Middelburg Dronk

Kroegpraat

Kroegpraat cover.PNG

Kroegpraat: columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de Middelburgse en Veerse Bode

Vanaf juni 2015 schrijven redacteurs Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen columns over de Walcherse horeca in de De Middelburgse & Veerse Bode, onder de naam Kroegpraat. Deze columns zijn ook terug te vinden op de columnpagina van De Bode. Columns die Rob en Edwin eerder onder de naam 'Barcodes' schreven voor de PZC (tussen 6 december 2013 en 20 mei 2015) zijn terug te vinden op de gelijknamige pagina op Middelburg Dronk. Oudere columns voor Kroegpraat zijn te vinden op de archiefpagina van Kroegpraat.

Februari 2016

Bunkeren in Buttinge (Rob 24 februari 2016)

Een bestuurlijke herindeling hangt als een dreigend wolkendek boven onze provincie. Er wordt volop gepredikt voor eigen parochie en de werkelijkheid wordt niet zelden door waarachtigheid ingehaald. Het Middelburgse Tweede Kamerlid van de PvdA oppert dat er één gemeente Zeeland moet komen. Het is geen keuze waarvan mijn hoofd in de wolken raakt. Nee, dan zou mijn keuze eerder één gemeente Walcheren, Beveland (inclusief Schouwen-Duiveland en Tholen) en Zeeuws-Vlaanderen zijn. Ik noem maar een zijstraat.

Aangezien de Rijksoverheid steeds meer taken en plichten naar gemeenten delegeert, kun je stellen dat de provincie als bestuurslaag zijn langste tijd heeft gehad. Afijn, gemeentelijke herindelingen zijn eigenlijk van alle tijden. Ze zijn niet beperkt tot deze en voorgaande eeuw. De eerste gemeentelijke herindeling had plaats op 29 december 1815. In herberg het Land van Belofte, niet te verwarren met Lant van Belogte, in Buttinge zetten de schouten van respectievelijk Buttinge, Grijpskerke en Hoogelande hun handtekening. Vanaf die dag horen Buttinge en Hoogelande bij het grijpgrage Grijpskerke. In 1785 koopt Marcus de Moor voor ruim 90 pond Vlaams (ruim 16.200 euro) een molen met huis aan de Middelburgseweg in Buttinge. Hij wordt naast molenaar ook herbergier en geeft zijn herberg de naam het Land van Belofte. Roelof Smit koopt de molen en herberg in 1791 voor 220 pond Vlaams. Tel uit je winst Marcus de Moor. Smit gaat drie jaar later op de fles en de zaak wordt per decreet verkocht door de ‘Bestuurderen der Stad Middelburg’. Wellicht is Buttinge een stadsambacht van de gemeente Middelburg.

Hubregt Erdecaing koopt het complex voor 85 pond Vlaams en een tijdje later koopt Pieter de Koning zich voor de helft in. Er kan dus weer gebunkerd worden door de komende en gaande man onder Buttinge. In 1797 wordt Anthonij de Wind, koopman en gemeenteraadslid van Middelburg, eigenaar. Hij zal zelf wel niet gemalen of geherbergierd hebben. Drie jaar later wordt Cornelis Krijger eigenaar, maar hij verkoopt de zaak nog het zelfde jaar door aan Gerard Ramond. Ramond heeft eerder molen De Perre in Oost-Souburg uitgebaat in combinatie met de herberg ’t Molentje. Hij plukt nu de vruchten van deze combinatie in Buttinge tot hij tussen 1808 en 1810 stopt als molenaar. Ramond is de laatste, bekende eigenaar van het Land van Belofte, maar de herberg heeft zeker nog tot ongeveer 1840 bestaan. Wie weet kom ik ooit nog eens achter de exacte gegevens van het Land van Belofte.

Burgemeester H.U. Bouwman van Grijpskerke memoreert in zijn nieuwjaarstoespraak in 1958 de geschiedenis van zijn gemeente. Hij concludeert dat de inwoners van de gemeente 140 jaar ‘vredig hebben geleefd.’ Bouwman ziet echter ook een dreigend wolkendek boven de gemeente hangen, het wolkendek van een nakende gemeentelijke herindeling. Die herindeling wordt pas op 1 juli 1966 een feit. Zo zal het altijd zijn, het oneindige, bestuurlijke gesteggel dat duurt tot Zeeland een ons weegt. Gelukkig kun je nog steeds bunkeren in Buttinge in de Middellandse Zeetuin van Rob Uilenbroek waar het smakelijk toeven is.

Op merote in Middelburg (Rob 17 februari 2016)

Cafe Gulden Schot Middelburg 1969.PNG

Vroeger deed ik samen met mijn makker Edwin Mijnsbergen af en toe een rondje langs Middelburgse kroegen. Er waren zaken bij waar ik zelden kwam, maar me toch altijd welkom voelde. We hebben eens zo’n rondje gedaan en speelden op alle éénarmige bandieten, die de kroegen rijk waren. Het werd een ongemene ‘winstreak’, want in elk café dat we aandeden wonnen we. Zwaar met winst beladen togen we tenslotte naar de hut, alias Seventy Seven, waar het potverteren tot sluitingstijd duurde. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, Edwin moest nog geboren worden, ging ik ook al ‘op merote’ in Middelburg. Zo ging ik weleens buurten bij het Gulden Schot in de Sint Janstraat. Wellicht refereerde de naam van het café aan het gelijknamige tv-programma waarmee ome Lou van Burg in die tijd furore maakte. Toen ome Lou zijn assistente bezwangerde was het uit met de pret en werd hij opgevolgd door Kees Schilperoort, doch dit terzijde.

Leo Plugge werd in 1971 eigenaar van Het Gulden Schot, Eric van den Berge ging er als 13-jarige in 1973 werken als schoonmaker. Een jaar later namen Thérèse Heindl en vriendin Annemie Pleumeekers de zaak over. Thérèse en Annemie maakten er een disco van en Eric werd DJ From the Mountain. Hij had altijd al een internationale invalshoek. De zaak kreeg in 1977 de naam Jowi’s Place en was eigendom van Willem Groeneveld, maar amper twee jaar later werd Greet van der Wees de nieuwe eigenaar. Eric zwaaide na vijf jaar als DJ te hebben gefungeerd af.

Greet veranderde al snel de naam Jowi’s Place in Company en draaide deze disco samen met haar vriend Rob. Ik kwam weleens in Company waar ze een machine hadden die de dansvloer bij tijd en wijle van forse rookwolken voorzag. Greet draaide vaak reggae, om op die manier ook Zuid-Molukse klanten aan te trekken. Of die er ook kwamen, weet ik niet, wel dat Nico Telepary een tijdje portier was. Karel Brandes was stamgast die in het voetbalteam van Company speelde. Karel had echter meer noten op zijn zang, zo zong hij in de hardrock band September’80, die op 1 mei 1981 optrad in Company. Voor wat hoort wat. In 1980 vertrok Greet naar andere oorden. Marja volgde haar in naam op, aangezien Rob niet over de vereiste horecapapieren beschikte. Op 21 april 1981 sloot Company haar deuren en was het over en uit. Eind jaren ’80 werd het pand, evenals het belendende bedrijf van Wiegel, gesloopt om plaats te maken voor appartementen.

Binnenkort wil ik toch maar weer eens een rondje met Edwin doen. Het is alleen jammer dat er zoveel horecazaken, zoals de Schuur, de Reünie, Underground, Rock Desert en Mambo’s al zolang leeg staan en verpieteren. Het doet me zeer zeer en ik vraag me af wat een grote brouwerij als InBev bezielt. Pure kapitaalvernietiging zou je denken, maar ik ben natuurlijk maar een eenvoudig boerengeslacht. Ik hoop echter op beterschap, zodat ik in de toekomst weer ouderwets ‘op merote’ in Middelburg kan gaan.

Horecabloed kruipt waar het niet gaan kan (Rob 10 februari 2016)

Sommige families lijken voor eeuwig verbonden met de horeca op Walcheren. Daan Hengst uit Westkapelle maakte een prachtige stamboom van de familie Minderhoud die de lijnen verbindt. Hendrik Minderhoud zat in het Kasteel van Batavia, Willem in de Oranjeboom, Johannes in de Valk en Jacob in Tramzicht, allemaal horecazaken in Westkapelle. Noach Minderhoud zat in café Centrum, Willem in 't Sincken Tooghje, Joost in De Eendracht, Johanna in het Bredasche Veerhuis en Kobus in een naamloos café aan de Segeerstraat. Al deze zaken stonden in Middelburg en het zou mooi zijn als de naam van Kobus’ café nu eens boven water kwam. Pieternella Minderhoud zat in de Roode Leeuw in Zoutelande en Johanna Willemina in de Schoone Waardin in Ritthem.

Aangezien het aantal herbergen en cafés, hoewel talrijk, beperkt was zochten de Minderhoud’s logischerwijs elders op Walcheren emplooi. In een plaats als Veere was er minder horeca, maar de zaken die er waren bleven soms in de familie. Ben Huybrecht zat in D’Ouwe Werf en het Veerse Meer, dat later de naam veranderde in De Peperboom, was tot vorig jaar eigendom van dochter Marion. En dan is er natuurlijk nog de Campveerse Toren waar de familie Van Cranenburgh sinds 1947 de lakens uitdeelt. Er is echter nog een vaste waarde in Veere, namelijk ’t Waepen van Veere aan de Markt. In 1967 meldde de courant dat de NV Poppe de zaak had geopend. Die NV kreeg al snel gezicht in Bram en Catrien Poppe, de uitbaters van ’t Waepen. In de loop der jaren werd een voormalige paardenstal naast de zaak aangekocht en na een grondige verbouwing heropende t’ Waepen met meer volume. Op enig moment namen zoon Piet en schoondochter Lia de zaak over en ook zij verbouwden de zaak. Nieuwe bezems vegen nu eenmaal schoon.

In de jaren ’90 kreeg de jonge kok Marc Meeusen in ’t Waepen de kans te tonen wat hij waard is. Ook Marc kreeg de horeca met de paplepel ingegoten, want zijn ouders Ger en Ryan zaten jarenlang in bistro Juliana aan de Middelburgse Markt. In 2005 koos Marc voor een baan in het onderwijs en werd hij opgevolgd door Jeroen Haas, zijn voormalige souschef. Die wist en weet ook wat koken is, want toenmalig culinair recensent Rien van Reems meldde in de courant dat de culinaire continuïteit bij ’t Waepen van Veere veilig was. In die periode vond er opnieuw een wisseling van de wacht in ’t Waepen plaats en kwamen Piet’s zoon Bram-Pieter en schoondochter Barbara aan het roer. En opnieuw, hoe kon het ook anders, timmerden de verse Poppe’s aan de weg. Ze gaven de zaak een facelift en een strak karakter dat aansloot bij de moderne tijd. Natuurlijk is het zaak dat je meegaat met je tijd, ‘go with the flow’, anders mis je onherroepelijk de boot.

De culinaire continuïteit is nog steeds als vanouds en de liefhebbers van kreeft blijven duimen en vingers aflikken. Dat hoop ik in het hart van de lente ook eens te doen.

Gierende hormonen in Café Colours (Edwin 3 februari 2016)

Angelique Riemens.jpg

“Als je als kroegeigenaar een volle bar wilt, moet je twee vrouwenfietsen voor je zaak zetten. Dan stroomt het zo vol met mannen.” Toen ik dat vorige week een gast aan de bar hoorde zeggen moest ik erg lachen. De opmerking was uiteraard over de top, maar ik begreep meteen wat hij bedoelde. Er zijn ontelbaar veel cafés waar het uiterlijk of het karakter van de medewerkers nauwelijks invloed heeft op de omzet, maar iedereen weet dat het aannemen van mooie of leuke mensen wel kan bijdragen aan het succes van een horecagelegenheid. Ik heb mensen, zeker mannen, maar al te vaak nog eens een extra rondje bier zien bestellen, omdat ze zichtbaar genoten van hun uitzicht. Bij mij en mijn maatjes uit de pubertijd was dat uitzicht ook een factor, herinner ik me. Voor onze 15e verjaardag waren we ’s avonds voornamelijk te vinden in Middelburgse jeugdsozen als Double D (in Dauwendaele), Hofplein (Centrum) en Trefpunt (Nassaulaan) en overdag in cafetaria’s, zoals Martin’s Automatiek op de Markt, maar vanaf 1986 pakten we het serieuzer aan. Toen kwamen zaken als Meccano, La Folie en Cavern in beeld. We waren er weliswaar nog net iets te jong voor, maar meestal kwamen we wel binnen. Het deurbeleid was toen minder streng dan nu.

Onze eerste ‘echte’ kroegbezoekjes vonden plaats in een Middelburgse café dat niet zo lang bestaan heeft: café Colours aan Vlasmarkt 39. Die zaak, van Harmen van Loon en Angelique Riemens, was een opvolger van de wat beruchtere zaak (In) de Verkeerde Wereld en een voorloper van Café Dangeroe van Ben Vriesman. Tegenwoordig is Café Bardot gevestigd in het pand. Je kunt er lang en kort over praten, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat Colours niet zo lang heeft bestaan omdat het geen groot succes was. Voor broekjes als wij, ‘die net kwamen kijken’, was het echter de perfecte tent. We kregen veel aandacht en ruimte van Harmen en Angelique. Dat was precies wat we nodig hadden. In die kroeg leerden we onder meer hoe je poolbiljart speelt en hoe je óók drankjes kunt bestellen als je met een groep op stap bent. We bestelden in het begin al die bessenjenevertjes, Pisang Ambons en andere zoete rommel een voor een, totdat Angelique er ons fijntjes op wees dat we ook een potje konden maken. Daar waren we zelf nog niet opgekomen.

Natuurlijk werden we ook door dat soort aardigheidjes vaste klantjes van de zaak, maar de belangrijkste reden was de aanwezigheid van Angelique op zich. Stiekem waren we allemaal – we waren met een man of tien – een beetje verliefd op haar. Door het leeftijdsverschil hoefden we ons natuurlijk geen illusies te maken, maar daar maalden we niet om. Dat heb je nu eenmaal, als de hormonen door je lijf gieren. We konden onze ogen niet van haar afhouden. Dat was in de gelegenheden, die in de jaren daarop zouden volgen niet anders. Overal hadden we wel een favoriet. Nu, 30 jaar later is dat eigenlijk nog steeds zo. We kunnen prima zonder, maar als er een aardige barvrouw aan het werk is, bestellen we er vaak toch nog eentje extra. ‘Boys will be boys’.

Januari 2016

Who is who in Domburg (Rob 27 januari 2016)

Veel mensen dromen weg bij de gedachte aan het Zeeuwse licht vanaf de Hoge Hill op Domburg. Ze dromen van de tijd dat kunstschilders als Mondriaan en Toorop zich aan het begin van de 20e eeuw thuis voelden in de Domburgse parel. Natuurlijk is het mooi dat er zoveel schoonheid door het stadje waarde. Dokter Mezger, wiens vrouw uit Middelburg kwam, beklopte, kneep en wreef de ledematen van zijn meer dan goed bedeelde klanten. Zijn gouden duimen legden hem overigens geen windeieren. Domburg floreerde in die periode als nooit tevoren. Het medisch toerisme verdween toen Mezger uit Domburg vertrok, maar het bleef een komen en gaan van mooi-weer-toeristen. Vogels van diverse pluimage landden aan en brachten jarenlang kleur in de stad, die Domburg al 793 jaar is. Natuurlijk voerden en voeren de oosterburen de boventoon met zo links en rechts Europeanen allerhande.

Zo vertelde mijn oude middelbare schoolmakker en vrije Domburger Cees Maas dat de Engelse band The Who in het begin van de jaren ’70 een bungalow huurde in het Prinsenpark. Getooid in Afghaanse jassen kuierden ze op zomerdagen door de Oost- en Weststraat. De ‘patchouli’ was niet van de lucht, evenals die van een welriekend pretsigaretje. Er logeerden vaak gasten bij The Who en dat waren op muzikaal gebied niet de minsten. Afijn, in die tijd werd er in de zomer weleens een bescheiden popfestival georganiseerd bij kasteel Westhove. Op het grote grasveld stond een podium voor de rododendrons en er was een bar bij het bruggetje. Er werd niets aan het toeval en de dorst overgelaten. Op enig moment trad Earth & Fire op met Jerney Kaagman als ‘leading lady’. In de pauze stapte een aantal muzikanten op het podium en er ontstond een jamsessie. Er stonden een solo- en basgitarist, wellicht Zeeuwen, op het toneel en een langharige, bebaarde man begon het nummer ‘Room to move’ op zijn mondharmonica te spelen. Dat was geen Zeeuw, maar John Mayall die over de hele wereld furore maakte met zijn Bluesbreakers. Even later stapte er een beer van een vent het podium op en dat was Bob ‘The Bear’ Hite, de zanger van Canned Heat. The Bear was een maatje van John Mayall. Ze deelden samen een huis in Laurel Canyon in Californië. Mayall heeft er nog een liedje over geschreven, The Bear, dat op de lp ‘Blues from Laurel Canyon’, maar dit terzijde.

Earth & Fire was not amused dat er op hun instrumenten was gespeeld, maar ja, wat wil je met ‘die boertjes en dat boerinnetje van buten’. De bandleden hadden wellicht niet eens in de gaten wie dat langharig en dikbuikig tuig waren. Er zijn foto’s van de legendarische jamsessie gemaakt en de mare gaat zelfs een super 8-filmpje. Het zou prachtig zijn als dat nog eens boven water komt. Zo zouden we kunnen verifiëren wie ‘who is who’ in de jaren ’70 in Domburg was. Dat zou nog eens cool zijn.

Van Boven naar Beneden (Rob 20 januari 2016)

Cafe De Vriendschap Nieuwstraat 19 Arnemuiden, ca. 1950.JPG

De inwonerslijst van Arnemuiden uit 1860 meldt dat herbergier Jacobus Bliek en echtgenote Adriana Koets op het adres Nieuwstraat 19 verblijven. De herberg waarin ze wonen en werken – zeg maar woon-werkverkeer – heet de Vriendschap. Zowat iedere stad en ieder dorp op Walcheren had of heeft wel een herberg of café met die naam, maar vandaag ligt de focus op Arnemuiden. Afijn, wanneer Adriana in 1877 overlijdt, laat Jacobus er geen gras over groeien. Hij hertrouwt een jaar later met Neeltje Valkier. Aan alles komt een einde en in 1882 verwisselt Jacobus dan ook het tijdelijke voor het eeuwige en wordt Leendert Maartense de verse herbergier. Rond 1900 komt Andries Servaas in de Vriendschap. Hij is geen vreemde eend in de bijt. Servaas heeft eerder namelijk in de Eendracht aan de Noordstraat gezeten. Als hij in 1925 naar de herberg Bloemendaal in Brigdamme vertrekt, breekt er een nieuw tijdperk aan, namelijk dat van Hameling.

Hendrik Hameling en echtgenote Catharina Maat bijten in 1925 het spits in de Vriendschap af en de familie Hameling zal het nooit meer afgeven. Ze laven de dorstige Arnemuidenaren en toevallige passanten voor een periode van 25 jaar, voorwaar geen kattenurine. In 1950 wordt de fakkel overgedragen aan Pieter Hameling en echtgenote Leu Sturm. We tasten vooralsnog in het duister over de familierelatie tussen Hendrik en Pieter, maar waar het duister is, volgt soms het licht. Pieter en Leu worden een jaar later opgezadeld met een akelig akkefietje. De courant meldt dat kapper Z. het op 13 februari 1951 op een zuipen zet in de Vriendschap en vervolgens vervaarlijk met een schietijzer zwaait. Pieter zet de verknipte kapper buiten, die vervolgens naar huis gaat. Daar wil hij zijn vrouw naar de andere wereld helpen, maar zij weet naar de buren te vluchten. Uiteindelijk weten twee politieagenten Z. te ontwapenen en wordt hij naar de Blauwedijk gebracht. Daar wordt hem twee maanden water en brood geserveerd, want zolang duurt zijn voorarrest. De officier eist zes maanden gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk, dus Z. kan per kerende post terug naar huis. Wanneer Pieter Hameling op 12 april 1969 overlijdt, zet Leu de zaak geknakt, maar niet gebroken voort. Ze vervrouwt zich, zet de schouders eronder en geeft het beste wat ze in zich heeft. En dat is veel, want Leu staat tot op de dag van vandaag, 87 jaar oud, in de Vriendschap.

Aanmerkelijk meer dan een stief kwartiertje geleden ging bovengetekende samen met kompanen Edwin Mijnsbergen en Kees Petiet een verfrissing halen bij café Spoorzicht aan de Molenweg in Arnemuiden. We werden gastvrij ontvangen door Marjan en Willem Allaart. De mooie en sterke verhalen vloeiden even rijkelijk als het bier. Zo kwam ik er achter dat Spoorzicht in de Arnemuidse volksmond ‘Boven’ heet. En, het wordt nog mooier, dat de Vriendschap ‘Beneden’ wordt genoemd. Zo kun je dus een bescheiden kroegentocht ‘van Boven naar Beneden’ maken. Ik hoop dat binnenkort eens te doen om na een biertje ‘boven’ te horen wat Leu ‘beneden’ te vertellen heeft.

Oranje boven in de Oranjeboom (Rob 13 januari 2016)

We schrijven 1778, een roerig jaar in Westkapelle waar men vasthield aan het zingen van psalmen op het metrum van Petrus Datheen. Een jaar eerder had de overheid een nieuwe manier van zingen verordonneerd, maar velen gingen voor dat zingen de kerk uit. Men gooide in Wasschappel de kont tegen de krib en belegde menige vergadering in herberg de Oranjeboom. De Oranjeboom stond op de hoek van de Kapelle en de Bartstraat. Jakob Lous en echtgenote Elizabeth Gabriëlse zwaaiden er de scepter. De zaak liep hoog op en Westkappelaar IJsbrand Burggraaf werd gearresteerd. Hij werd op 27 oktober 1778 vrijgelaten en trakteerde zijn stadsgenoten in de Oranjeboom op een ‘drinkpenning’. Het verhaal kreeg nog een onverwacht staartje, want twee weken later verscheen een bende van 80 ruiters en soldaten. Lourens Caland, Willem Lous en Izak Verstraate werden gearresteerd en op water en brood gezet in de Campveerse Toren. In mei 1779 werden Caland en Verstraate gegeseld en vervolgens verbannen. Lous werd met een bord, waar het woord ‘oproermaker ‘op stond geschreven, te pronk gezet en daarna ook verbannen.

Jakob en Elizabeth zaten in de Franse tijd nog steeds in de Oranjeboom. Ze werden in 1795 gesommeerd de naam van de herberg te veranderen en dat op het uithangbord kenbaar te maken. Jakob liet de oranjeappels die het bord sierden overschilderen en Oranjeboom werd Vrijheidsboom, zo meldde de Middelburgsche Courant. Willem Gabriëlse schreef in zijn prachtige terugblik ‘’t oude Westkappelse leefpatroon’ dat de Oranjeboom de Meiboom werd en ik vaar blind op ‘Willem de Redder’. In 1830 kwamen zoon Pieter Lous en echtgenote Klara Looijse in de zaak, die dan weer gewoon de Oranjeboom heet; oranje boven. Zij werden in 1840 opgevolgd door dochter Elizabeth Lous en echtgenoot Gerrit van Sighem. Lourus den Hollander kocht in 1858 de Oranjeboom van de erven Lous voor de aanzienlijke som van 8100 gulden. Huibregt van Rooijen kocht de herberg in 1889 aan voor de gekelderde prijs van 5120 gulden. Hij ging zelf echter niet in de zaak, maar liet dat over aan zijn zoon Andries ‘Riêsje van Ronneele’ van Rooijen en schoondochter Adriana Minderhoud.

Bovengetekende krijgt vaak ‘oendurvleis’, oftewel kippenvel, wanneer hij bronnenonderzoek naar Westkapelle doet. Niet zo gek natuurlijk, als je weet dat Wasschappel in 1223 stadsrechten kreeg, amper zes jaar later dan Middelburg. Maar goed, terug naar de Oranjeboom dat vanaf het prille begin het honk was van de dijkwerkers. De bende rijswerkers en de ‘elfde bende’ waren honkvast en verkasten niet naar een andere herberg. In de Oranjeboom werden de lonen uitbetaald en dan nam men weleens een mokje jenever op de goede afloop. In 1923 maakte Andries van Rooijen bekend dat hij met ingang van 1 mei de deuren van ‘Café, Logement en Stalling, genaamd: Oranjeboom’ zou sluiten. Hij bedankte ‘voor het genoten vertrouwen, gedurende 34 jaren ondervonden.’ Het vreemde is dat Gabriëlse in ‘’t oude Westkappelse leefpatroon’ schrijft dat de Oranjeboom aan het eind van de mobilisatiejaren 1914-1918 in vlammen op gaat. Wie het weet mag het zeggen.

December 2015

Het kloppend Hart van Middelburg (Rob 23 december 2015)

Jimmy Saya.jpeg

Ik kom eigenlijk al sinds mijn kinderjaren in Middelburgse kroegen. Niet zo gek natuurlijk wanneer je boven café Juliana aan de Markt bent geboren – de kat op het spek en dorst in de genen. Bij bar Alassio in de Zusterstraat was ik wellicht de jongste stamgast ooit. De zaak was van mijn vaders vriend Adrie de Pree en op onze zomervakanties naar de Italiaanse bloemenrivièra werden altijd parafernalia van Alassio en San Remo meegetorst. Die vaantjes en affiches brachten sfeer in Alassio en de San Remo Bar op de Pottenmarkt; nu de Herberg van Bob en Maite.

Als kind was ik kind aan huis bij de familie De Pree; ik was bevriend met zoon Ad en we hebben vele verjaardagen samen gevierd. Aan de Markt bij ons of bij oom Adrie en tante Fien in de Zusterstraat. Natuurlijk waren oudere zoon Ronnie en dochter Jeannette ook altijd van de partij. Jeannette stond later nog een periode in Old Dutch aan de Pottenmarkt – nu zit daar De Zaak van Cap en Grace. Eind jaren ’60 neemt Ronnie de Pree de zaak over van zijn vader en een jaar geleden interviewde ik hem voor Middelburg Dronk. Onze gedeelde jeugd passeerde de revue en er werd een baaierd aan herinneringen opgehaald. Ronnie vertelde dat hij in 1998 door iemand werd benaderd die kopers voor Alassio had. Er werd een afspraak gemaakt en hij verkocht zijn zaak aan Rene van Hilst en Jimmy Saya, beide werknemers van het Trefcentrum aan de Pottenbakkerssingel.

Rene en Jimmy verbouwen de zaak grondig en dopen hem het Hart van Middelburg. Drie jaar later opent Rene de Groene Papagaay aan de Langeviele en staat Jimmy er alleen voor. Niet voor lang echter, want korte tijd later pacht Eric van den Berge de zaak. Eric kun je in de zomermaanden schilderen op het terras van de Heeren van Holland aan de Vlasmarkt dat uitgebaat wordt door zijn zoon Thijs. Rond 2006 neemt Jimmy het heft weer in handen en klopt het Hart van Middelburg als nooit tevoren. Er wordt gebiljart, gekaart, gefeest en gezongen dat het een oordeel heeft. Periodiek zingt men tijdens de zogenaamde Liederentafel en dan kun je over de koppen lopen. Uit volle borst komen het meisje uit de polder en het kleine café aan de haven voorbij. Gelukkig is het Hart wat ruimer bemeten en schallen de evergreens van weleer unisono en a capella door de Zusterstraat. Ik ben er ook weleens geweest, en mijn hart sprong ruimhartig open op de tonen van Een beetje verliefd. In 2012 wordt Niels Ribbers de rechterhand van Jimmy en dat is hij tot op de dag van vandaag – Niels was eerder mede-eigenaar van de Heeren van Holland.

Op 4 december vierde Jimmy zijn 60-jarige verjaardag en was het groot feest in het Hart. De foto’s van Ricardo Kievit op de Facebook-pagina van het Hart van Middelburg laten zien dat Jimmy veel vrienden en vriendinnen heeft opgedaan in zijn horecacarrière. Het Hart klopt volop, verbroedert en verzustert – zo zal het altijd zijn.

De discotheken van toen waren cafés (Edwin 16 december 2015)

Bar-Discotheek Seventy 2015.jpg

Dat de overdekte winterterrassen in Middelburg ook dit jaar een succes zijn, heeft veel te maken met de inrichting van de tent op de Markt. Veel mensen zijn dol op het blokhutgevoel dat is gecreëerd en de sfeer past gewoon goed bij de feestmaand december. In de tent wemelt het van de curiosa, waarover veel gesproken wordt. Het zijn meubels en accessoires met een verhaal. Zo staat er tafel met een blad dat in de jaren ‘60 van de vorige eeuw al in gebruik was in ‘café-billard’ Het Wapen van Zeeland, in de Gravenstraat. Daarboven hangt een lichtbak met het opschrift ‘Seventy Seven Bar-Discotheek’. Die lichtbak roept bij jongeren soms vragen op. Zij denken bij discotheken aan de grote danshallen die vanaf eind jaren ‘70 overal opdoken (en inmiddels weer op hun retour zijn) en bij dj’s aan de sterren van nu, die furore maken met trance, techno en andere subgenres van de dance-muziek.

Begin jaren ‘70 bestond dat allemaal nog niet. Het woord discotheek werd toen gebruikt om cafés aan te duiden die niet alleen beschikten over een aanzienlijke collectie vinyl, maar ook over mensen die de avonden vulden met plaatjes draaien en het aan elkaar praten van die plaatjes, net als op de radio. In Middelburg had je rond 1971 behalve Seventy-Seven onder meer de Palladiumbar aan het Kerspel, dat zichzelf presenteerde als de eerste echte dancing van de stad, het Gulden Schot in de Sint Janstraat (een voorloper van de latere discobar Jowi’s Place) en ook rockcafé Bar American adverteerde toen nog als ‘Bar-Dancing-Discotheek American’, voor feestelijke avondjes met de dj van toen, wijlen ‘Jos van Suus’.

Zelf werkte ik in de jaren ‘90 in Bar American en Seventy. Onvergelijkbaar, maar het draaien van muziek, toen inmiddels vanaf cd’s, speelde nog steeds een centrale rol. Het was eigenlijk ook wat ik het liefste deed. Terrasbediening was niet mijn sterkste punt, maar de combinatie plaatjes draaien en bier tappen ging me best goed af. Het uitgangspunt was dat je gewoon die muziek kon draaien waar je zelf ook enthousiast van werd, maar dat je altijd wel in de gaten moest houden welke klanten je in de zaak had. In American wist je dat je niet te veel hoefde te experimenteren met muziek zonder gitaren. Deed je dat wel, dan kon je er donder op zeggen dat er meteen werd geroepen om ‘een taxi voor de dj’ of dat er bierviltjes naar je kop werden gesmeten.

In Seventy was het publiek iets breder, en kon je ook best soul, hip-hop of Nederlandstalige muziek opzetten. Uiteindelijk ging het erom hoe het publiek reageerde op de muziek als er ‘eenmaal een beetje drank in zat’. Er was weinig mooiers dan zien hoe het ene moment slechts een enkeling een voorzichtig danspasje waagde, en een uur later heel de tent stond te springen en swingen. Op de tafels! In de lampen! Dat gaf je, als dj, een bevredigend gevoel. Is het anno 2015 weer anders? Dat valt mee. Muziek wordt nu meestal gedraaid vanaf een computer, en met bronnen als Spotify en YouTube zijn de collecties oneindig groot geworden, maar het basisconcept is nog steeds hetzelfde. Het café als bar-discotheek bestaat nog steeds. Zo gedateerd is de lichtbak dus ook weer niet.

De Garnaal had het helemaal (Rob 9 december 2015)

‘In deze donkere dagen voor kerstmis heeft iedereen weleens last van weemoedigheid. ‘Weemoedigheid die niemand kan verklaren en des avonds komt, wanneer men slapen gaat’. Die regel uit het gedicht ‘Het huwelijk’ van Willem Elsschot bracht me naar de stad Veere. Lang kleefden er praktische bezwaren aan pension De Garnaal, toenmaals gevestigd aan de Markt A 162, want er was geen foto van het pand te vinden. Daar kwam pas een aantal maanden geleden verandering in toen ik een foto vond, met uithangbord nog wel, op de onvolprezen beeldbank van het Zeeuws Archief.

Visserman Hein Verlinde en mutsenstrijkster Jo Geschiere begonnen hun pension in de jaren ’20 van de vorige eeuw en hadden al snel een hechte klantenkring. De clientèle bestond voornamelijk uit beeldend kunstenaars die Veere veelvuldig aan deden. Het Veerse licht was bijzonder en lokte nogal wat schilders en schilderessen. Er waren de zelf verklaarde ‘Veeristen’ en ook de Veerse Joffers lieten zich niet onbetuigd. De Garnaal had het helemaal voor bijvoorbeeld de Brusselse schilder en etser Rudolf Schönberg. Hij was er kind aan huis. Hij maakte als wederdienst een prachtige kerstkaart met de tekst: ‘Beste Wenschen voor Kerstmis en welkom te Veere in 1936 Hein en Jo Verlinde’.

Het wemelde in die dagen van de kunstenaars in Veere, maar in het huis De Houttuyn aan de Kaai 77 woonde levenskunstenaar Hendrik Willem van Loon met echtgenote Jimmy. Hij kocht het pand in 1927 voor 3500 gulden. Hij had bijzondere vrienden zoals prins Hendrik die hem eens, incognito, een bezoek bracht. Van Loon was ook dikke vrienden met Hein en Jo Verlinde. Jo fungeerde vaak als een soort huishoudster, ‘une femme de ménage’, als er volk over de vloer kwam dat van een natje en droogje moest worden voorzien.

In zijn boek ‘Pioniers der Vrijheid’ beschreef Van Loon Hein als de ‘dorpsphilosoof’ en Jo als ‘ondernemend’. Ook Frits Philips en Lucie van Dam van Isselt, die bijna 25 jaar in Veere schilderde, passeerden de revue. In 1932 remigreerde Van Loon naar de Verenigde Staten, want hij zag de bui van de Tweede Wereldoorlog al hangen. Hij vestigde zich in Riverside, Connecticut en doopte zijn huis Nieuw Veere. Van Loon overleed in 1944, kort voor de publicatie van ‘Pioniers der Vrijheid’. Rudolf Schönberg was hem in mei 1943 voorgegaan. Hij werd in Brussel door de Gestapo gearresteerd en gefusilleerd. Al in de Tweede Wereldoorlog raakte de schwung uit het pension. Ik weet niet hoelang de illustere Garnaal nog bestaan heeft, maar ik vermoed niet lang meer. Het huwelijk van Hein en Jo Verlinde raakte zo langzamerhand aan de leeftijd der sterken, en sterk waren ze, dus het hoefde ook niet meer zo nodig. Ze zullen zeker vaak van de Markt naar de Kaai zijn gekuierd zijn en onderwijl aan Rudolf Schönberg en Hendrik Willem van Loon hebben gedacht. Maar ja, de dagen van weleer keren nimmer weer. Hein overleed op 14 maart 1970 op 85-jarige leeftijd en Jo op 13 augustus 1972. Ze was 86.

Een luis aan de ketting (Rob 2 december 2015)

Hoekje Winterstraat Middelburg 1959.jpg

Men kan er niet omheen dat er na de Tweede Wereldoorlog meer is verwoest in Middelburg dan in de oorlog zelf. Zo werd begin jaren ’70 een hele buurt met de grond gelijk gemaakt. Ten faveure van de Schroebrug en zwembad Poelendaele verdween in één klap de warme driehoek, die bestond uit het Vlissings Wagenplein, de Teerpakhuizenstraat en de Winterstraat. De driehoek was warm, maar vooral ook ros, omdat de heren zich er met lichte meisje konden vermeien.

Eind 19e eeuw kon men terecht bij Tannetje Groenhof in herberg Nooit Gedacht aan het Vlissings Wagenplein. Haar buurtgenote Maatje Florisse had Tannetje en plein public eens toegevoegd: ‘Gij houdt een publiek h… met je dochter, gij zijt een h…’. Het bierhuis van Carl Trappmann aan het Vlissings Wagenplein was ook een optie en dan was daar natuurlijk nog Madame Anna Stossberg. Zij verkaste haar bordeel in 1885 van de Winterstraat naar de Molenberg. Ik zou over ieder willekeurig etablissement in de warme driehoek wel een verhaal willen schrijven, maar beperk me nu tot het adres Vlissings Wagenplein Q 113 op de hoek van de Winterstraat. Begin 19e eeuw was daar herberg Het Scheepje Petri gevestigd. Helaas valt daar weinig over te vertellen. Opvolger De Verwachting hield open huis van ongeveer 1860 tot 1928. Het was er een komen en gaan van eigenaren. De laatste, Jan Schuit, vertrok in 1928. In dat jaar veranderde De Verwachting in ’t Hoekje.

Op zaterdag 2 februari opende Krijn Wielemaker café ’t Hoekje, maar twee jaar later verkocht hij de tent aan Marinus Cozijn. Cozijn zette meteen zijn naam op de gevel, die daar tot het bittere einde is blijven staan. Marinus’ broer Frans zat ook in de Middelburgse horeca, maar hij hield het niet, zoals Marinus, bij één café. Hij zat in de Reizende Koopman aan de Hoogstraat, de Stad Goes aan de Varkensmarkt, Zeelandia aan de Winterstraat en het Melkboerinnetje in de Vlissingsestraat. Hij besloot zijn carrière in de Zwarte Ster, ook aan de Vlissingsestraat, schuin tegenover ’t Hoekje van broer Marinus. Marinus deed ’t Hoekje in 1940 over aan Johan van der Weij, die met frisse moed zijn logement deed. Vier jaar later deed zich echter een drama voor in de familie Van der Weij dat pas in januari 1946 aan het licht kwam.

Verzetsheld Johan van de Weij jr. werd in september 1944 gefusilleerd in de duinen bij Valkenisse. Wellicht greep dat drama Johan sr. zodanig aan dat hij de zaak daarna danig liet versloffen. In de volksmond werd ’t Hoekje ‘luis aan de ketting’ genoemd, een staande uitdrukking die stond voor een vuil en slecht logement. Ik ken ’t Hoekje vanaf eind jaren ’50. Het had op mij een vreemde, ietwat macabere bekoring. Een logement, dacht ik, waarin geesten logeren, geesten die echter al eeuwen de geest hadden gegeven. Uiteindelijk gaf ’t Hoekje zelf de geest en werd het geslachtofferd voor de vooruitgang die, met de kennis van nu in de binnenzak, alleen maar achteruitgang bracht. Het kan verkeren.

November 2015

De mosselman van Vrouwenpolder (Rob 25 november 2015)

Een dikke maand geleden vond er in Seventy Seven aan de Middelburgse Markt een memorabele, culinaire reünie plaats. Twintig jaar geleden kookte een kwartet jonge koks in hun stamkroeg onder de noemer ‘Seventy Culinair’ de sterren van de hemel. Die koks aan het begin van hun carrière waren Marco Adriaanse, Edwin Joosse, Michel Louws en Remco van Schijndel. Marco werkte toen in de Bourgondiër in Vlissingen, Edwin in Duinoord in Vrouwenpolder, Michel in Visûûs de Bakkêête in Middelburg en Remco in de Boekanier in Vrouwenpolder.

Nu hebben ze allemaal hun sporen achter de kachel ruim verdiend. Ze zouden zo langzamerhand al een beetje kunnen uitbuiken. Niets is minder waar, want Michel heeft de Timmerfabriek in Vlissingen naar een hoger niveau getild, terwijl Marco in het pand naast zijn restaurant Peper en Zout in Middelburg furore maakt in het Zeeuws Ministerie van Chocolade en Culinaire zaken. Remco en Edwin hebben nog steeds een band met Vrouwenpolder. Remco, chef in het restaurant van Ter Reede in Vlissingen, stond er in september nog mosselen op te schudden tijdens het jaarlijkse Mosselfeest.

Edwin is altijd in Vrouwenpolder blijven hangen. Hij wordt rond 2010 met echtgenote Annetien eigenaar van de Heksenketel aan de Elzenoordlaan. Ze nemen de zaak over van Pieter en Monique Duvekot-Klootwijk en Huibert en Janet Watel-Duvekot. Nu zijn de Duvekot’s natuurlijk al sinds jaar en dag met de Vrouwenpolderse horeca getrouwd. Pieter zit, met zwager Huibert Wattel, in Duinoord, maar de meest tot de verbeelding sprekende Duvekot was Willem, die tot op 93-jarige leeftijd café de Koophandel aan de Dorpsdijk bestierde. Hij is gestorven in het harnas. Zijn kleinzoon Wim koopt de zaak voor 10.600 gulden, maar verkast in 1977 naar de Elzenoordlaan. Het splinternieuwe café verandert van naam, de Koophandel wordt de Polder. Rond 1997 maakt de Polder plaats voor een kapsalon dat in 2003 is geknipt en geschoren als pannenkoekenhuis de Heksenketel in het pand wordt geopend. De horecacirkel is weer rond, zoals dat ook al het geval in de Boekanier is. Daar nemen Anthon van de Giessen en zus Joyce in 2009 de zaak over van hun ouders Leen en Addy. Hoe kan het ook anders, Addy is een Duvekot.

Edwin en Annetien zullen best nog weleens pannenkoeken bakken, maar het culinaire bloed van Edwin kruipt waar het niet gaan kan. Het avontuurlijke bloed dat hij, evenals Marco, Michel en Remco, in het begin van zijn carrière had, is altijd blijven kloppen. Dat heb ik gemerkt tijdens de reünie in Seventy Seven. Alles smaakte avontuurlijk en voortreffelijk, maar ik had toch wel een zwak voor de ‘Hulde aan de al dan niet gerookte zalm’. Een vis behoort te zwemmen, want anders komt hij om van de dorst. Die dorst werd en wordt in Seventy Seven ruim en veelvuldig gelest. Niet alleen door de gasten, want ook de koks zullen tussen de gangen door wel een biertje in de keuken hebben gedaan. Het was een onvergetelijke avond en nog lang onrustig in de stad.

Schuiven in stationsrestauratie (Rob 18 november 2015)

Team Stationsrestauratie 10-11-2015.jpeg

De heer P. Coumans heeft na 32 jaar besloten een punt te zetten achter de Stationsrestauratie aan de Kanaalweg in Middelburg. Coumans nam de zaak in 1983 over van de Nederlandse Spoorwegen (NS) en vindt dat het nu genoeg is geweest en tijd voor zijn pensioen. De NS heeft geen behoefte aan een nieuwe eigenaar, dus er dreigt letterlijk een vacuüm te ontstaan. De spoorbazen willen dat hij op 31 december van dit jaar zijn deuren sluit, maar Coumans hoopt tijd te rekken tot 28 februari. Zo krijgt zijn personeel meer tijd om een andere baas te zoeken.

De geschiedenis van de stationsrestauratie begint bij de opening in 1872. Dirk Dronkers, een Middelburgse aannemer, vraagt al in 1845 een concessie aan voor een spoorlijn op het traject Vlissingen-Middelburg-Bergen op Zoom, maar moet tot 1872 wachten op de realisatie. De heer W.B.F. Boekhout is de eerste pachter van ‘de bediening van het Buffet aan het Station te Middelburg’. Hij wordt in 1876 opgevolgd door Simon Compter, die later zijn sporen in de Middelburgse horeca nalaat. Compter zit achtereenvolgens in de Buitentuin aan het Noordbolwerk, de Pauw aan de Stationsstraat (nu Kanaalzicht of De Reutel) en café Neuf aan de Loskade.

Daarna zijn er nog vele pachters de revue gepasseerd, eigenlijk te veel om op te noemen. Laat maar gaan dus. Wie er echter altijd in de buurt van de stationsrestauratie is geweest, is Herman Sul. Oudere Middelburgers weten van de pet en de rand. Sul onderhoudt van 1944 tot 1969 een bestel- en afhaaldienst. Het station is daarvoor natuurlijk de aangewezen plaats. Hij, altijd getooid met een leren jas en NS-pet, is met zijn motorbakfiets een vaste waarde in het straatbeeld. Sul woont in de Lange Noordstraat waar een bordje met ‘H.D. Sul Kruier N.S. 1 x Bellen’ de gevel siert. Daar kun je niet langs kijken. De stationsrestauratie heeft een zeer diverse clientèle van gaande en komende passanten. Eind jaren ’70 komt er dagelijks een groep autohandelaren om de koffie of wat sterkers. De beroepsgroep kun je schilderen in het Jagertje aan de Rouaansekaai, maar als die in 1976 sluit, zijn ze ontheemd en gaan ze op zoek naar een gezond alternatief.

Ik bewaar prille herinneringen aan de stationsrestauratie, want ik ging er met mijn ouders op 3-jarige leeftijd voor het eerst uit eten. Vergezeld van m’n eigen bestek zat ik aan tafel, nog wat klein voor het tafellaken, maar wel met een servet. Op dat servet legde ik braaf mijn bestek dat bestond uit een lepel en een vork. In plaats van een mes lag daar een zogenaamd schuivertje, een langwerpige, metalen rechthoek die als een vork in de steel zat. Het schuiven was niet van de lucht en hoewel wellicht wat omslachtig, raakte mijn bord toch schoon leeg. Helaas ben ik vergeten wat ik destijds heb gegeten. Een Wienerschnitzel misschien, of een Russisch ei, want ik was al op jonge leeftijd internationaal georiënteerd. Het zal voor altijd een raadsel blijven wat ik heb zitten schuiven in de stationsrestauratie.

Drinken en swingen in Dishoek (Rob 11 november 2015)

Als ik een half rondje Walcheren op de fiets doe beland ik negen van de tien keer op het terras van eetcafé Duinlust. Het is goed toeven bij Yuri en Suzan Hendrikse. En een biertje gaat er bij een dorstige fietser als bovengetekende altijd wel in. Ik kwam vroeger ook al in Duinlust, eerst bij Joop en Koosje van Leeuwen en later bij Jurben en Inge Ubbink waar vaak levende muziek was en men soms met schwung swingde of het leven er vanaf hing. Het is de uitgelezen plaats om, als ik ooit nog eens een boek over Veere Dronk ga schrijven, in pension te gaan. Met de neus op de geschiedenis, dus wat wil je nog meer?

De geschiedenis leert dat er links van Duinlust, als je met je rug naar de duinen staat, nog een zaak was. Cornelis Wisse en echtgenote Jacomina Marijs openden daar, op Hemelvaartsdag 1930 Paviljoen Dishoek. Het was een cafeetje waar je naast ‘goede consumpties tegen matige prijzen’ ansichtkaarten, sigaretten en sigaren ook strandartikelen kunt kopen. Er zal vast wel een jukebox hebben gestaan en op die Wurlitzer of Rock Ola kon je toen vast, na inworp van een dubbeltje of kwartje, het nummer ‘Swing me to sleep drummerman’ van The Ramblers laten horen.

Mijn vader, die nog gedrumd heeft in The Orpheans uit Goes en later bij het Middelburgse Overschotje, was een groot fan van The Ramblers, die onder leiding van Theo Uden Masman in ‘gansch’ Nederland furore maakte. Ik draai de platen van The Ramblers nog regelmatig en herhaal vaak het nummer ‘Het proces van Pietertje Swing’, de drummer van de band die ‘snoesje Loesje’ sloeg, en denk dan terug aan mijn vader Piet. ‘Iit don’t mean a thing if it ain’t got that swing’.

Afijn, in 1948 heropenden Cornelis en Jacomina hun zaak die vanaf dan Café Dishoek heette en waar je ook in pension kon. Begin jaren ’60 kocht de firma Loontjes de zaak. Zij bouwden een annex die fungeerde als automatenhal waar op onder meer eenarmige bandieten en flipperkasten kon worden gespeeld. Dave Borstlap vertelde me dat zijn moeder Cocky Engelman vanaf 1965 het café uitbaatte en de pensionkamers weer in ere herstelde. Dave kan er prachtige verhalen over vertellen, ook over de lagere school in Koudekerke waar hij dagelijks naar toe fietste. We leerden elkaar kennen op de RHBS aan de Middelburgse Sint Pieterstraat. Hij was toen nog een broekje en ik al een hele Piet.

In 1978 openden Thijs Vierling, ons kent ons, en echtgenote Riet van der Walle het Pannekoekenhuisje Dishoek. De rest is geschiedenis met een triest randje. Het Pannekoekenhuisje Dishoek wordt namelijk in 2015 geslecht door een projectontwikkelaar met enigszins monomane plannen. Zo zal het altijd zijn, het verleden dat wordt ingehaald door de tijd die niet maalt om schoonheid, laat staan geschiedenis. Gelukkig is eetcafé Duinlust niet ten prooi gevallen aan de slopershamer en kan ik altijd nog drinken en swingen in Dishoek bij Yuri en Suzan.

Geen dag zonder de Lange Jan (Edwin 4 november 2015)

Cap Grace Zaak oktober 2015.jpeg

Cap en Grace van Dalen zijn dol op Middelburg en zijn geschiedenis. Toen bijna twee jaar geleden de kans zich voordeed om een café te beginnen, hoefde het stel dan ook niet lang na te denken. Het voelde bijna als de hoofdprijs in een loterij, zeker voor Cap. Hij werkte vele jaren voor een Middelburgse drankenhandel, maar riep al van jongs af aan dat hij ooit zijn eigen zaak wilde beginnen. Op 1 april 2014 werd zijn droom werkelijkheid. Op die dag opende het stel na een grootscheepse verbouwing café De Zaak (1), in het monumentenpand Groot Hollandt aan Pottenmarkt 24.

Dat het pand een rijke historie heeft merkte het stel goed tijdens de verbouwing. Ik wipte in die periode regelmatig binnen om de vorderingen te bekijken. Bij ieder bezoek vertelde Cap dan lachend wat ze nu weer allemaal hadden aangetroffen bij het afbikken van een muur of het uitgraven van een kelder. De ene keer kwam er een oude muur tevoorschijn, de andere keer stuitten de bouwvakkers op een oude bakkersoven. Prachtig. Het was alsof de geschiedenis, waarin wij eerder al namens Middelburg Dronk hadden zitten graven, opeens tot leven kwam. Op een kaart van Middelburg uit 1575 had ik gezien dat er toen al bebouwing was op die locatie. De vondst van de oven kon ik ook wel verklaren. Op de website staat een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 1849, waarin J.W. Veraart aankondigt dat hij zijn ‘Bakkers-affaire’ heeft geopend op Pottenmarkt K 192, het oude adres.

De bewoners van Groot Hollandt zijn sinds Veraart bijna niet te tellen. Je had bakker Snoek, begin 20e eeuw en in de jaren ‘30 kapper Verelst. Adriaan Burger opende er halverwege de jaren ‘60 een tweede vestiging van zijn chocolaterie. Het caféleven begon er in 1971, toen rijwielhandelaar De Pree er café Old Dutch opende, een zaak die ook bij veel vrouwen nog in het geheugen staat gegrift, omdat de knappe muzikant en charmeur Turry Thurnim er achter de toog stond. Daarna volgden nog café De Kreukel, van de altijd zingende Aart van de Gruiter, en de cafés ’t Hoekje en ’t Geintje.

Maar nu dus De Zaak. Het mooie is dat Cap en Grace het historische karakter van het pand hebben teruggehaald, maar tegelijkertijd ook hebben gebroken met de wat donkere uitstraling die de kroeg in de 35 jaar daarvoor had. Het café is nu licht en open, maar voelt nog steeds als een zaak die er al jaren zit. Dat heeft alles te maken met de inrichting en alle Middelburgse voorwerpen en symbolen aan de muur.

Dat voelt vertrouwd. Het maakt dat het echtpaar tevreden kan terugkijken op de eerste 1,5 jaar. Er zijn inmiddels veel vaste klanten, maar ook toeristen en andere passanten weten het café weer te vinden. Ze moeten er best hard voor werken, maar je voelt gewoon dat Cap en Grace gelukkig zijn met het feit dat ze juist daar kunnen wonen en werken. Bijna iedere ochtend wenst Cap zijn vrienden op Facebook een goedemorgen met een foto van zijn uitzicht op de Lange Jan. Dat zegt genoeg. Dan weet je dat iemand op zijn plaats is, in het hart van zijn stad.

Archief Kroegpraat

Oudere columns zijn te vinden op de archiefpagina van Kroegpraat

Bronnen