Middelburg Dronk

Barcodes

(April 2014)
Regel 3: Regel 3:
 
Vanaf 6 december 2013 verschijnt in [http://www.pzc.nl/voorpagina de PZC] wekelijks de rubriek '''Barcodes''', waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites [http://www.middelburgdronk.nl/wiki/Middelburg_Dronk Middelburgdronk.nl], [http://veeredronk.nl/wiki/Hoofdpagina Veeredronk.nl] en [http://vlissingendronk.nl/wiki/Hoofdpagina Vlissingendronk.nl]. Een week na publicatie in de krant worden de bijdragen ook hier verzameld. Oudere Barcodes zijn terug te vinden op [http://middelburgdronk.nl/wiki/Barcodes_Archief de archiefpagina].
 
Vanaf 6 december 2013 verschijnt in [http://www.pzc.nl/voorpagina de PZC] wekelijks de rubriek '''Barcodes''', waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites [http://www.middelburgdronk.nl/wiki/Middelburg_Dronk Middelburgdronk.nl], [http://veeredronk.nl/wiki/Hoofdpagina Veeredronk.nl] en [http://vlissingendronk.nl/wiki/Hoofdpagina Vlissingendronk.nl]. Een week na publicatie in de krant worden de bijdragen ook hier verzameld. Oudere Barcodes zijn terug te vinden op [http://middelburgdronk.nl/wiki/Barcodes_Archief de archiefpagina].
 
==April 2014==
 
==April 2014==
 +
===Kontjes Oranjeboom op kruipafstand van de kroeg (Rob 18-04-2014)===
 +
[[Bestand:Jacks_Juliana_Eendracht_en_St.Joris.png|miniatuur|rechts|320px|]]
 +
De genen die men bij de geboorte meekrijgt worden natuurlijk in hoge mate bepaald door degenen die voor de geboorte verantwoordelijk zijn. Maar bij sommigen speelt de plaats van geboorte een ook niet onbelangrijke rol. Ik werd, evenals mijn vader trouwens, geboren boven een kroeg – mijn vader boven een etablissement in Goes en ik boven café Juliana op de Markt in Middelburg. Over die factor  moet men niet licht denken, want de dorst in mij werd als het ware met de paplepel gevoed en naarmate de jaren vorderden werd de kater mondjesmaat op het spek gebonden. Afijn, het gaf me als kind spelenderwijs een vertrouwd gevoel om op kruipafstand van de kroeg te wonen; waarom dat zo was begreep ik pas veel later.
 +
 +
Het is eind jaren ‘50 als ik mijn eerste slokjes bier in de kelder van hotel Suisse drink. Niet iets om trots op te zijn, want samen met Loe Lagaaij – zijn vader Lo was eigenaar van Suisse – zochten we tussen het lege goed naar flesjes Oranjeboom die nog een kontje bier bevatten. De Markt had weinig geheimen voor ons, maar in de lente was er toch een geheim: wanneer zou buurman “Lange” Arie Neuféglise van het frites- en ijskraam zijn eerste ijs draaien? Vrijwel dagelijks liepen we langs zijn kraam, want op de dag van het eerste ijs trakteerde Arie de kinderen die op de Markt woonden op een ijsje. Vlak bij Arie’s kraam stond het kotje van parkeerwachter Burgs die op vrijwillige basis werd bijgestaan door Ko van Leeuwen alias de Keizer van Duitsland. Ko droeg een kapiteinspet waarvan de bovenkant wat opbolde zodat die met een beetje fantasie iets weg had van  het hoofddeksel van de Duitse keizer. Als er veel auto’s op de Markt stonden en Kees Suurland  niet toevallig wit gehandschoend voor de muziek uit liep, gingen we naar parfumerie Modern in de Gravenstraat waar we bij Pietje Parfum condooms kochten. Niet dat we er al zo vroeg bij waren – als je een condoom over de uitlaat van een auto schoof sorteerde dat bij het starten een knaleffect.
 +
 +
Wanneer mijn moeder niet thuis was – wat overigens weinig voorkwam – stak ik de Markt over om ome Jaap de Looff  in de Delta op te zoeken. Hij gaf me een glas cola en met een beetje mazzel ook nog een bord frites met knakworst – een kindermaag  is gauw gevuld. In 1964 was het over en uit met de pret, omdat Hector Meeusen, eigenaar van  belendend café De Eendracht, Juliana kocht en er boven ging wonen. Ik werd verbannen, althans zo voelde het, naar ’t Zand en dat heb ik hem eigenlijk nooit vergeven. Natuurlijk zocht ik Loe nog weleens op om nog wat kontjes Oranjeboom te scoren, maar uit het zicht was toch ook uit het hart. Ik woon alweer jaren op kruipafstand van de kroeg en weet nu het vertrouwde gevoel van toen op de juiste waarde te schatten – zo zal het altijd zijn.
 
===Midgard: hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor (Edwin 11-04-2014)===
 
===Midgard: hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor (Edwin 11-04-2014)===
 
[[Bestand:Kuiperspoort.jpeg|miniatuur|rechts|320px|]]  
 
[[Bestand:Kuiperspoort.jpeg|miniatuur|rechts|320px|]]  

Versie van 26 apr 2014 om 13:12

Rob en Ed PZC 06122013.jpg

Barcodes: Columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de PZC

Vanaf 6 december 2013 verschijnt in de PZC wekelijks de rubriek Barcodes, waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites Middelburgdronk.nl, Veeredronk.nl en Vlissingendronk.nl. Een week na publicatie in de krant worden de bijdragen ook hier verzameld. Oudere Barcodes zijn terug te vinden op de archiefpagina.

April 2014

Kontjes Oranjeboom op kruipafstand van de kroeg (Rob 18-04-2014)

Jacks Juliana Eendracht en St.Joris.png

De genen die men bij de geboorte meekrijgt worden natuurlijk in hoge mate bepaald door degenen die voor de geboorte verantwoordelijk zijn. Maar bij sommigen speelt de plaats van geboorte een ook niet onbelangrijke rol. Ik werd, evenals mijn vader trouwens, geboren boven een kroeg – mijn vader boven een etablissement in Goes en ik boven café Juliana op de Markt in Middelburg. Over die factor moet men niet licht denken, want de dorst in mij werd als het ware met de paplepel gevoed en naarmate de jaren vorderden werd de kater mondjesmaat op het spek gebonden. Afijn, het gaf me als kind spelenderwijs een vertrouwd gevoel om op kruipafstand van de kroeg te wonen; waarom dat zo was begreep ik pas veel later.

Het is eind jaren ‘50 als ik mijn eerste slokjes bier in de kelder van hotel Suisse drink. Niet iets om trots op te zijn, want samen met Loe Lagaaij – zijn vader Lo was eigenaar van Suisse – zochten we tussen het lege goed naar flesjes Oranjeboom die nog een kontje bier bevatten. De Markt had weinig geheimen voor ons, maar in de lente was er toch een geheim: wanneer zou buurman “Lange” Arie Neuféglise van het frites- en ijskraam zijn eerste ijs draaien? Vrijwel dagelijks liepen we langs zijn kraam, want op de dag van het eerste ijs trakteerde Arie de kinderen die op de Markt woonden op een ijsje. Vlak bij Arie’s kraam stond het kotje van parkeerwachter Burgs die op vrijwillige basis werd bijgestaan door Ko van Leeuwen alias de Keizer van Duitsland. Ko droeg een kapiteinspet waarvan de bovenkant wat opbolde zodat die met een beetje fantasie iets weg had van het hoofddeksel van de Duitse keizer. Als er veel auto’s op de Markt stonden en Kees Suurland niet toevallig wit gehandschoend voor de muziek uit liep, gingen we naar parfumerie Modern in de Gravenstraat waar we bij Pietje Parfum condooms kochten. Niet dat we er al zo vroeg bij waren – als je een condoom over de uitlaat van een auto schoof sorteerde dat bij het starten een knaleffect.

Wanneer mijn moeder niet thuis was – wat overigens weinig voorkwam – stak ik de Markt over om ome Jaap de Looff in de Delta op te zoeken. Hij gaf me een glas cola en met een beetje mazzel ook nog een bord frites met knakworst – een kindermaag is gauw gevuld. In 1964 was het over en uit met de pret, omdat Hector Meeusen, eigenaar van belendend café De Eendracht, Juliana kocht en er boven ging wonen. Ik werd verbannen, althans zo voelde het, naar ’t Zand en dat heb ik hem eigenlijk nooit vergeven. Natuurlijk zocht ik Loe nog weleens op om nog wat kontjes Oranjeboom te scoren, maar uit het zicht was toch ook uit het hart. Ik woon alweer jaren op kruipafstand van de kroeg en weet nu het vertrouwde gevoel van toen op de juiste waarde te schatten – zo zal het altijd zijn.

Midgard: hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor (Edwin 11-04-2014)

Kuiperspoort.jpeg

Van mij zul je geen kwaad woord horen over het jongerenwerk anno 2014: ik weet er simpelweg te weinig van en de geluiden die mij wél bereiken zijn overwegend positief. Er gebeurt nog steeds van alles, misschien zelfs wel meer dan ooit tevoren. Dat neemt niet weg dat ik altijd een weemoedig gevoel krijg als ik lees over de jongerencentra in Zeeland tussen, pak ‘m beet, 1965 en 1995. Die centra waren heus niet beter dan de honken en podia waar de jeugd tegenwoordig terecht kan, maar de verhalen en foto’s uit die periode stralen wel een compleet andere sfeer uit dan nu. Het waren de bolwerken van de tegenbeweging. Je trof er de hippies en de provo’s , de anarchisten, punkers en skinheads. Als je beelden van toen vergelijkt met die van nu valt je op hoe gepolijst en georganiseerd alles nu lijkt te zijn. Soms heeft het zelfs iets klinisch. Dat zegt waarschijnlijk meer over toen dan over nu. De centra van weleer ademde in vrijwel alles onrust en verzet. Er mocht overal gerookt worden. Er was nog wat meer verzuiling binnen de jongerencultuur. Nu zijn jongeren breder georiënteerd en hebben ze andere contactmogelijkheden. Ik noem maar eens iets. Ik wil maar zeggen: zo eenvoudig is het nog niet, om de periodes met elkaar te vergelijken.

Midgard was tussen 1976 en 1997 was gevestigd in een van de mooiste straatjes van de stad, de Kuiperspoort. Juist die locatie maakte het centrum (vernoemd naar Midgaard, de middenwereld bevolkt door de mens, uit de Noordse mythologie) tot wat het was: een prachtig maar weggemoffeld jongerenhol,omringd door de achtertuinen van welgestelde (Middel)burgers. Achteraf vind ik het knap dat Midgard het zo lang heeft volgehouden op die locatie. Als je ziet wat er in twintig jaar allemaal gebeurde in en rondom het pand op nummer 12 kun je nauwelijks geloven dat de omwonenden de strijd tegen de aanwezigheid van het centrum niet eerder wonnen. Er speelden talloze ruige bandjes, die een al even ruig publiek trokken. Rondom optredens van bands als Tröckener Kecks ging het allemaal nog wel maar er waren ook avonden dat het uit de hand liep, zoals die keer dat de Groningse pretpunkband Boegies Midgard aandeed. Dat mondde uit in een knokpartij waar nu nog over gesproken wordt. En dan waren er ook nog de bezettingen en demonstraties. Aksie, weet je wel? Ik was er niet bij, maar ik stel me voor dat die initiatieven niet onopgemerkt aan de buurt voorbij gingen. De straatjes zijn smal, in dat gedeelte van de stad.

Een agent vertelde me onlangs dat er wel degelijk protesten waren van wijkbewoners. Eén buurman belde trouw iedere avond zijn klacht door naar de politie, met als doel het opbouwen van een dossier. In 1997 was het pleit beslecht. Toen moest Midgard verhuizen naar de Herengracht, waar het centrum ook niet welkom was. In Bachtensteene hield het centrum het daarna nog tien jaar vol, maar toen was het einde verhaal: de middenwereld hield op te bestaan.

De zware kater van de schone slaapster (Rob 04-04-2014)

Kleverskerke, tekening Jan Bulthuis ca. 1785.JPG

Carl von Clausewitz was een man met een vooruitziende blik. In het zijn klassieker Over de oorlog poneerde hij de stelling “Oorlog is enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen.” Nu is er na de recente gemeenteraadsverkiezingen in Middelburg niet direct sprake van een oorlogssituatie, maar de tactiek van de verschroeide aarde is al ingezet. De handen blijven vooralsnog boven de dekens; het vertrouwen komt nu eenmaal te voet en zoekt zich te paard een goed heenkomen.

Johannes Bredow zat vol vertrouwen toen hij in 1766 voor 50 pond Vlaams een pand kocht aan de Dorpsstraat in Kleverskerke. Hij begon er een smederij die toevallige passanten tevens de mogelijkheid bood tot een natje en een droogje – de herberg met het hoefijzer als het ware. In die dagen was Kleverskerke eigendom van de Middelburgse familie Van den Brande en na een korte periode van zelfstandigheid in de 19de eeuw werd het in 1857 heringedeeld bij de gemeente Arnemuiden. Door een nieuwe gemeentelijke herindeling, ingaande 1 januari 1997, kwam Kleverskerke opnieuw in Middelburgse handen. Middelburg barstte van ambitie bijna uit haar voegen en was naarstig op zoek naar een even ambitieuze burgemeester.

Toen die dat jaar op 1 juni zijn intrede deed kon de toekomst niet meer stuk en leken de bomen tot in de hemel en verder te groeien. Deze nieuwe burgervader – in de volksmond later de Spar van de hoek genoemd – kwam als ridder te paard en zou de schone slaapster die Middelburg in zijn ogen was ogenblikkelijk wakker kussen. De klapzoenen waren niet van de lucht en vrijwel meteen werd Riek Bakker aangezocht om in de voetsporen van Hans Lipperhey en Zacharias Jansen te treden. De koningin van de Kop van Zuid richtte haar verrekijker op Middelburg e.o. en in oktober 1998 zag de “Kwaliteitsatlas Middelburg 2030” het licht. Sleutelwoorden als “masterplan” en “de 10 strategische projecten” zoemden sindsdien als mantra’s door het bestuurlijk- en ambtelijk apparaat, kortom de tale Rieks ging erin als Gods woord in een ouderling. Naast de binnenstad werden ook de omstreken onder de loep genomen en de aanbevelingen daarvoor waren ronduit revolutionair. De tram moest terugkomen in de vorm van een zogenaamd GULT-systeem (Guided Ultra Light Transit) – een soort monorail die als een ring om de Walcherse kust zou worden gelegd.

Verder werd er voorgesteld het Veerse Meer uit te breiden in de richting van Arnemuiden en Middelburg – een springerig eufemisme voor een ontpoldering waarvan Kleverskerke het haasje zou worden. Je hoeft niet echt van Lillo te komen om te begrijpen dat die meerwaarde niet aan de Kleverskerkers besteed was. De polsstok van de ambitie bleek echter te kort en de schone slaapster kreeg een zware kater te verduren; de rest is geschiedenis. De laatste herbergier van Kleverskerke, Jacobus Zwemer, sloot in 1937 zijn deuren en of er ooit nog een herberg komt is het spreekwoordelijke geheim van Johannes Bredow, de smid – wellicht is er eerder een nieuw Middelburgs college.

Maart 2014

De Speeldoos van de Roode Leeuw (Edwin 28-03-2014)

RoodeLeeuwNieuwland 0055.jpg

Als redacteur van een historische website ben je uiteraard blij met alle wetenswaardigheden die je in de loop van de tijd verzamelt, maar er gaat toch niets boven de verhalen die worden verteld door mensen die er zelf bij waren, of die een geschiedenis door en door kennen. Zulke verhalen hebben meer kracht en zijn geloofwaardiger, niet in de laatste plaats omdat ze vaak worden aangevuld met documentatie die mensen zelf hebben verzameld. Dit ondervond ik ook een paar weken geleden, toen ik op bezoek was bij meneer Bliek uit Nieuw- en Sint Joosland. Zijn dochter had mij op Twitter toevertrouwd dat hij een aardige collectie historisch materiaal over het dorp had aangelegd. Ze zei dat ik hem maar eens moest bellen. Ik zou er vast geen spijt van krijgen, voegde ze er nog aan toe. Spijt was inderdaad wel het laatste waar ik aan dacht, toen ik eenmaal bij haar vader aan tafel zat. Ik zag al snel dat deze man zich al vele jaren had verdiept in zowel de dorps- als zijn familiegeschiedenis en daarbij ook nog de moeite had genomen alles keurig te bewaren in ordners en mappen. Tegenover mij zat een gelijkgestemde, zoveel was wel duidelijk.

Het eerste fotoalbum dat hij opensloeg was goed voor ruim een uur gespreksstof. Dat album was namelijk gevuld met afbeeldingen over de geschiedenis van café-restaurant De Roode Leeuw, dat ik zelf vooral kende als de pleisterplaats voor vrachtwagenchauffeurs die het tot een paar jaar geleden was. Nu weet ik dat het zoveel meer was dan dat. De geschiedenis van de zaak gaat terug tot het eerste veer van Nieuwland naar Middelburg, rond 1644. Al in 1788 kreeg het pand een herbergfunctie en in 1822 kwam de zaak in handen van de familie de Vos. Tot op de dag van vandaag zijn zij nog steeds de eigenaars, al verpachten zij het café al sinds de jaren 60. Meneer Bliek vertelde er in geuren en kleuren over. Over de vele vergaderingen van de zogenaamde Polders en over de feesten van de ringrijders. Over de eigen sigarenverpakkingen van de Vos, met daarop een rebus, en over de vele vergunningen die horecaondernemers ook in vroeger tijden al aan moesten vragen. Ik was maar wat blij dat hij een stapel kopieën van zijn documentatie voor me had klaargelegd, want het leek me onmogelijk alles te onthouden.

Het mooiste vond ik dat Bliek mij ook attributen uit de oude herberg liet zien. Een kleine spoelbak die ik nooit als zodanig zou hebben herkend en een oude koffiekan. Het pronkstuk was een antieke speeldoos, die rond 1900 fungeerde als voorloper van de jukebox. Je kon er voor een cent muziek mee afspelen, afkomstig van een collectie van 12 stalen platen. Zoiets had ik nog nooit gezien en gehoord (het apparaat bleek nog altijd te werken). “Luister maar even, mijn vrouw is toch niet thuis”. Ik moest lachen om die opmerking. Die hoorde je 114 jaar geleden vast ook wel eens, aan de toog van het voormalige veerhuis.

Een Heksenketel in de Koophandel (Rob 21-03-2014)

Heksenketel.jpeg

Toen Pieter en Monique Duvekot-Klootwijk in 2003 samen met Huibert en Janet Wattel-Duvekot pannenkoekenhuis de Heksenketel aan de Elzenoordlaan begonnen wisten ze wellicht van het stof der eeuwen dat de zaak met zich meedraagt. Die geschiedenis begint eigenlijk in 1773 - in juli dat jaar meldt de Middelburgsche Courant dat de buitenplaats Elzenoort in de herberg de Oranjeboom in Vrouwen Polder geveild wordt. Dat jaar komt ook een einde aan de 16de eeuwse psalmberijming van Petrus Datheen; in november besluiten de Staten van Zeeland dat alle gereformeerde kerken de nieuwe psalmberijming moeten gebruiken. Dat gaat niet zonder slag of stoot, want Walcherse bevindelijke boeren als Lourens Ingelse, Cornelis de Korte en Willem Wisse laten dit niet over hun kant gaan – ze gaan soms voor het zingen de kerk uit en protesteren in herbergen als de Oranjeboom tegen deze rekkelijke oekaze. De kwestie escaleert tot in 1778 het zogenaamde Psalmoproer uitbreekt in Vlissingen en Westkapelle. Enfin, uiteindelijk werd het woord niet zo heet geconsumeerd als het werd opgediend en de psalmberijming van Datheen is op Walcheren nog steeds in gebruik.

In 1909, verkoopt de 87-jarige Anthonie van Sorge – kroegbaas was in die tijd blijkbaar een gezond beroep - de Oranjeboom aan Willem Duvekot die zijn zaak de Koophandel doopt. Een journalist van het Zeeuwsch Dagblad brengt in december 1957 een bezoek aan de Koophandel en doet verslag van een partijtje biljarten op de brug, dat vooral gespeeld werd tijdens een versmakking,waartoe Willem, dan de oudste kroegbaas van Zeeland, hem uitnodigt: “Hij haalde zijn bord-met-cijferputjes te voorschijn en samen hebben we een poosje het spel met de biljartbal gespeeld. Hij won het natuurlijk glansrijk, hoewel lang niet alle ballen in de putjes rolden. Verscheidene keren rolden ze de weg terug zonder bij een winstgevend putje te hebben aangelegd.”

De “oude Willem”, altijd op z’n boers achter de toog, blijft tot 1962 op zijn post; in dat jaar overlijdt hij op 93-jarige leeftijd. Kleinzoon Willem koopt de zaak en wanneer hij het pand in 1977 aan de gemeente verkoopt, verhuist hij zijn café van de Dorpsdijk naar de Elzenoordlaan. Op enig moment verdwijnt de Koophandel van het tableau en reïncarneert als De Polder. Eind jaren ’90 zit er een kapsalon in het pand tot de Duvelkot’s, zoals eerder vermeld, het heft weer in handen nemen. De Duvekot´s zitten dan sinds 1990 ook in Duinoord in Vrouwenpolder en bouwen aan een klein imperium. Jaco Duvekot, broer van Pieter en Janet, is ook geen vreemde in de Walcherse horeca. Hij had met vader Kees en broer Pieter Strandpaviljoen Breezand en zat een periode in Brasserie Panneke in Middelburg en tot voor kort in de Westkaap in Westkapelle, en nu, als ik tenminste goed ben ingelicht, in de Oase in Domburg. Wat niet des Duvekot’s is kan altijd nog des Duvekot’s worden. In 2010 is er weer een tabula rasa in de Heksenketel en komen Annetien en Edwin Joosse in de zaak – als er maar geen pannenkoekenoproer uitbreekt.

Lastig kiezen (Edwin 14-03-2014)

Castigat.PNG

Dat er aanstaande woensdag gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden kan bijna niemand ontgaan zijn. De media staan er al weken bol van. Politici met landelijke bekendheid bezoeken opeens provincieplaatsjes, lokale politici komen uitgebreid aan het woord in weekkranten en dagbladen, en op televisie wordt de burger doorlopend op het hart gedrukt om maar vooral te gaan stemmen. Het ziet er namelijk niet al te best voor de verkiezingsopkomst. Volgens peilingen dreigt minder dan de helft van de kiezers te gaan stemmen.

Ik ben wél van plan om mijn stem uit te brengen maar ik kan niet beweren dat ik dat zal doen vanuit een bepaalde overtuiging. Ik vind het vooral belangrijk dat er tegenstemmen zijn voor al die mensen die dat wel doen. Nu zijn er wel een paar lokale politici waar ik sympathie voor heb, maar het voert me te ver om dat doorslaggevend te laten zijn. Dat je iemand aardig vindt betekent nu eenmaal niet dat je diens politieke opvattingen ook steunt. En ook als daar wel sprake van is, dan nog kom je vaak bedrogen uit op de langere termijn. Stáát iemand eens voor een thema dat jij zelf ook belangrijk vindt, wordt die persoon later weer gedwongen tot een compromis.

Hoe het allemaal werkt in de praktijk zie je goed als je inzoomt op specifieke dossiers zoals, in Middelburg, op de bouwputaffaire, of op de kwestie rondom coffeeshops in de stad. Die dossiers zijn inmiddels zo dik en de trajecten zo langdurig, dat veel mensen niet eens meer weten hoe een en ander (niet) tot stand kwam. Als je er met mensen over praat valt op dat een groot deel van de ergernis hierover geen betrekking heeft op politieke besluiten, maar juist op het uitblijven ervan. Het maakt mensen na tien jaar niet zo gek veel meer uit wat er gebeurt. Ze willen vooral dát er iets gebeurt. Als je daar minstens tien jaar op moet wachten verlies je het vertrouwen in de politiek.

Vanuit het horecaperspectief legden we voor deze twee thema’s onze eigen dossiers aan, op basis van de berichtgeving in de PZC door de jaren heen. De Krantenbank Zeeland is wat dat betreft een gouden informatiebron. Als je terugleest schrik je. In het geval van de coffeeshops doen politieke standpunten over het gedoogbeleid er niet meer toe. Je leest dat de tegenstanders eerst hebben gekozen voor een harde aanpak, gebaseerd op vermeende overlast, waardoor uiteindelijk alle vier de zaken moesten sluiten. Vervolgens ontstond er een politieke strijd die werd gekenmerkt door het continu uitstellen van besluitvorming. Nu eens een onderzoek, dan weer een inspraakronde, met als gevolg dat echte keuzes steeds ‘over de verkiezingen heen werden getild’. De problemen die daar het gevolg van zijn worden uiteraard ontkend of genegeerd. Als er om opheldering wordt gevraagd verwijst men niet zelden naar politieke voorgangers. Wat opvalt kortom, is dat de politiek maar al te vaak geen keuzes maakt. Misschien is dat wel de reden dat het voor ons, de kiezers, ook zo lastig is.

De grote dorst naar de stamkroeg in Middelburg (Rob 07-03-2014)

Het Wapen van Zeeland Markt Middelburg ca. 1934.JPG

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is een onvolprezen bron waar ik me veelvuldig aan laaf – de roes van ritselende bladzijden maakt klikkende googelaars tot geheelonthouders. Ik was op zoek naar het woord stamkroeg, maar die samenstelling is te jong voor woorden. Het WNT definieert een kroeg als een herberg van gering allooi, iets wat men nu een bruin café noemt. In de literatuur dook de kroeg voor het eerst op in een gedicht van P.C. Hooft uit de 17de eeuw: “Dus quam ick met mijn kammeraets uyt de kroech, die 't moerjaens hooft hiet.” Middelburg beschikte echter in de 15de eeuw al over herbergen van gering allooi die in gebruik waren als stamkroeg. Zo kwam het gilde van timmerlieden en metselaars samen in De Liebaard aan de Lange Delft – ongeveer op de locatie waar nu Bos Men Shop is gevestigd. De gemeente Middelburg steunde in die tijd nog het vakbondswerk, want de stadsrekening van 1477 vermeldt dat er dat jaar 20 pond Vlaams, 17 schellingen en 6 penningen aan gelag werd betaald.

Door de eeuwen heen zijn er altijd loten van een zelfder stam geweest die een bepaalde kroeg als hun kroeg zagen. Dat konden politiek gelijkgestemden zijn zoals bijvoorbeeld de patriotten die bijeen kwamen in Het Middelburgsche Koffy Huis op de Balans en waarvan sommigen medio 1787 zwaar te grazen werden genomen door een bloeddorstige horde oranjehooligans. Of biljarters die vanaf de 18de eeuw in sociëteits- en later verenigingsverband hun sport beoefenden en nog steeds beoefenen. De voetballers, als vanouds bierdrinkers bij uitstek, gaven eind 19de eeuw hun eerste rondjes bij de Meelfabriek aan de Kleverskerkseweg en later in de diverse kroegen, clubhuizen en sportkantines.

In de 20ste eeuw gingen de Walcherse boerenjongens en –meisjes op Annetje-Lijsjesdag in dracht al zingend Aerem an aerem de Gortstraete in om vervolgens de kroeg in te duiken – die van Westkappel bij Kobus Minderhoud in de Segeersstraat en die van Koukerke in het Wapen van Zeeland op de Markt. Boeren kon je op donderdag schilderen in de Vriendschap waar je vandaag de dag nog weleens een enclave bejaarde agrariërs aantreft. De aannemers kwamen in het Nederlands Koffiehuis, waar vaak aanbestedingen plaats hadden, op de Markt, maar autohandelaren daarentegen hadden hun stamkroeg in het Jagertje, het café van Sas de Jager aan de Rouaansekaai; toen Sas zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten sloot de zaak. De Reutel in de Stationsstraat is wat dat betreft een verhaal apart, want hier stonden kaaiwerkers, havenarbeiders en ander werkvolk schouder aan schouder met middenstanders, journalisten, beeldend kunstenaars en notarissen. Natuurlijk kiezen mensen ook vaak hun stamkroeg op basis van thuisgevoel c.q. gezelligheid en daarom zullen de stamgasten van Rock Desert op het Damplein zich behoorlijk ontheemd gevoeld hebben toen Rob en Mirna hun deuren enige maanden geleden sloten; een nieuw gezinsvervangend tehuis vinden is immers geen sinecure. Zelf verkeer ik in de luxe van twee stamkroegen: Bar American en Seventy Seven; het kon slechter.

Februari 2014

Een nieuwe lente in het hart van de stad (Edwin 28-02-2014)

Pottenmarkt Wafelkraam.jpg

Een maand geleden constateerden we dat 2013 een verschrikkelijk jaar was geweest voor een aantal Middelburgse cafés en restaurants, nu horen we vooral geluiden over nieuwe initiatieven, mooie plannen en samenwerkingsverbanden. Die omslag voelt een beetje als de huidige winter; die plaatsmaakt voor de lente zonder ooit koud geweest te zijn maar ons zal je daar niet over horen mopperen. Laat maar komen dat zonnetje!

Het interessantst zijn de ontwikkelingen op de Pottenmarkt, een pleintje met een lange horecageschiedenis. Daar gebeurt opeens van alles. Op Valentijnsdag werd café Die Lange geopend, in het pand waar voorheen De Prinse van Oranje was gevestigd. In diezelfde week kregen de nieuwe eigenaars van het monumentale pand op de hoek met de Langeviele de sleutels overhandigd, waarna zij voortvarend aan de slag gingen met een grootscheepse verbouwing. Weer een week later werd bekend dat café De Herberg was verkocht, aan twee medewerkers van café Seventy-Seven. Normaal gesproken valt dat niet in de categorie groot nieuws maar op de Facebookpagina van Middelburg Dronk brak de aankondiging records: het bericht werd binnen een dag meer dan 10.000 keer bekeken en voorzien van talloze ‘likes’ en reacties. Het zijn blijkbaar ontwikkelingen die opzien baren.

Hoe het geheel er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. Het concept van De Zaak (1) (voorheen ’t Geintje) blijft een verrassing tot de opening medio maart, terwijl de nieuwe eigenaars van de Herberg hebben besloten pas te zullen gaan verbouwen na de zomer. Tot die tijd krijgt de zaak een vrije invulling, waarin veel mogelijk is. Opvallend in de gesprekken met de ondernemers is echter de bereidheid tot samenwerking. Iedereen die aan de Pottenmarkt is gevestigd zie iets in een plein waarop de terrassen als het ware met elkaar versmelten. Bestaande zaken als De Vliegenier, Vriendschap en Expresszo ook. Dat is precies wat een stad nodig heeft. Samenwerking heeft nu eenmaal een positievere uitstraling dan onderlinge strijd.

Ook mooi is het feit dat de plannen van de Gemeente Middelburg naadloos aansluiten op de ontwikkelingen op de Pottenmarkt. In december zag ik in café Hildernisse een presentatie van de plannen voor Plein 1940. Als het meezit wordt dat plein dit jaar nog getransformeerd tot een autovrij geheel met veel groen en genoeg ruimte om te zitten en te keuvelen. Diagonaal over het plein zou een wandelroute moeten komen, die loopt vanaf de winkel van BoMont tot aan de Korte Geere. Op de kop van dat straatje wordt de Geerepassage verbouwd tot Heinde en Vers, een versmarkt met veel ruimte en licht, die de ambachtelijke producten van circa tien Zeeuwse ondernemers onder één dak zal brengen. Ook daar komt nieuwe horeca.

Als je even uitzoomt zie je dan opeens een heel ander stadshart, vol interessante kansen, oprechte initiatieven en leuke dwarsverbanden. Dat stemt niet alleen hoopvol en enthousiast; het maakt ook dat je een pluim wilt geven. Aan de ondernemers én aan de gemeente. Alleen op deze manier krijgt een stad de allure die het verdient en verandert een tijdperk van verschrikkelijk in verschrikkelijk mooi. Daar kun je toch alleen maar blij van worden?

De Barbier van Bekerke (Rob 21-02-2014)

Een echte Bekerkenaar zal je enigszins geamuseerd aankijken als je met hem een afspraak wil maken in café Juliana. “Bij Sies bedoel je?”, is dan met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het antwoord, want de Bekerkenaars spreken nog steeds hun eigen taal. Sinds nonkel Sies en tante Marie Herwegh-Simpelaar op zaterdag 13 september 1958 het café overnamen van Janis Simpelaar, doet Juliana in de daarop volgende jaren geleidelijk troonsafstand ten gunste van Sies. Het café aan de Dorpsstraat beschikt over een rijke geschiedenis en heet van 1901 tot 1950 – in dat jaar verandert Simpelaar de naam – Wilhelmina; de oranjekoorts zat er in Bekerke al vroeg in.

De transformatie van Wilhelmina naar Juliana markeerde tegelijkertijd de transformatie van het oude- naar het nieuw gebouwde pand waar het café nu nog steeds in gevestigd is. In het oude pand (verwoest in W.O. II) zat al een herberg in 1730, het jaar waarin Tobias de Potter zich in het dorp vestigt – hij is naast herbergier tevens chirurgijn, barbier en haarsnijder.

De Potter sluit in 1734 een contract met de kerkenraad van Bekerke waarin hij belooft voor 7 pond Vlaams per jaar alle armlastigen van het dorp “’t zy groot of klein, jong of oud, te cureeren of genezen alle ziektens, krankheden, wonden en breuken aan eenige Ledematen des Lichaams, dat God verhoeden wil, en verder den baardt te scheeren van alle manspersonen, die op den armen zijn vervallen, haar hayr te snyden, alsmede van alle kinderen, die op onze armen zijn vervallen.” Daarbij ontving De Potter extra geld, wanneer hij patiënten visiteerde die meer dan een uur gaans van het dorp woonden – kilometervergoeding of rekeningrijden avant la lettre dus. De barbier van Bekerke kreeg op een gegeven moment een conflict met de kerkenraad, omdat zijn herberg ook op zondag geopend was – de god Bacchus op de dag des heren dienen was in de 18de eeuw voor de bevindelijken ook al een heikel punt.

In de 19de eeuw fungeerde de herberg – zoals dat op meer dorpen in het hart van Walcheren voorkwam – ook als gemeentehuis; verschillende advertenties uit die periode spreken afwisselend van stadsherberg, gemeenteherberg of gemeentehuis. Zoals eerder vermeld krijgt het pand pas in 1901 een naam als Willem Corbijn er zijn café annex winkel Wilhelmina opent. In 1955 strijken Sies en Marie Herwegh uit St. Jansteen op Walcheren neer om een strandtent in Valkenisse over te nemen die Sies in een interview uit de PZC van 25 mei 1975 omschrijft als “een royaal konijnenhok”. In 1958 nemen ze ook café Juliana over – hun dorpsgenoten kijken eerst de kat nog een beetje uit de boom, maar schoorvoeten verandert al snel in de deur plat lopen.

Hoewel nonkel Sies en tante Marie de 21ste eeuw niet hebben mogen meemaken, zijn zowel die eerste strandtent, Paviljoen Valkenisse, als café Juliana nog steeds des Herweghs – hun kinderen Adrie, Leo en Tilly bewaken het erfgoed. Je hebt geen Bob nodig als je naar Sies gaat – de bushalte lonkt naast de deur.

Knokken met scherpe piepers (Edwin 14-02-2014)

Korte Noordstraat 1890-1900.jpg

Je hoort mensen het wel eens verzuchten: ‘Dat het zo vaak raak is tegenwoordig, en dat de wereld met de dag gewelddadiger wordt.’ Soms gaat iemand zelfs zo ver te stellen dat er tegenwoordig veel sneller naar wapens wordt gegrepen dan vroeger, als er wordt gevochten. Als je kijkt naar al die kiekjes van vroeger ben je geneigd het te geloven. Je ziet immers vooral poserende mensen en lieflijke taferelen. Als je echter wat dieper in de krantenarchieven duikt leer je dat de schijn bedriegt. Vroeger ging het er minstens net zo ruig aan toe als nu, misschien nog wel veel ruiger.

Neem nu dat bericht in de Vlissingse Courant van 9 maart 1892. Er wordt melding gemaakt van “Vlissingsche jongelui die er vermaak in schijnen te hebben Zondagsavonds de boel op te scheppen in Middelburg”. Tot zover niets nieuws, maar de krant vervolgt: “Ze maken dan lawaai, zoeken ruzie in de kroegen en worden ten laatste handgemeen, waarop sommigen hunner zich reeds voorbereid hebben, door ijzeren staven bij zich te steken, die zij door middel van een touw aan den pols bevestigd in hun mouwen verborgen houden om ze bij vechtpartijtjes te gebruiken.” De toevoeging dat het ‘de politie gelukte de belhamels beet te krijgen’ geeft het bericht nu een onschuldig karakter, maar reken maar dat er gewonden vielen door die ijzeren staven. Het escaleerde flink, daar in de Gravenstraat.

Nog gekker is het bericht in de Middelburgsche Courant van 16 januari 1919. Na een feestje in het café het Maastrichts Bierhuis op de Dam kreeg een groep dronken soldaten onderling ruzie op straat, waarbij messen werden getrokken. Naar een oproep van de politie om zich te verspreiden werd niet geluisterd. De politie trok daarop de sabel, waarna, zo schrijft de journalist, ‘vele zeer harde klappen vielen’. Daar bleef het niet bij. Een paar soldaten dreigden dat zij ‘scherpe piepers’ zouden gaan halen en voegden daad bij woord. Niet veel later werden er bij de Concertzaal inderdaad zeven schoten gelost. Of daar ook gewonden bij vielen wordt niet vermeld, maar dat het géén lieflijk tafereel was staat vast.

Als derde en laatste voorbeeld een bericht uit de Zierikzeesche Nieuwsbode van 28 april 1869. Daarin wordt geschreven over een groep van wel 600 jongens op de Markt in Middelburg, die met ernstige vechtpartijen ‘de geheele stad in opschudding brachten’ en die avond een krijgsman half dood sloegen met een wandelstok. Deze raddraaiers zongen doorlopend ‘1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, Waar zijn de meisjes van Perdamme gebleven?” De heren waren boos over de sluiting van een ‘rendez-vous’ in Perdamme (het huidige Brigdamme) en de ondervraging van 22 ‘fatsoenlijke burgerdochters’ door de politie. Dat het ging om de sluiting van een illegaal bordeel laat zich makkelijk raden.

Het nieuws van weleer leert je keer op keer dat sommige dingen van alle tijden zijn. Gewapende knokpartijen dus ook. Dat dit soort nieuws ons lang niet altijd bereikt wist de journalist van toen ook al. Hij sluit af met de woorden:

Wat daar verder is geschied, Weten alle menschen niet

De weg naar het tafellaken (Rob 06-02-2014)

Opening Fietsenwinkel de Pree naast Alassio.JPG

Het valt moeilijk te achterhalen door wie en wanneer het woord horecabaron werd gemunt – het was er op enig moment en duikt sindsdien frequent op in de media. De eerste horecabaron in Middelburg was eigenlijk Le Baron Chassé, een logement dat begin negentiende eeuw gevestigd was in de Gortstraat, maar deze edelman voldoet niet aan het criterium en is wellicht stof voor een andere column. Van Dale geeft aan dat een baron, als tweede lid in een samengesteld zelfstandig naamwoord, een economisch machtig man is op het door het eerste lid genoemde terrein. Wanneer die economische macht vertaald wordt in het bezit van een behoorlijk aantal zaken, wat nu vaak het geldende criterium voor een horecabaron is, dan kan Middelburg door de eeuwen heen bogen op nogal wat horecabaronnen. In de negentiende eeuw waren dat Leendert Munter – hij had het Bierhuis Herenstraat en zat verder in Even Buiten, Minderhoud, Het Oude Hof van Zeeland en De Witte Leeuw – en Franciscus Gerardus Oudens die de scepter zwaaide in het Huys van Domburgh, St. Joris, Het Wapen van Rotterdam en Het Zeeuwsche Bierhuis. Aangezien lijstjes, tegenwoordig net zo populair als mooie meisjes, per definitie saai en plat getreden als een oud trappenhuis zijn, lijkt het me beter om er een horecabaron uit te lichten.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw had Adrie de Pree een motor- en rijwielhandel in de Zusterstraat in Middelburg. Aangezien hij een vriend van mijn vader was, heb ik menig verjaardagsfeestje bij oom Adrie en tante Fien gevierd – zoon Ad was een leeftijdsgenoot en vriend van het eerste uur. Adrie dacht wat je nu branche overstijgend zou noemen en zag de mogelijkheden die de horeca bood. In vier maanden tijd verbouwde hij een onbewoonbaar verklaard pand aan de Nieuwedijk in Vlissingen en op 9 december 1960 opende daar de Anja Bar.

Toen bakker Van der Welle, die mijn kinderhand veelvuldig met boluspruum gevuld heeft, zijn zaak in de Zusterstraat in 1964 te koop aanbood, hoefde Adrie niet lang na te denken en schafte het erf van zijn bijnabuurman aan. Nog dat zelfde jaar opende hij de Alassio bar in het pand; de start van zijn Middelburgse baronie was een feit. Aangezien de familie Van Hese in de jaren zestig bijna iedere zomer in Varigotti aan de Ligurische kust kampeerde, werd er op verzoek van Adrie een keur aan parafernalia aangeschaft van Alassio en San Remo – we waren er immers toch. In vijf jaar tijd werd Adrie eigenaar van nog vijf zaken in Middelburg, te weten de San Remo Bar en Old Dutch aan de Pottenmarkt, de Amigo-bar in de Reigerstraat, de Palladium-bar aan het Kerspel en 't Sincken Tooghje (de Zinkenbak voor intimi) in de Beddewijkstraat. Vanzelfsprekend zijn er nog horecabaronnen geweest en zullen er wellicht nog horecabaronnen komen. Hun economische macht c.q. de kwantiteit van het aantal zaken wordt echter in hoge mate bepaald door de vraag of ze het servet ontgroeien op weg naar het tafellaken.

Archief Barcodes

Meer columns zijn te vinden in het Barcodes Archief

Bronnen