673
Josephus Nevejans en Abraham Geleynsz

In de stadsrekening van 1673 staan Josephus Nevejans, Abraham Geleynsz. te boek als conciërge van De Roode Leeuw - zij ontvangen ieder een loon van 50 pond Vlaams.

1693
Jan van de Groenewal

Met ingang van 4 november 1693 wordt Jan van Groenewal conciërge van De Roode Leeuw en ook belast met het onderhoud er arenden.

1705
Jacobus Drabbe

De stadsrekening van 1705 meld dat Jacobus Drabbe Jr. stadsbode werd en hiervoor 100 pond Vlaams in geld als recognitie betaalde. In december 1704 was trouwde hij met Aduwyna Pothol (zeeuwengezocht [2])

1744
Dirk Luijmes

In de Verzameling Handschriften 849-7, gedateerd 16 mei 1744, wordt Dirk Luijmes opgevoerd als conciërge in De Roode Leeuw. Hij overlijdt op 22 december 1766 (zeeuwengezocht [3]).

1765
Louis Coine

Louis Coine is stadsbode in 1765, maar overlijdt een jaar later (zeeuwengezocht [4]).

1766
Adriaan van Heusden en Jozua Nevejans

Adriaan van Heusden volgt Louis Coine in 1766 op - hij bleef in de herberg tot zijn overlijden in 1782 (zeeuwengezocht [5]). In 1767 is ook Jozua Nevejans, zo geeft een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 12 november 1767 aan, stadsbode - er waren wellich meer kapiteis op het schip nodig. Nevejans overlijdt op 17 januari 1772 ([6]) en wordt opgevolgd door G.M. Kock.

1772
G.M. Kock

In 1774 zwaait G.C. Kock nog steeds de scepter in De Roode Leeuw - hij wordt op enig moment opgevolgd door Cornelis van Eeuwigh.

1783
Cornelis van Eeuwigh

Een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 1 maart 1783 geeft aan dat Cornelis van Eeuwigh stadsbode is - het is niet bekend wanneer hij voorganger G.C. Kock opvolgde. Van Eeuwigh is de laatste stadsbode annex exploitant van De Roode Leeuw, aangezien de herberg tussen 1780 en 1784 wordt afgebroken - Cornelis van Eeuwigh overlijdt op 21 januari 1811 (zeeuwengezocht [7]).

Naamgeving

Wellicht is De Roode Leeuw vernoemd naar voorganger De Liebaard, dat in heraldieke zin Leeuw betekent. Later kregen nog veel meer Zeeuwse horecagelegenheden deze naam, zoals b.v. de Roode Leeuw (2) en herbergen in Nieuw en St.Joosland, Domburg en Sluis. In Sluis lag deze herberg ook direct achter het stadhuis.

Bijzonderheden

  • In 1562 kocht de stad het huis naast de weeskamer uit de nalatenschap van mr. Pieter Jan Thorensz voor 82 pond Vlaams en 10 groten
  • Wellicht bestond er een familierelatie tussen zowel Servaes en Jan van de Groenewal alsook Josephus en Jozua Nevejans.
  • De stad Middelburg hield arenden (zie de tekst uit de stadsrekeningen rechtsboven en ook het mooie verhaal Wapendier hieronder) en niet alleen omdat die in het stadswapen voorkomen. De arenden werden vooral ingezet bij de bestrijding van de duivenplaag die toen ook al woedde.
  • Men hanteerde dezelfde formule die bij sociëteiten werd gebruikt - de stadsbode was conciërge annex exploitant van de herberg.
  • Uit een boekje over het Theatrum Anatomicum in Middelburg:
    "Vanaf 1632 is er sprake van echte anatomische ontledingen, die toen plaatsvonden in een van de bovenkamers van he t Gasthuis. Vergaderen deden de chirurgijns daar niet. Dat deden ze ofwel bij de deken aan huis, of in een herberg meestal in De Roode Leeuw op de Markt waar de 'teerkosten' soms hoog opliepen. De bewuste kamer in het Gasthuis, de 'capelle-kamer', was echter moeilijk bereikbaar, omdat de lijken van beneden naar boven moesten worden getransporteerd. Door 'die meerdere roeringen' werd 'stank en puttersvactie' veroorzaakt, ' tot misnoegen van diegeene die over de proeven inclineeren te staan'"
  • In het boek Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Volkeren, XIXde deel, vervolgende de Beschryving der Vereenigde Nederlanden, En wel in 't byzonder handelende van Zeeland - Isaak Tirion, 1751 - staat het volgende: " Beneden aan de Westzyde van 't Stadhuis is een schoone overwelfde Vleeschhal; en agter het zelve in de Noordstraat een huis genaamd de Roode Leeuw, de Stad toebehorende, 't geen door een Koncierge bewoond wordt en tot verscheidene gebruiken dient"'
  • Uit een artikel uit de PZC van 1941 blijkt dat het stadhuis van Middelburg tussen 1780 en 1784 werd uitgebreid aan de zijde van de Noordstraat. Herberg De Roode Leeuw werd toen afgebroken/bij het stadhuis getrokken. In het artikel wordt gemeld dat De Roode Leeuw inderdaad was verbonden met het stadhuis, door middel van een galerij die over de Noordstraat liep. Het artikel vermeldt ook dat de herberg onder meer gebruikt werd voor de verkiezing van kiesmannen en de maaltijden van de stadsregenten.

Mooie verhalen

Een brief van Johan Simon aan Servaes van de Groenewal

Van de website 'Brieven als buit' een brief van een dienaar genaamd Johan Simon, aan conciërge Servaes van de Groenewal, van 1672. De ietwat slordige transcriptie:

Eersaame Ende seer Discrete S Servaes van de Groene wal In de Roode Leew Tot Middelburge. onder couvert van een vriendt

Mijn seer Goede vriendt,

Ick schrijve ue met alle Gelegentheijt En Ick krijge noit tijdinge van ue. Ick bid ue wilt doch eens schrijve En laet my weten hoe het met u is En met ue famille Ick heb ue geschrive hoe dat Ick Pieter Jaspersen of heerense Eenigh suijker van my In hadde om aen ue te leueren En hoe ue mij eens hebt geschreven maer geen mentie daer af Gemaeckt of vE die hebt ontfangen of niet Ende nu schrijf Ick met hem selve Isset saeke dat ue de suijcker niet ontfangen En hebt soo kunt ue hem spreken, ick heb noch Een cognoissement bij my die sal Ick ue senden als t ue belieft daer was dertien hondert ponden In twee vaeten. Dat is alle het Geene Ick vE voor dese mael kan schrive verwachtende Een brief van ue. Ick blijve alle mijn leven,

Monsieur En Goede vriendt Ue onderdanigen Dienaer Johan Simon


Uit de rubriek Barcodes: Machtige maaltijden in De Roode Leeuw (Rob 08 augustus 2014)

Nieuwe Doelen ca 1900.JPG

We zien in een spiegel en in het duister soms een wazig beeld van een vervlogen, gouden eeuw. Manon en Marco Adriaanse hadden juist een ander, helder beeld van de toekomst op hun netvlies toen ze een dik jaar geleden besloten het roer half om te gooien. Als gepokt en gemazelde koks – Manon stond eerder achter de kachel in o.a. De Mug en De Peperboom en Marco in De Kameel en De Bourgondiër – waren ze toe aan een nieuwe uitdaging. Op dat moment waren ze eigenaar van Peper en Zout en Mes & Vork, twee aan elkaar grenzende restaurants aan het begin van de Lange Noordstraat tegenover het voormalige stadhuis in Middelburg.

Mes & Vork, op nummer 6, verdween van de kaart en maakte plaats voor Peper & Zout. Op de oude locatie van Peper & Zout, op nummer 8, begonnen ze het Zeeuws Ministerie van Chocolade & Culinaire zaken. In de negentiende eeuw hadden ze hun chocolade bijna met een kruiwagen kunnen ophalen bij de firma Fak Brouwer die een chocolademolen in de Korte Noordstraat had - een kruiwagen was, en is nog steeds, een handzaam en multifunctioneel voertuig. De huidige minister-president van het Zeeuws Ministerie, 5-jarige dochter Kate Adriaanse, zou het kruiwagentraject als een wervelwind hebben afgelegd – doch dit terzijde.

Het eerste stuk van de Lange Noordstraat kent een fascinerende horecageschiedenis. Zo kocht de gemeente Middelburg er in 1562 het pand De Roode Leeuw dat de functie van stadsherberg kreeg. De stadhuisbode of -conciërge had tevens de functie van herbergier. In de herberg hadden o.a. vergaderingen, aanbestedingen en verkiezingen van kiesmannen plaats en vanzelfsprekend werden de stadsregenten en hun relaties er uitgebreid gefêteerd op machtige maaltijden. Om het pendelen tussen herberg en stadhuis te faciliteren werd er een galerij aangelegd die de afstand tussen de eerste etages van beide panden overbrugde – een wandelgang voor hoge heren. De locatie van de stadsherberg is enigszins duister, maar wellicht was dat aan het begin van de Lange Noordstraat, omdat De Roode Leeuw in 1784 wordt afgebroken in verband met de uitbreiding van het stadhuis. De veronderstelling van genoemde locatie vindt bijval in een publicatie over het Theater Anatomicum: “Vanaf 1632 is er sprake van echte anatomische ontledingen, die toen plaatsvonden in een van de bovenkamers van het Gasthuis. Vergaderen deden de chirurgijns daar niet. Dat deden ze ofwel bij de deken aan huis, of in een herberg meestal in De Roode Leeuw op de Markt waar de ‘teerkosten’ soms hoog opliepen.”

Op de veronderstelde locatie wordt in 1879 hotel De Nieuwe Doelen geopend – een groot, uit twee panden bestaand hotel dat in 1940 wordt verwoest. De Nieuwe Doelen verkast naar de Loskade, waar het hotel nog steeds staat, en op de oude locatie vindt herbouw plaats. Toen de Adriaanse’s zich een jaar geleden nieuwe doelen stelden, bleef de natte horecacirkel van de locatie voorlopig nog steeds gesloten; de gemeentelijke herbergier van De Roode Leeuw zou daar wel chocolade van hebben kunnen maken.

Loterij schutterij


Wapendier, De Middelburgse arend gekooid

Wapen Middelburg 1600-1800.jpg

Johan Francke van de Zeeuwse Bibliotheek schreef in De Wete van januari 2014 een prachtig verhaal dat de titel Wapendier. De Middelburgse arend gekooid, 1590-1858 draagt. Het verhaal gaat in op de Middelburgse arend in al zijn facetten en de relatie met herberg De Roode Leeuw. De tekst wordt hier met toestemming van de auteur gepubliceerd. Op de tekst rust wel auteursrecht. Voor hergebruik dient nogmaals toestemming te worden gevraagd.

Inleiding

Een vogel in het stadswapen is een thema dat in de hele Europese cultuur bekend is, maar ook het houden van levende exemplaren. Zo heeft Londen sinds de vroege 16de eeuw zijn zes zwarte raven in de Tower (aangevuld met een zevende reserve vogel) die de troon van Engeland bewaken. Het volksgeloof wil dat als de raven vergaan of uitvliegen de Engelse troon zal vallen en met de troon geheel Groot-Brittannië. Om dat te voorkomen zijn de raven aan de linkervleugel gekortwiekt zodat er sowieso niet te vliegen valt. In Lissabon wordt elke thuiswedstrijd van voetbalclub Benfica (dat als clublogo een adelaar heeft) opgeluisterd door de clubmascotte, een arend, die over het veld vliegt en op de middenstip land. De leden dragen dan ook de bijnaam ‘as aguias’, of ‘de adelaars.’ De Nederlandse voetbalclub Vitesse heeft in navolging hiervan in 2008 een naar het club- en stadswapen van Arnhem refererende adelaar ingezet, die naar de naam Hertog luistert. Vitesse is op het sportieve vlak sindsdien succesvoller geworden. Voordat Middelburg degradeerde tot provinciestadje in de periferie van Nederland bezat de stad ook zijn eigen arend, vaak meer dan één zelfs, die de macht van de stad symboliseerde.

De Middelburgse zeearend

De Middelburgse stadsarenden zijn waarschijnlijk alle exemplaren van de Europese zeearend (Haliaeetus albicilla) geweest; de allerlaatste stadsarend in ieder geval. De Europese zeearend is de grootste roofvogel van Europa en heeft, naast de mens, geen natuurlijke vijanden. Een volwassen exemplaar meet 70 tot 92 centimeter, weegt 4 tot 7 Kg. en heeft een vleugelspanwijdte van 200 tot 250 centimeter. Vanwege vorm en grootte van zijn vleugels wordt de vogel ook wel de ‘vliegende deur’ genoemd. Andere opvallende kenmerken zijn de grote gele snavel, donkerbruine verentooi, die bij de kop lichter bruin is (de Amerikaanse zeearend heeft een karakteristieke geheel witte kop), diep gevingerde vleugels en een witte staart. Jonge onvolwassen vogels hebben die witte staart overigens nog niet, die ontstaat pas rond het vierde of vijfde levensjaar. De overgebleven Middelburgse arend (zie afbeelding) lijkt dan ook jong te zijn gestorven. Een voordelige karaktereigenschap bij het houden van de arend is dat deze geen territoriumdrift kent, goed met soortgenoten overweg kan en er zelfs mee samenwerkt. Sinds 2006 kent Nederland weer één of meer broedparen in de Oostvaardersplassen en het Lauwersmeer. De arend heeft als top-predator een reusachtige oppervlakte aan leefgebied nodig. Hij jaagt op open water, maar ondanks zijn naam doet vermoeden is dit vooral zoet water, zoals grote plassen, meren en rivieren die omgeven zijn door bossen of open terrein. Mits er voldoende dieren in leven. De prooien van de zeearend zijn vissen, aas, konijnen, hazen, meerkoeten, ganzen en zelfs reeën en vossen. De Europese zeearend leeft echter voornamelijk in Noord-Europa in de Noorse fjorden, Noord-Zweden, Finland en Rusland. De stadsarenden werden waarschijnlijk van jongsaf aan gekooid gehouden en hebben wellicht zelfs nooit gevlogen. Er is waarschijnlijk nooit naar het dierenwelzijn omgezien en vele exemplaren zullen door de stadsjeugd getreiterd zijn in hun kooi en van verveling zijn weggekwijnd. Door de arenden alleen vleesafval te voeren kregen de dieren een veel te eenzijdig dieet en werd hun instinct onderdrukt om zelf prooi te moeten vangen. De trotse arend zal er in zijn kooi niet zo fier hebben uitgezien als het stadswapen doet voorkomen.

Middelburg en zijn stadswapen

Het stadswapen met burgt én arend is er niet vanaf het begin van de stad geweest. In 1423 brandde het oude stadhuis van Middelburg af. De precieze lokatie daarvan is niet bekend, maar wel dat het vleeshuis of de vleeshal zich aan de Burgh bevond. Het oude stadhuis zou zich direct naast de vleeshal hebben bevonden en in de Lange Delft hebben gestaan. In 1430 werd gestart met de bouw van het nieuwe stadhuis en daarin kwam de vleeshal links in de onderste galerij van het stadhuis. Zowel stadhuis als vleeshal zouden een belangrijke rol gaan spelen voor de Middelburgse stadsarend. Sinds ongeveer het jaar 1000 is de zwarte adelaar op een gouden veld het wapensymbool van de Duitse keizers. Na 1417 werd de keizerlijke adelaar doorgaans dubbelkoppig afgebeeld. Vanaf de late middeleeuwen wordt deze adelaar in het Middelburgse stadswapen afgebeeld. De arend of adelaar is een symbool van moed, kracht, scherp inzicht en hoge idealen; het dier staat aan de top van de voedselketen en daarmee symboliseerde de stad haar positie ten opzichte van de omringende plaatsen. Op het oude bordes van het nieuwgebouwde stadhuis (dat in 1756 werd veranderd) was het wapen van Middelburg afgebeeld als een schild waarop de burgt stond afgebeeld die rustte op de borst van een arend. Op de voordeur was ter plaatse van het sleutelgat datzelfde schild rustend op de borst van een dubbele arend afgebeeld, met de keizerlijke kroon daarboven. Volgens Verheye-van Citters heeft Middelburg, met grafelijke toestemming, haar wapenschild gekregen, waarbij het schild op de borst van een zwarte arend rustte omdat het gebeente van de Roomse koning Willem II, graaf van Holland en Zeeland in 1282 in de Abdij werd begraven. Die adelaar werd door de koning in zijn schild gedragen. Naast de enkele arend wordt ook de dubbele arend gebruikt, maar niet door alle instanties. Regenten van het Arm- en Burgerweeshuis, alle publieke gebouwen en ook het stadhuis zelf werden gesierd door de dubbele arend. Deze dubbele arend werd gevoerd door de Duitse Keizer Maximiliaan I, die voogd was van Karel V als graaf in Zeeland (van 1505-1516). Het Roomse Rijk had daarnaast een rechtscollege in Middelburg en het wapen van dit college voerde eveneens de dubbelkoppige adelaar. Steden die bijzondere betrekkingen met de keizer onderhielden namen dit symbool dikwijls in hun eigen wapen op. Zeeuwse voorbeelden daarvan zijn Middelburg, Brouwershaven en Breskens. Daarnaast komen ook adelaars voor in het wapen van Arnemuiden, ‘s Gravenpolder, 's-Heer Arendskerke en Buttinge, maar deze hebben niets met de keizer te maken.

Het stadhuis en het arendshuisje

Sommige van deze plaatsen hielden symbolisch één of meer levende arenden in een arendhuisje voor het stadhuis; zo ook Middelburg. Arendshuisjes kwamen verder voor in Arnemuiden en merkwaardigerwijs in Zierikzee, dat helemaal geen arend in het wapen voert. In deze plaats hing een kooi boven de ingang van de vleeshal aan de Meelstraat. De meeste steden die de keizerlijke kroon en adelaar in hun stadswapen voerden hadden een gekooide adelaar in bezit. Deze adelaars kregen op stadskosten te eten, maar werden wel dikwijls verwaarloosd. Gezien de plaats van de vogelkooi pal naast de vleeshal is het waarschijnlijk dat de Middelburgse arenden werden gebruikt voor de keuring van het vlees dat in de hal werd aangeboden of dan toch in ieder geval werden gevoed met het slachtafval dat in de hal werd geproduceerd. In Middelburg stond het arendshuisje, dat in 1858 werd afgebroken, links op de hoek van de Vleeshal. Die hoek werd vroeger de Helm genoemd, naar de herberg die daar in het verleden ooit had gestaan, het doodlopende stuk straat heet nu nog steeds Helm.


Er zijn grosso modo drie afbeeldingen van het arendshuisje bij het stadhuis. De eerste is een afbeelding of een bewerking daarvan waarvan de vroegste datering 1595 is. Het is een gravure van Pieter Bast. Daarop is links van de Vleehal een stenen huisje zichtbaar met een half piramide dak waarvan de nok tegen de onderste punt aankomt van het voetstuk dat de speklaag naar de eerste verdieping doorsnijdt en waarop zich het meest linkse beeldenpaar van de façade bevind. Er liggen waarschijnlijk leistenen op het dak en rechts onderin is een houten deurtje zichtbaar. Er is een grote open zijde aan zowel de noord-west als de noord-oost zijde van het stadhuis naar de Markt toe, waarin zich spijlen bevinden. De adelaars zaten dus goed beschut tegen de wind. In een gravure uit 1696 zoals die werd gebruikt in de ‘Cronyk van Smallegange’ is een ander soort huisje zichtbaar. De vensters zijn hier vervangen door twee vensters aan de voorzijde naar de Markt toe waarin zich een traliewerk van horizontale en vertikale spijlen bevind. Volgens Bruggeman zou het huisje van hout zijn geweest, maar dat betwijfel ik; in ieder geval voor wat betreft het tweede adelaarshuisje. Op een plattegrond van de grondverdieping van het stadhuis uit 1670, 1740 en ook van 1853 is duidelijk te zien dat het adelaarshuisje een stenen aanbouw aan het stadhuis is. Het adelaarshuisje uit 1853 is overigens het derde exemplaar. Het is namelijk bekend dat het adelaarshuisje in 1786 werd vernieuwd. Mogelijk is het venster in de 18de eeuw nogmaals gewijzigd, zoals een Franse tekening uit circa 1750 lijkt te suggereren. Hoewel hiervan geen goede afbeeldingen bekend zijn heeft het huisje vermoedelijk tot aan de sloop in 1858 geen wijzigingen meer ondergaan. Uit dat jaar bestaat een tekening van het stadhuis , en daarop is het adelaarshuisje inderdaad niet meer te zien op zijn vaste plaats links van de vleeshal. In de plattegrond van 1670 en 1740 is bovendien nog een detail te zien dat op andere afbeeldingen ontbreekt. Er is ook een opening (deur of venster) aan de linkerzijde te zien. Waarschijnlijk werd het huisje dus met een deur aan de zijde van de Helm/Vlasmarkt geopend, want elders zijn geen openingen meer te zien. De gemeenteraad besloot in de vergadering van 20 oktober 1858 het huisje definitief af te breken. Het stadhuis moest geschilderd worden en het huisje stond al enige jaren leeg omdat de laatste bewoner overleden was. In Zierikzee verging het de arenden ongeveer net zo. Daar werd het arendshuisje eerst naar de achterzijde van het stadhuis verhuisd, voordat het enkele jaren later definitief werd gesloopt.

Kosten en onderhoud van de stadsarenden

Voor het onderhoud van de arend(en) werd jaarlijks tussen de £Vls. 12 (in 1621-1622) en £Vls. 6:13:4 (in 1683) betaald, waarbij gedurende lange tijd £Vls.8:6:8 (het exacte equivalent van 50 gulden) de standaard vergoeding lijkt te zijn geweest. Het Pond Vlaams (£Vls.) was de rekeneenheid in Zeeland, maar het is waarschijnlijk dat de gulden in het betalingsverkeer courant was. Gezien het vaste bedrag zal dit gebaseerd zijn op een vergoeding waarvoor de verzorger de vogel op jaarbasis werd geacht te voeden en verzorgen en niet de werkelijke kosten. Uit dit bedrag blijkt wel dat de arenden bepaald geen goedkope vogels waren. Een gewone arbeider verdiende in de 17de eeuw ongeveer tussen de 150 en 180 gulden op jaarbasis. De aanschafkosten van de arend varieerden tussen 1595 en 1791 tussen de £Vls. 1:15:4 (1774) en £Vls. 5:10:3 (in 1679) waarbij een prijs van iets meer dan £Vls. 4 (circa € 11,-) normaal lijkt te zijn geweest. Een en ander zal afgehangen hebben van de ouderdom van de vogel, waarbij nestvogels het goedkoopst geweest zullen zijn. Uit deze prijs blijkt opnieuw dat naast de verzorging een dergelijke vogel ook duur in aanschaf was. De arenden werden waarschijnlijk verzorgd door een stadsbode en in ieder geval vanaf 1656 door de concierge van de herberg de Roode Leeuw. Voor wat betreft het jaar 1693 is de naam van die concierge zelfs bekend, dat was Jan van de Groenewal. De Roode Leeuw was oorspronkelijk een huis dat aan het stadhuis grensde. Daar werden recepties en vergaderingen gehouden. Het huis stond via een overloop vanuit een bakstenen poortje op de verdieping van de hal in verbinding met het stadhuis. In 1670 werd dit huis afgebroken en werd ter plaatse een nieuw stuk aan het stadhuis aangebouwd. Dit is het achterste stuk van het stadhuis aan de zijde van de Markt-Lange Noordstraat. De concierge van de Roode Leeuw was dus ook een bode in dienst van het stadsbestuur van Middelburg. Waarschijnlijk vormde de verzorging van de arend een aanvulling op het salaris van de stadsboden.

In de 19de eeuw moest volgens Van Wallenburgt ‘de knape der [vlees]hal’ voor de arenden zorgen. De functie lijkt in de loop van de 18de of 19de eeuw dus van de stadsboden naar de jongste bedienden van de vleeshal te zijn overgegaan.

Aantallen bij het Middelburgse stadhuis gehouden arenden en de kosten daarvan , 1592-1858.


De allereerste stadsarend is waarschijnlijk een exemplaar geweest dat door de Middelburgse koopman Melchior de Moucheron –een broer van Balthazar de Moucheron- aan het stadsbestuur cadeau werd gedaan. In datzelfde jaar kreeg Arnemuiden zijn eerste stadsarend als geschenk van een Middelburgse koopman, wellicht dezelfde Melchior de Moucheron. De stadsarend komt voor het eerst voor in de stadsrekeningen van 1592. Het is onduidelijk hoe de steden aan de gekooide zeearenden kwamen. Ongetwijfeld is hun aantal in die tijd veel groter geweest dan de enkele tientallen exemplaren die nu nog in Nederland in het wild leven. Waarschijnlijk werden de jonge vogels direct uit het nest in een kooi gestopt. De zeer regelmatige, soms bijna jaarlijkse aanschaf van de arenden lijken er op te wijzen dat ze nimmer hun normale leeftijd van circa twintig jaar bereikten.

Marinus de Meester kreeg in 1592 £Vls. 7:10 (omgerekend € 20,36) voor het houden en verzorgen van de arend die bij het ‘vleijs huijs’ (de vleeshal) stond. Waarschijnlijk heeft deze of een andere arend niet meer lang geleefd, want in 1595 kocht de stad voor £Vls. 4 (€ 10,86) een arend van Roeland Herbelle, een ‘cusenier’ of cuisinier zoals wij zouden zeggen. Deze Herbelle was niet alleen verkoper, maar ook kok en verzorger van het dier, want een jaar later kreeg hij £Vls. 20 (€54,30) ‘over dat hij een jaer lanck besorcht heeft van cost de twee arents vande stadt.’ Tussen 1595 en 1600 heeft de kok Herbelle in ieder geval voor de arenden gezorgd en daar jaarlijks hetzelfde bedrag voor ontvangen. In 1597 kreeg Herbelle eenmalig een kleine opslag voor de verzorging, hij ontving toen £Vls.20:5:5 (€ 55,03). Hieruit kan opgemaakt worden dat er gedurende langere tijd twee arenden tegelijk werden gehouden. Omdat ook in omringende steden en dorpen arenden aanwezig waren zullen de Middelburgers wellicht gedacht hebben er maar een schepje bovenop te moeten doen. Uit de rekening van 1611 blijken er drie arenden aanwezig, waarvoor toen £Vls. 21 (€57) aan verzorging en onderhoud werd gerekend. Het aantal gehouden stadsarenden is doorheen de pakweg 270 jaar geschiedenis daarvan instabiel geweest. Vanaf 1624 is er in de rekeningen nog slechts sprake van één arend. Het onderhoud was hiervan opgedragen aan de stadsbode en die ontving daarvoor £Vls.12 (€32,58) per jaar, maar het jaar daarop nog slechts £Vls. 8:6:8 (€22,62), hetgeen er op zou kunnen duiden dat de tweede arend halverwege het jaar 1621 is overleden.

In 1627 was de vogelkooi voor de vleeshal opnieuw conform het stadswapen gevuld met twee arenden, maar in 1636 waren er opnieuw drie. Tussen 1644 en 1649 had het stadsbestuur zelfs steeds vier of vijf adelaars tot de beschikking. De kosten voor meer exemplaren werden relatief wel goedkoper, want voor vijf stuks was het stadsbestuur gemiddeld £Vls.41:13:4 op jaarbasis kwijt. In 1650 onderhield de stad vijf arenden en in de jaren 1652, 1656-1658 en 1671-1673 vier stuks. In tussenliggende jaren zoals 1654, 1661 tot 1663 drie arenden en in 1655-1656 twee stuks. Het aantal stadsarenden zou na 1673 nog enige tijd op drie blijven steken om daarna af te nemen. In 1679 werd een levende arend aangekocht voor £Vls. 5:10:3. De transportkosten hiervan bedroegen vijf schellingen (€ 0,68), dus kennelijk moest het dier van buiten Walcheren komen. Dat het de stad economisch slechter verging is aan de adelaarsstand te zien. In 1700 was er nog slechts één arend over, die werd verzorgd door de stads-kamerbode, die daar £Vls. 8 voor kreeg. In 1735 waren er opnieuw twee stuks. Aan het eind van de 18de eeuw was er nog slechts één arend over. Wel werden nog regelmatig nieuwe arenden aangekocht, zoals in 1761 voor £Vls. 4:6:8, in 1763-1765, twee of drie jaar later nog eens twee stuks voor £Vls.7:19 en in 1769 nog een. In 1774 werd er zelfs een arend voor slechts £Vls.1:15:4 gekocht en in 1791 nog een exemplaar.

In de strenge winter van 1830 kwamen veel vogels naar Walcheren overwinteren. Onder hen een jonge arend die nabij Veere werd gevangen en door de Middelburgse stadsregering werd gekocht om in het arendshuisje geplaatst te worden. De krant meldde verder ‘het onderhouden van eenen arend schijnt alhier, reeds van ouds, als eene zinspeling op het stedelijke wapen, te hebben plaats gevonden.’ De laatste arend was al enkele jaren daarvoor gestorven en sindsdien had de stad er geen meer gehad. Overigens werden op Walcheren in die tijd al geen arenden meer aangetroffen. Wanneer deze arend gestorven is en of dit daadwerkelijk de laatste stadsarend was is niet bekend, maar ergens tussen de jaren dertig en de jaren vijftig van de 19de eeuw is de laatste stadsarend van Middelburg gestorven. Deze Europese zeearend werd opgezet voor de natuurhistorische collectie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en huist thans in het Zeeuws Museum. Voor de arenden is het maar goed dat zij nu in vrijheid kunnen vliegen al zou het een bijzondere toeristische attractie zijn indien een nieuwe Middelburgse stadsarend boven de wekelijkse donderdagmarkt zou cirkelen om daar de waren van poelier, slager en visverkoper aan een versheidskeuring te onderwerpen.

Johan Francke

Bronnen:

  • Frank Bruggeman, Botanical pleasure, Middelburg: Zeeuws Museum, 2011, p.111-112.
  • J. Verheye van Citters, ‘Iets aangaande het wapen, de keizerlijke kroon boven hetzelve en de zegels der stad Middelburg’, in: Archief (1856, deel I) 3-5.
  • ZB, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten (Afbeeldingen van oude bestaande gebouwen), recordnr. 658.
  • Bruggeman, 111-112 en Krantenbank Zeeland, L. van Wallenburg, ‘Adelaarskooi aan stadhuis van Middelburg’, in: Provinciale Zeeuwse Courant, 28 maart 1959, pag. 5.
  • H.M. Kesteloo, ‘De stadsrekeningen van Middelburg VII-VIII. 1650-1700’, in: Archief (1901) 18.
  • Ibidem, 92, 102.
  • Unger, 26.
  • H.M. Kesteloo, De stadsrekeningen van Middelburg IX. 1700-1810’, in: Archief (1902) 88.
  • Van Wallenburg, 5.
  • Krantenbank Zeeland, Middelburgsche Courant, 29 mei 1876, pag. 1 en A. Prinsen, Balthazar de Moucheron voorloper van de VOC, Middelburg, 1987, p.5.
  • Bruggeman, 111-112.
  • H.M. Kesteloo, ‘De stadsrekeningen van Middelburg IV, van 1550-1600’, in: Archief (1891) 40.
  • H.M. Kesteloo, ‘De stadsrekeningen van Middelburg V. 1600-1625’, in: Archief (1899) 58.
  • H.M. Kesteloo, ‘De stadsrekeningen van Middelburg VI. 1626-1650’, in: Archief (1900) 23.
  • Kesteloo, ‘De stadsrekeningen van Middelburg VII-VIII. 1650-1700’, 18.
  • Ibidem, 92, 102.
  • Kesteloo, De stadsrekeningen van Middelburg IX. 1700-1810’, 48.
  • Krantenbank Zeeland, Middelburgsche Courant, 23 februari 1830, pag. 1.

Adres en contactgevens

Externe links

Bronnen