Middelburg Dronk

Chez verre d'or

 

Chez verre d'or

Reigerstraat 7
4331 BA Middelburg

 

Een café dat vanaf 1969 was gevestigd aan Reigerstraat 7 in Middelburg, in het pand waar nu Underground zit. Een opvolger van Amigo-bar, een voorloper van café De Reiger, Meneer Jansen, Plexat en Underground.

Geschiedenis

1969
H. (Jacky) Blitz

Eigendom van Jackey Blitz (bijnaam 'Jackey Eenbal'), voormalig barkeeper op de Holland-Amerika Line en Hotel Britannia (zie Vlissingen Dronk). In zijn tijd kreeg Chez Verre D'or Cocktailbar, zoals het toen heette, de eerste vergunning die Middelburg uitgaf voor opening tot 02.00 uur. Jacky Blitz (bijgenaamd Jackey Eenbal) beweerde zelf ooit kampioen drankjes mixen geweest te zijn.

Foto's

Meer afbeeldingen zijn te vinden op Chez verre d'or/fotos.


Naamgeving

Bijzonderheden

Mooie verhalen

De Nachtclub van Middelburg

Nachtbar Jackie Eenbal 1972.PNG

Een verhaal van Albert Prins, die in 1978 nachtclub Chez verre d'or bezocht, en niet bepaald onder de indruk was:

"Na een dag lang slenteren langs terrassen, café's en een culinaire mislukking, geef ik me over aan het nachtleven in Middelburg. Op aanraden van een ontheemde collega-gelukzoeker, zo terloops ontmoet op de Markt, komen we samen terecht in een cafe in de Herenstraat, waar ik aan de gevel de voormalige hoedjeszaak van de dames Le Cointre nog herken, maar nu volledig is aangepast aan hedendaagse horecawensen. Binnengekomen worden we meteen overrompeld door joelende scholieren, die hun vrij weekend, aanstaande vakantie en hun toekomst tegelijker-tijd aan het vieren zijn. Het bier vloeit rijkelijk, het motregent zelfs een licht buitje bierdruppels, de muziek staat loeihard, een bestelling plaatsen is een worsteling waarvoor je een pakket samengepakte pubers opzij moet duwen, met een schreeuw uit het diepst van mijn overlevings-drift bestel ik twee pils. Uit lijfsbehoud houd ik de glazen zo hoog mogelijk boven mijn hoofd en tracht een veilige weg te banen naar een rustig plekje, helaas lukt het me niet de hele inhoud over te dragen aan mijn tijdelijke vriend “Im Bunde”

Een gesprek met hem bestaat uit flarden popmuziek en wat ik aan woorden kan opvangen. Zijn moeder blijkt een Zeeuwse te zijn, waar vandaan heb ik niet kunnen onderscheiden door de herrie om ons heen. De helft van zijn leven woont hij in Italië, uit nostalgie reist hij zo eens in de één of twee jaar naar Nederland. Zoals hier gedronken wordt kan ik me in Italië niet voorstellen, dronken zijn is daar een schande, vertrouwd hij mij toe dicht bij mijn oor. Ik knikte. Dat wist ik wel, mijn Italiaanse vrienden waren dezelfde mening toegedaan bij hun bezoek aan Maastricht. Het zogenaamde “eetcafé”, hoe goed ook van reputatie, konden ze niet waarderen. Bij een goed gerecht hoort geen herrie, je zintuigen moet je koesteren. Nog voor het tot een keuze van een menu kwam keerden ze huiswaarts. Mijn naamloze vriend en ik stonden elkaar verweesd aan te kijken. Niet lang daarna besloot hij te vertrekken. Er zat niets anders op dan mijn expeditie naar dé Nightclub van Middelburg alleen voort te zetten.

Met spanning druk ik op het belletje. Het luikje gaat open en meteen ook weer dicht. De deur blijft dicht. Nog maar eens proberen. Na een poosje gaat de deur dan toch weer open, alsof eerst een beraadslaging gepleegd moest worden. “Hebt u een pasje?” vraagt de portier, hij houdt de deur vast op stand van panieksluiting. “Nee, dat heb ik niet, ik kom niet van hier.” Ik zag de man aarzelen. Zal ik hem wel, of zal ik hem niet binnenlaten. Hij besluit toch voor het eerste.

Daar sta ik dan in een heuse nachtclub. Het voormalige speelgoedwinkeltje in het Reigerstraatje, waar ik ooit mijn neus plat drukte voor de magische Märklintreinen en Fallerhuisjes, in de hoop dat Sinterklaas mijn verlanglijstje naar waarde zou raadplegen en mij niet teleur zou stellen met een surrogaat cadeautje. Nu werd de oude etalage in beslag genomen door een eilandbuffet, de beproefde vorm om gasten met elkaar in contact te brengen. Het achterkamertje is intact gebleven waar nu een piepklein dansvloertje te vinden is voor een intiem schuifelpartijtje. Achter de bar staat de barman, die me bekend voorkomt. Ken ik hem niet ergens van? Ik pijnigde mijn geheugen. Warempel, ik ken hem! Vroeger was hij drogist. Dit is heel andere koek, dan zakjes drop vullen, dacht ik. Hij kende mij natuurlijk niet meer. Ik was vroeger dat kleine knulletje, dat hijgend door de straat rende, omdat ik weer eens te laat op school kwam.

Ik bestel een Pimm’ s. Hij kent het hele drankje niet. Toch niet zoveel bijgeleerd, speelt vals door mijn hoofd. Dan maar een pils. Dat kan hij mij zonder probleem schenken. Het was het zoveelste biertje van de dag, het kwam me onderhand de neus uit. Veel is er niet te doen, de gasten die aan de bar zitten zijn allemaal mannen. Veel stof tot gesprek hebben ze blijkbaar niet. Ze zitten elkaar vreugdeloos aan te staren, of laten hun hoofd in somberheid zakken. Onderling hebben ze geen enkele band, dat is goed te zien. Maar wat zag ik wel? Is dit niet een speak-easy voor mannen van een andere genialiteit? Mijn vermoeden wordt snel bevestigd op het dansvloertje. Hier zit ik dan; in een heuse Middelburgse nachtclub. Hoe kan ik het meemaken?

Van de hele avond stappen had ik opnieuw honger gekregen. Op de kaart stonden wat kleine gerechten. Het waren de meest voor de hand liggende snacks. Geen exquise hapjes voor een exclusieve nachtclub. Gewoon; bitterballen, blokjes kaas of worst en warempel er was ook saté in de aanbieding. “Doe mij maar saté met brood,” besloot ik te bestellen. Ik had wel trek in iets hartigs en warms. Het kostte nogal wat, maar ach wat zou het, laat ik mezelf eens verwennen. Ik stelde me een lekkere royale saté voor, met een half stuk vers gebakken stokbrood en een flinke scheut pindasaus, zoals ik dat gewend was.

De nachtclubeigenaar noteerde mijn bestelling en vertrok naar zijn cuisinaire. Na enige tijd kwam hij terug met het gerecht, dat hij genereus presenteerde. Ik kon mijn ogen haast niet geloven. Twee zielige stokje saté, vergezeld van twee minibroodjes van het meest kleffe soort, dat bij elke goedkope supermarkt in het schap ligt. Is dit nu de chic van zijn nachtclub? De barman moet mijn teleurstelling hebben opgemerkt, want hij trok zich wijselijk terug op veilige afstand. Niet zeuren Appie, je moet je aanpassen, spookte voor de zoveelste keer door mij hoofd. Hier heersen andere regels, hier gelden andere inzichten. In geen mum van tijd was de saté op, ik kon er geen holle kies mee vullen. De twee kleine sponzige broodjes bleken onvoldoende om de weinige saus weg te poetsen. Ik vroeg de ex-drogist mij van wat extra brood te voorzien. Inderdaad kreeg ik opnieuw twee van die kleine zielige minibroodjes geserveerd. “Dat kost u vier gulden vijftig, meneer,” kreeg ik op kruidenierstoon te horen.

Nu begon het me echt voor mijn ogen te dazen Ik voelde me oprecht genomen door deze pretentieuze halfwassen nachtclubeigenaar. Heb ik nu kapsones, of is deze onaangepaste barman van het verkeerde soort? De saté was ook al geserveerd op een plastiek campingbordje, met een klein papieren servetje, wat ik niet in overstemming vond met de verwachting die zijn zaak had moeten oproepen. Nu ook nog extra betalen voor zoiets zieligs. Dat kan toch niet! In Maastricht zou ik gul nog een stuk vers stokbrood erbij hebben gekregen. Voor niets! Nee, aan deze man is een groot stuk van de wereld voorbij getrokken.

Ik beklaagde me luid en duidelijk voor zoveel benepen gastvrijheid, het gebrek aan dranken-kennis, de scharrigheid van het interieur, zelfs de illusie die een nightclub nu eenmaal oproept, waar ook al niet aan werd voldaan. Zichtbaar geschrokken van mijn reactie deinsde de barman terug, de portier stond op spanning om in te grijpen, de gasten werden gewekt uit hun somberheid. Er stond iets spannends te gebeuren. Helemaal niet.....Ik hoopte slechts klaarheid over te brengen wat een gast mag verwachten. Tot het laatste bonnetje heb ik alles betaald. Maar volkomen gedesillusioneerd vertrok ik naar mijn hotel, daar viel als een blok in slaap. De Lange Jan hoorde ik nog net vijf uur slaan. Het nachtleven van Middelburg kon me verder worden gestolen."

De erfenis van ome Jacob (1977)

Nog een verhaal van Albert Prins dat zich vermoedelijk afspeelt in Chez verre d'or of opvolger De Reiger:

"Het café op de hoek van het Reigerstraatje, wat eerder die dag mijn aandacht had getrokken, waar vroeger een kunsthandel was gevestigd, werd mijn derde stopplaats, op de dag dat ik uit nostalgie mijn geboortestad bezocht. Het café was matig bevolkt. “t Is mooi weer vandaag, é,” hoorde ik van de juffrouw achter het buffet. Haar Zeeuwse “é” was zonder twijfel aangeleerd. Ze bleek een Rotterdamse, die het in Middelburg had “gevonden”, zoals ze mij dat toevertrouwde. “In de Randstad is het me veel te druk. Hier is het veel rustiger, veel aangenamer te leven. Ik vind Zeeuwen vriendelijke, spraakzame mensen, Ik woon hier alweer vijf jaar.” Ze was opmerkelijk openhartig voor een kasteleinse. Waarschijnlijk was ze ook blij een nieuw gezicht te ontmoeten. Zeeland bleek voor haar een toevluchtsoord te zijn geworden, net als voor andere verwarde Randstedelingen.

Op mijn gemak dronk ik enkele glazen pils. Voor de gezelligheid bood ik de barjuffrouw ook een drankje aan. Waarom ook niet? Wat had ik anders te doen? Niets toch! Gaandeweg kwam ik in een aardig gesprek met de vriendelijke juffrouw. Zo aardig zelfs dat ik haar naam mocht weten. Ans heette ze. Het gesprek werd ruw onderbroken. Met veel bombarie stormde een jonge vent de zaak binnen. Sportief gekleed, borsthaar te kijk gezet op een bruingebrand lijf. Te sportief om het modieus te noemen, van geen smaak getuigen om het stijlvol te vinden. Ans kende de kerel. Hij bleek vaste klant maar gedroeg zich met een air alsof hij de hele tent in eigendom bezat.

Zonder ook maar met iemand rekening te houden stak hij direct van wal met een druk verhaal. Het kwam erop neer dat hij enkele dagen geleden een nieuwe auto had gekocht. Een BMW cabriolet. Hij vond het jammer dat hij zijn aanwinst niet voor de deur kon parkeren. “Et staât op d’n Dam,” verklapte hij. “k Eb een mooie cent van mien ome Jacob geôrve’” De knaap was meteen aan het spenderen geslagen en omschreef zijn auto verder. “Et is een zwarte met rooie bekleêdieng. Echt leer ‘oor. ‘k Bin d’r al een paâr keer mee langs de Markt rondgereejen. Kap ope’, da’s mooi zicht é. Adrie zag mien langs rieje, heij zwaâide naâr mien, Gistere’ zie wie nog naâr Kouwkerke gewest, ’t Is laât geworre, ‘k Eb ook nog een meid kunne’ versiere’. Erst wou ze nie’, laâter wel.” “’t Is laât geworre’”.herhaalde hij, waarmee hij zijn viriele kruistocht naar vrouwelijk schoon met overtuiging wilde bevestigen.

Ans en ik zaten er perplex bij, na de stortvloed van woorden. “Zo, zo, zei Ans, Dus Hans, dan zit je er nu warmpjes bij.” Hans nam haastig een slok; “Jaâ, dâ’ kan je wel zegge’. ‘k Eb noe een paâr ton op de bank, é.” Hans genoot van de zegeningen die hem door zijn ome Jacob zaliger waren toegeworpen. In alle drukte van het verhaal was ik nu bekend geworden met de naam van deze geluksvogel. “‘k Eb ook m’teên un reis geboekt. Over drie weke’ gaâ’k met Adrie naar Ibizâ. Is kieke wâ daâr te beleeve’ is. Misschien zien daâr ook mooie meide’ te versiere’”

Ik had het relaas van Hans aangehoord. Er was geen speld tussen te krijgen, ik schatte zijn leeftijd op niet veel ouder dan twee- drie en twintig jaar. Dat zaagt hout van dikke planken, dacht ik. Hans was ook al vaak uit eten geweest, vernam ik even later van hem. Ik kon er niet uit opmaken of het hem had gesmaakt. Hij sprak er behoorlijk omstandig over, maar wist de gerechten toch niet goed uit elkaar te houden. Wel kon hij vertellen dat de restaurants “duur” waren. En…, hij kocht zijn “goeie goed” ook op een bekend adres. In korte tijd had ik zijn halve jonge leven zien passeren. Nou, nou dacht ik, hier wordt een halve eeuw braaf leven ingehaald. En dat uit eten gaan? Ik had daar al vaker interessante belevenissen over gehoord. Dat is toch niets bijzonders. Ik doe dat als vanzelfsprekend regelmatig met groot genoegen. Daar is toch geen ophef voor nodig? Dit is de gewoonste zaak van de wereld in Maastricht.

“Dan moet je zuinig zijn op je centen, Hans,” Ans probeerde hem ervan bewust te worden, dat zijn pas verworven rijkdom kon opraken. “’k Leêf maâr eêne’ keer,“ legde Hans haar naar eigen inzicht filosofisch uit. “k Bin nie getrouwd, ‘k Eb ook geen meid, dus wâ’ geeft ut, é ” Hans wilde niet tot besef komen dat geld zo gewonnen, maar ook zo geronnen kan zijn. Ook ome Jacob zal zijn dierbare neef niet met welgevallen hebben gadegeslagen vanuit het hiernamaals. Maar die is dood, die heeft er toch geen weet meer van.

Hans had ondertussen flink gehesen, zijn tempo was niet bij te benen. Voldaan over zijn nieuw bezit verliet hij de zaak. Zijn gezicht verraadde geen tevredenheid. Hans Bravoure vertrok naar het volgende café, waar hij in grote waarschijnlijkheid zijn verhaal opnieuw ging afdraaien.

Wij bleven achter. De wervelwind was vertrokken. Met al zijn rijkdom had hij niet één keer een rondje gegeven. “Wat een bofkont, die Hans.” Ik moest mijn meewarigheid even kwijt bij Ans. “Ja, zei Ans, die heeft nog nooit gewerkt. Voorlopig zal dat er ook wel niet van komen. En als je bedenkt dat Hans, binnenkort nog twee grote erfenissen in het verschiet heeft, ik houw m’n hart vast.” Ans keek me veelbeduidend aan. Ze wist me nog meer te vertellen, wat ik allang wist. “In Zeeland zit veel geld onder oude mensen. Ze hebben zuinig geleefd en goed gespaard. Hun huis en land zijn nu veel geld waard. Als daar erfenissen van loskomen, zit de familie er goed bij.” Ans luchtte haar hart op onprofessionele wijze. Bij mij waren haar ontboezemingen in goede handen. Ik zal er met geen woord over reppen".

Haagse Simon

Links Guido Metsers, derde van links Haagse Simon met hoed, foto Jan Simonse 1974.JPG

Wilde al lang wat schrijven over Sybren Scheepstra en had het daar vandaag met Jaap Gesink over in Seventy Seven . Jaap herinnerde mij eraan dat Sybren’s bijnaam ‘Haagse Simon’ was. Toen hij dat zei was er meteen een aha erlebnis, maar toen Jaap zei dat Haagse Simon naar verluid ook verantwoordelijk werd geacht voor een kogelgat dat jarenlang de spiegel van Het Hof van Zeeland sierde, schoten mijn gedachten alle kanten op – moet het fijne nog eens bij Harm verifiëren, want die werkte in die periode bij Aad Bosman, maar Harm heeft bezigheden buitenshuis, dus later wellicht des poedels kern. Doch toch, was mijn geheugen niet zo fenomenaal als verondersteld of was de protagonist van het verhaal gezegend met een gespleten persoonlijkheid?

De Vlasmarkt was – begin jaren 70 - de habitat van Haagse Simon, een habitat die destijds gedeeld moest worden met meer mannen van staal en stavast, maar Sybren was niet zo goed in delen, zeker niet wanneer het gedeelde hem onwelgevallig was. Zo getuigde een voorval van zijn robuuste karakter toen beeldend kunstenaar Guido Metsers (de broer van Hugo I) op een feestje een kunstwerk van Simon (in een parallel leven waande hij zich kunstenaar) nu niet direct heus bejegende. Sybren liet het eelt op zijn handen zingen en Guido kon taxigewijs naar het ziekenhuis, maar hij kwam uren later gehecht en wel terug om Simon te zeggen dat het toch echt geen kunst was - daar had Sybren niet van terug.

Ik kan me zeker nog goed herinneren dat ik op een nacht met Jaap, Harm en Yntze in Chez verre d’or zat – Yntze had net een beurs gekregen, dus niet getreuzeld en ad fundum. Jacky – de zelfverklaarde ex-wereldkampioen cocktail shaken – stond achter de bar en had praats voor 10 tot Haagse Simon binnenkwam. Er brak een heroïsche vechtpartij uit, Jacky sloot zich strategisch op in de keuken om, zogezegd, sateh te bakken en wij beschermden onszelf door op de voetsteun van de bar plaats te nemen – het bargewelf vormde zo een schervenvrije abri. Sybren sloeg de hele tent, inclusief de grote ruit, aan gort en zei tegen Simon dat ze een goed stel vormden – de volgende dag had Jacky een nieuwe portier: Haagse Sybren.
Bert Gerestein vult aan: "Bij die geweldige vechtpartij in Chez Verre d'Or waarover Rob van Hese zo smakelijk vertelt, stonden mensen elkaar echt lachend in het gezicht te stampen. We waanden ons in een wildwestfilm, in een saloon. Niet alleen de lambrizering en het complete interieur werden aan gruzelementen geslagen, zelfs de waterleiding werd van de muur getrokken. In een mum van tijd stond de zaak volkomen blank. Jacky beging de stommiteit om de grootste vechtersbaas, Sybren Scheepstra (Haagse Simon) uitsmijter te maken. Die kweet zich enthousiast van zijn taak en smeet zelfs gasten via de voorruit van de zaak naar buiten. Jacky heeft het niet lang meer uitgehouden."

De politiecommissaris over Jackey Blitz

De commissaris van Politie verklaart, als advies bij de aanvraag voor opening na 24.00 uur in 1969: "Sinds de heer Blitz de zaak onder een andere naam exloiteert komt er een heel ander soort publiek. Klachten over overlast worden niet meer vernomen. [...] De heer Blitz is, zodra hij de zaak overnam, begonnen zijn publiek te selecteren. In verband hiermee heeft hij ook een portier in dienst genomen. De prijzen van zijn dranken zijn belangrijk hoger dan in een gewoon café. Een glas bier kost er bijvoorbeeld f 1,15, een glaasje genever f 1,40 en een glas jus d'orange f 1,65." en jawel, dhr. Blitz kreeg zijn vergunning...
Een notoire lastpak (naam vergeten) kwam een keer de zaak binnen en sloeg heel de tent kort en klein. Jack trok zich dan meestal terug in de keuken om sateh te bakken. Een dag later was de lastpak in kwestie wel portier bij Chez verre d'or. Wat je noemt ouderwetsch solliciteren.

Externe links

De Zelfbinder en het Horecahouvast

Bronnen