Middelburg Dronk

Seventy Seven


Seventy Seven
Locatie Markt
Periode 1970-1980
Eigenaar Cees Rijn
Voorganger De Koophandel


Logo2.jpg

Beschrijving

Seventy Seven (in de volksmond: 'Sev') is een druk bezocht bruin café (een 'pijpenla') aan de Middelburgse Markt. Er komt zowel jong als oud publiek. De kroeg staat bekend om de goede koffie, de puike tosti's, de uitzinnige kerstavonden en de afwisselende maar vaak lekker stevige muziek. Seventy Seven is voortgekomen uit de De Koophandel, voor 1887 heette het Rozenboom.

Foto's

Meer afbeeldingen zijn te vinden op: Seventy_Seven/fotos.


Geschiedenis

Op donderdag 2 juli 1970 werd Seventy Seven om 20.00 uur officieel geopend. De advertentie uit de PZC geeft aan dat de zaak eigendom is van Daan en Bep Bruinooge-Bazen. Daan Bruinooge had zijn sporen al verdiend in de Vlissingse horeca, waar hij o.a. Atlanta en Het Beursgebouw uitbaatte. Aangezien Daan op korte termijn wethouder van de Gemeente Vlissingen zou worden – en nog later gedeputeerde van de Provincie Zeeland – verkocht hij zijn horecazaken en zo werd Ad van de Woestijne (echtgenoot van Daan’s zus Wilma) eigenaar van Sev – Daan heeft eigenlijk maar een korte periode daadwerkelijk in de kroeg gezeten.

Ik kan me die donderdagavond nog goed herinneren, Peter Falk (ook wel Duitse Peter genoemd) stond aan de deur en je moest kunnen aantonen dat je 16 jaar of ouder was anders mocht je niet binnen. De zaak zag er toen wel een beetje anders uit. De entree was op de plaats waar nu het rookhok is en zomers ging het grote raam – dat weggehaald is toen het ‘binnenterras’ werd gerealiseerd – open; het raam kon via een rails naar binnen worden geklapt. Waar nu tafel 1 is stond een pokertafel – eigenlijk een hoge tafel waarin een verzonken ‘dobbelvloertje’ met barkrukken er rond – en tussen de bar en de pokertafel hing een sigarettenautomaat aan de muur.

In het gedeelte waar enige jaren later de achterste bar werd geplaatst stonden tafeltjes en stoeltjes en een tweede pokertafel.. Er was tevens een telefooncel achterin en waar nu de gokkasten staan was de (later verdwenen) trap naar de bovenwoning en stond in die tijd ook een kachel. Tegen de telefooncel (evenwijdig aan de damestoiletten) stond een flipperkast en in die tijd kon je met flipperen nog wat verdienen ook. Ad van de Woestijne beloonde de hoogste score van de week (het ijkpunt was altijd zaterdag om 18.00 uur) met 10 glazen bier of een fles wijn. Verder waren er muurschilderingen van Annemiek van de Woestijne (zus van Ad) die toen op de kunstacademie zat.
Men beleefde soms roerige tijden in die eerste jaren. Er werden zo links en rechts weleens klappen uitgedeeld, maar het was gelukkig niet structureel – Peter Falk heft eigenlijk een relatief korte periode aan de deur gestaan. Het waren ook jaren van feesten, van polonaises in de carnavalstijd en later ook mosselfeesten avant la lettre – Gijs van Vlier (bij wie ik toen werkte) was de grote animator – en dat in de meest brede zin van het woord. Gijs handelde in antiek en oude bouwmaterialen en zo ben ik ’s avonds menigmaal de keuken in gevlucht wanneer hij weer eens bij Sev voor kwam rijden met aanhangwagen vol meubels of plavuizen die stante pede gelost moest worden.

Het werd in die eerste jaren ook de stamkroeg van handbalvereniging EMM – Ad Van de Woestijne heeft de club zelfs nog enige jaren gesponsord – en andere sportverenigingen. Er hebben dan ook heel wat EMM-ers bij Sev gewerkt, zoals Fred van de Weel, Jaap Gesink, Jaap Gelok (de huidige burgemeester van Borssele), Jorien Kamermans, Wim Brandes en ondergetekende. Later werd er ook in kroegverband gevoetbald met als inzet een vat bier dat dan bij de verliezende kroeg soldaat werd gemaakt. Vaak werden die wedstrijden op vreemde locaties (want gratis) gespeeld als het voetbalveld bij Mission to Seamen in het Sloe. In die tijd was er een ‘sterrenteam’ en een ‘drinkteam’ – dat laatste team was het gezelligst, want meestal stond er een krat bier naast het doel ter verfrissing.

Ongeveer een half jaar na de opening kwam Annelies Deurwaarder achter de bar werken nadat ze in De Eendracht enige tijd serveerster was geweest. In 1973 kwam Cees Rijn in Sev werken – Het Wapen van Zeeland(2) , waar hij toen samen met Evelyn in zat, werd dat jaar verkocht. Cees wijzigde de openingstijd van 14.00 naar 11.00 uur en wat later moest zelfs de sluitingsdag, de maandag, eraan geloven – Sev was vanaf toen dagelijks van 11.00 (´s zondags 14.00) tot 01.00 uur geopend - alhoewel het sluitingsuur nog wel eens kon variëren naar gelang de klantdichtheid in relatie tot de gezelligheid. In 1975 naam Cees de zaak van Ad van de Woestijne over en hij is nog steeds eigenaar van de kroeg.

Cees hield , en houdt nog, erg van practical jokes - bij 'mooie verhalen' staat de hurksessie van Louis Lebon al opgetekend, maar er was meer. Op enig moment, Cees stond achter de bar, komt er een meisje binnen met een doos taartjes van banketbakker Rijk van de Pottenmarkt. Ter ere van het zoveel jarig huwelijk van haar ouders had ze taartjes gekocht, maar ze moest nog andere boodschappen dus kon de doos even in de koelkast? "Natuurlijk kan dat", zei Cees, met al een zweem van een glimlach rond de lippen. Het meisje had haar hielen nauwelijks gelicht, of ik ben, op instigatie van Cees, exact dezelfde doos taartjes bij Rijk gaan halen - toen ze terugkwam van haar boodschappen werd ze enthousiast toegeproost met koffie en taartjes. Ze ontplofte bijna en zei tegen Cees dat ze, zeker als vaste klant, zo'n behandeling niet verwacht had en wat haar ouders daar wel niet van moeten denken. Breed glimlachend haalde Cees, de onschuld zelve, haar doos met taartjes uit de koelkast - zij kon er niet echt om lachen.

Zoals het interieur in de loop der veranderde, veranderde ook de structuur van de clientèle. Natuurlijk bleven de ‘oude rupsen’ (locatie hoek voorste bar en/of tafel 1) tot op de dag van heden komen – bij het beachvolleybal dat op de Markt georganiseerd werd sloegen ze en groupe jaren de bal over het net onder de naam ‘Ouwe Sannie’ – maar de generaties scholieren volgden elkaar niet meer zo vanzelfsprekend op als voorheen. Er zijn jaren geweest dat op vrijdagmiddag de schooltassen tot aan het plafond leken opgetast, maar midden jaren 90 ebde dat langzaam weg en verplaatste het zich naar Bar American en, meer nog, Nationaal . Sinds de Roosevelt Academy in town is, werd die traditie weer een beetje in ere hersteld, hoewel het gelag later plaatsheeft en de schooltassen het hoge niveau van weleer niet halen.

Naamgeving

Het café is te vinden op Markt 77 te Middelburg.

Eigenaars

  • Ad van de Woestijne (1970-1974)
  • Cees Rijn (1974-heden) Hij kocht de zaak weer van Daan Bruinooge die in de Vlissingse politiek was beland en niet wilde dat zijn horecabezit zijn carrière daar in de weg zou staan.

Bijzonderheden

  • Sinds 2010 is er gratis WiFi in de zaak, maar het wachtwoord krijg je natuurlijk niet zomaar
  • Iedere donderdag, vrijdag en zaterdag pelpinda's op de bar, al vele jaren.
  • De achterbar is een stuk lager dan de voorbar.
  • De kroeg heeft het kleinste rookhok van Middelburg en er is eigenlijk niemand die daar nog van opkijkt.
  • NIET aan de lampen boven de bar zitten! Vraag de barman of -vrouw.
  • Die rare houten cilinder boven de bar bevat een paar honderd cd's. Zeggen ze.
  • Als de barmedewerkers zeggen dat "ze een bepaald muziekje niet hebben" ("die cd heeft Joyce opgeruimd") liegen ze. Bovendien beschikt de zaak inmiddels over een iPad met YouTube, je weet zelf.
  • Als je wilt weten of er iets te doen is in de stad kun je even op de muur in Sev. kijken. Concertposters worden opgeruimd door ze met een nietpistool aan de wand te nagelen. Ook andere dingen worden met het nietpistool opgeruimd en -soms- bij elkaar gehouden.
  • Kranten en tijdschriften in overvloed, wat ik je brom. Dat is fijn, bij lekkere koffie.
  • Die levensgrote neonletters van Heineken op de gevel zijn....ach, vraag de barman of -vrouw.

Personeel

Bob Roosdorp
Lennert Oosterling
Eefje van den Berg
Bekijk de volledige lijst met personeel op de volgende subpagina

Mooie verhalen

Meer mooie verhalen over Seventy Seven zijn te vinden op Seventy_Seven/mooieverhalen.

  • Sjanquero troppo duro

Tegenwoordig is het ogenschijnlijk de normaalste zaak van de wereld, iemand die een Spa blauw bestelt. Een Bob waarschijnlijk – zo’n ultravrolijk type dat tijdens een tenenkrommende vrijgezellenavond het kotsbusje bestuurt – of een Anita die, footloose and free, legginggetrouw wanhopig haar lijn probeert in te tomen. Doch gedurende de jaren 70 had dergelijk drinkgedrag een volstrekt andere connotatie, een meer lacherige ondertoon, althans wat sommige waterconsumenten betreft. Wanneer de manifeste drinkers, de kroegtijgers en –tijgerinnen bij uitstek, aan de Spa zaten was er meer aan de hand. De jaren 70 schreven zonder twijfel tekst en muziek van het loflied op de promiscuïteit. Zoals Remco Campert ooit eens schreef, was het de tijd dat iedereen zoop en naaide, en dat, toen al, liefst met wisselende partners. Condooms waren dingen die kwajongens verwachtingsvol rond uitlaten van auto’s plooiden – de pil was het snoepje van de week en de meisjes gingen zingend loos. Ik logeerde eens een nachtje bij een meisje, toen plots een vriend ’s nachts door het dakraam de slaapkamer binnenkwam. Hij excuseerde zich en vertrok schielijk langs dezelfde weg die hij gekomen was – matennaaien was er niet bij in die tijd. Een andere vriend van me deed daar later ook eens een nachtje over, doch hij zat na een tijdje aan de Spa in de stamhut. Het relatiegeschenk waarmee hij was opgezadeld noemde men in die tijd ook wel een harde sjanker – ik heb me laten vertellen dat het vermeend Spaanse sjanquero troppo duro te harde sjanker betekent, maar dat kan ook venerisch klankidioom zijn - oftewel een sief of druiper. Enfin, de vriend die dus te laat de koffer deelde – laten we hem, de anonimiteit getrouw, Mr. X (2) noemen – was in menig opzicht niet voor één gat te vangen, zeker niet in overdrachtelijke zin, en hij beantwoorde de zuigende vragen over zijn afwijkende drinkgedrag ogenschijnlijk lijdzaam maar zeer to the point. “Ach”, zei hij dan enigszins meesmuilend, “Als je het niet doet, kun je het nooit meer inhalen. Maar soms, als je te laat na je beurt praat, moet je met je pisser naar dokter Visser”. (zie Mournouw).

  • Bolus de huishoudster

Het moet in de vroege jaren 70 geweest zijn dat hij de stamhut weleens met een bezoek vereerde. "Doe maar een serrietje Lies", zei hij dan - hij sprak de h consequent niet uit en nipte vervolgens bedachtzaam van zijn sherry - van die goedkope bocht met krans - een ritueel dat, gezien zijn zuinige afdronk, van lange duur was. Een korte, wat volslanke man met een grote uilenbril op de neusbrug, die op een onopvallende manier opvallend was. Het waren vooral zijn wat vorsende, bijziende blik en het nieuwsgierige polsen naar roddels, die zijn profiel inkleurden. Met zijn kenmerkende lijzige, hoge stem informeerde hij in plat Middelburgs naar stadsgenoten met naam en toenaam en hun eventuele zijstapjes naast het goede pad. Hij kreeg dan vaak geijkte opmerkingen voor zijn kiezen als: "Slaapt je vader nog steeds naast je moeder", of, "Die is nog stommer als het paard van Christus, en dat was een ezel" - men had het niet zo op zijn nieuwtjesjacht. Hoe hij aan de bijnaam Bolus kwam weet ik niet, maar het tweede deel is me wel bekend. Bolus was medewerker in gemeentelijke dienst en hij had een enorme witte voet bij zijn baas gehaald, wat ervoor zorgde dat zwaar werk meestal aan hem voorbij ging. Aangezien hij vaak in het gebouw waar hij werkte werd gesignaleerd met een stofdoek, hadden zijn collega's hem voorzien van de bijnaam de huishoudster, en vroegen ze hem weleens plagend of hij bij hen de vaat niet wilde komen doen. Bolus was een typische Middelburger die maar weinig buiten de gemeentegrenzen kwam. Het verhaal gaat dat hij eens, op weg naar de wijde wereld, al op de Nieuwlandseweg een auto-ongeluk kreeg en die schrik nooit meer te boven is gekomen. Hij was altijd naarstig op zoek naar een dame om het leven mee te delen; tot op de dag van heden is dat helaas niet gelukt. Hij schoof in Sev soms aan bij een gezelschap van dames en heren, doch zijn aan schichtigheid gepaarde zuinigheid leverde niet meer dan een nipje van de liefde op, een half woord soms, maar zelfs niet eens een handje en een kusje. Ik zie Bolus nog af en toe, wanneer hij met een enigszins schommelende tred - dat ongeluk wellicht - de stad doorkruist gewapend met zijn boodschappentas. Wanneer we een praatje maken, informeert hij vriendelijk naar deze of gene en zegt hij steevast toe om weer eens - for old times sake - naar de stamhut te komen. Wanneer hij na zo'n korte conversatie wegschommelt, gaat dat soms vergezeld van het licht klingelende geluid van glas-tegen-glas - ah, denk ik dan, dat zullen de serrietjes zijn.

  • Oom Bob

Ten gevolge van het feit dat ik vanaf mijn kinderjaren Molukse vrienden had, en nog steeds heb, raakte ik gaandeweg steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van de Zuid-Molukken. Ik raakte in de ban van de prachtige verhalen die sommigen konden vertellen over de eilanden en de voorvaderen, die nog steeds een grote rol speelden, en spelen, in het leven hier in Nederland. Men voelde zich verdreven uit het paradijs, doch dat was van tijdelijke aard, want de Nederlandse regering had immers beloofd dat het verblijf hier slechts een oponthoud betrof, dat van korte duur zou zijn. Nou, dat bleek politieke fabeltaal en die postkoloniale schande is tot op de dag van heden nog steeds niet uitgewist – een Haagse variant op de ziekte van Alzheimer. Ik heb er veel over gelezen, o.a. Ambon door de eeuwen heen (1977) van Ben van Kaam, en Ambon, island of spices (1979) van Shirley Deane, die een jaar lang Engels heeft gedoceerd aan de universiteit van Ambon. Boeken, allemaal zeer interessant, maar ik leerde het meest uit de orale traditie, de verhalen van de Molukkers zelf. Van tante Aija bijvoorbeeld, de moeder van mijn vriend Junus Saija, waar ik steevast direct aan tafel werd genood – de Molukse gastvrijheid is legendarisch en de vriendschap onvoorwaardelijk. Of van Herman Temar, de vriend met wie ik een aantal jaren een huis deelde en in 1980 naar de Zuid-Molukken reisde – als iemand in mijn nabije omgeving een kretek opsteekt, keer ik, nu nog, altijd weer een beetje terug. Oom Bob kende ik uit de wijk, maar in de jaren 70 kwam hij ook vaak in de stamhut. Een oudere man – maar in die tijd vond je al gauw iemand oud – met lang haar, vaak een baret op en vergezeld van een flesje bier. Vriendelijk en beminnelijk als hij was, maakte hij met iedereen glimlachend een praatje, en wanneer er wat wrijving ontstond, was Oom Bob er snel bij om de gemoederen tot bedaren te brengen. Dat gebeurde vrijwel onmiddellijk, want in de Molukse cultuur heb je respect voor de ouderen – wat men in neoconservatieve, Nederlandse kringen thans beschaving noemt is meer een gebrek aan respect, voor welke cultuur dan ook. Enfin, Oom Bob kon met iedere cultuur overweg, maar dat zijn hart in de Zuid-Molukken lag, werd glashelder toen zijn zoon in 1970 betrokken was bij de bezetting van de Indonesische residentie in Wassenaar. Toen een journalist hem vroeg of hij boos op zijn zoon was zei hij: “Nee meneer, integendeel, ik ben juist trots. Als ik zo jong was geweest had ik zelf ook meegedaan.” Het was Oom Bob ten voeten uit: vriendelijk en beleefd, doch onvoorwaardelijk zijn hart en bloed volgend. Hij is er, evenals tante Aija, niet meer, maar soms als ik een flesje bier drink in Sev, en dat gebeurt weleens, denk ik terug aan Oom Bob en, associatief, aan de rendang van tante Aija - tempo dulu.

  • Gilles en de Jodelaar

Gilles was een ancien van het eerste uur in de stamhut – wellicht was hij al klant bij de Bult in De Koophandel en is hij na de wisseling van de wacht gewoon klant gebleven. Enfin, Gilles was vanaf die eerste jaren zichzelf een eiland, een schuwe man die in stilte zijn biertje dronk en verder met bijna niemand communiceerde. Bijna niemand, doch wel met Lies, die hij op den duur een verlegen glimlach schonk wanneer hij met bedeesde stem nog een glas bier bestelde. Een ietwat fragiele vorm van communicatie, maar het was tenminste iets en die glimlach verbreedde zich naarmate de glazen bier toenamen. Soms probeerde men Gilles te dollen, wat beantwoordt werd met een blik van een dusdanige gewijde leegheid, dat men het verder wel uit zijn hoofd liet. Over hoofden gesproken, Gilles droeg vaak iets op zijn hoofd. Tegenwoordig zie ik hem vaak lopen met een alpinopet, maar vroeger droeg hij ook weleens een hoofddeksel dat men vroeger een herenpet noemde – dat was een pet die ons zeker niet allemaal paste. Toen Edwin in Sev werkte, kwam Gilles nog regelmatig, nu slechts sporadisch, zoals een vlinder toevallig een raam binnenwaait. Edwin ziet hem tamelijk frequent in de straat en ze groeten elkaar in het voorbijgaan, zij het dat Gilles (thans ver in de zeventig) nog niets aan schuwheid heeft ingeboet. De Jodelaar (ene De Pagter, alias de Vaers, uit Koudekerke) was een tijd- en leeftijdsgenoot van Gilles, maar verre van een eiland. Hij bevond zich vrijwel altijd achterin, waar zich in de jaren 70 vaak een Koudekerkse enclave van jonge honden ophield. Die jonge honden spogen er bepaald niet in en waren aan het eind van de avond dikwijls wat moeilijk ter been, doch dit terzijde. De Pagter, altijd getooid met een karakteristiek Tiroler hoedje met een veertje erop, zocht en vond op topografische gronden anschluss (cursief) bij de enclave en had het zicht- en hoorbaar naar zijn zin. Terwijl Gilles’ glimlach steeds breder werd naarmate de glazen vorderden, projecteerde zich dit bij de Jodelaar in een toenemend stemvolume. Hij jodelde steeds harder, soms zelfs zo hard dat het de muziek overstemde. Deze mannelijke pendant van Olga Lowina deed, niet tot ieders genoegen, zijn bijnaam eer aan, maar als het Lies of Cees te veel werd, was zijn liedje uitgezongen en jodelde hij zichzelf de deur uit.

  • De Dreigsuri

Zeker in de beginjaren van de stamhut werd er zo links en rechts weleens een klapje uitgedeeld. Als het kermis was, waren er vechtpartijen die men zou kunnen rubriceren onder het lemma ´hoekse en kabeljauwse twisten´ met de toevoeging ´Zeeuwse variant’. Dit betrof historische confrontaties tussen ruig vissersvolk uit het wingewest Arnemuiden en Molukse jongens die niet onwelwillend het strijdperk betraden. Het strijdperk was in die tijd vreemd genoeg vaak De Helm – waar trouwens nogal wat meisjes, bij gebrek aan een bed, een staande ovatie kregen – doch in Sev had dan het inleidende baltsgedrag plaats. Vrij naar Von Clausewitz zou je in deze kunnen stellen, dat oorlog slechts een voortzetting van de geschiedenis is met andere middelen. Later, midden jaren 70, heeft het ook nog danig gestormd tussen sommige habitués van de stamhut en Bar American . Deze stammenoorlog had meer het karakter van de strijd destijds tussen de Pleiners en de Dijkers in Amsterdam of de Mods en de Rockers in Engeland. Men zou de oorzaak nu, enigszins eufemistisch, plaatsen onder de noemer culturele verschillen met het saillante detail dat het verschil vooral gestalte kreeg in het merk brommer dat bereden werd: Puch of Tomos tegenover Zündapp of Kreidler Floret – een waarachtige parallel met de Mods en de Rockers, die zich successievelijk per scooter of motor verplaatsten. Genoemde culturele verschillen werden verleden tijd na een hartverwarmend gesprek tussen horecapatriarchen Cees Rijn en Cees Petiet. Het gebeurde natuurlijk ook weleens, zij het sporadisch, dat een eenling amok maakte in Sev en vervolgens van een koude kermis thuiskwam. In de tijd dat Jeanette Minnema en Jack Sohilait achter de bar stonden liep er zo’n type rond dat constant op voet van oorlog met de wereld leek te zijn. Hij uitte zijn ongenoegen door, naast links en rechts wat klanten, het personeel met hel en verdoemenis te dreigen. Dat was Cees ter ore gekomen en hij zei tegen de onverlaat dat deze niet langer welkom in zijn zaak was. De man nodigde Cees stante pede uit om dan maar mee naar buiten te gaan om de zaak te beslechten. Cees vertelde later dat hij dacht klappen te zullen krijgen, doch eenmaal op de hoek van de Pottenmarkt aangekomen hief de man zijn hand en liet die meteen weer zakken – Cees kreeg, wat hij zelf niet gezien had, rugdekking van een select gezelschap vaste klanten en daar dacht de man het zijne van. En die man kreeg, om verklaarbare redenen, de bijnaam De Dreigsuri – waarvan akte.

Adres en contactgevens

Markt 77
4331 LL Middelburg
0118 612206

Externe links

Bronnen

Foto's: Beeldbank Zeeland Zeeuwse Bibliotheek. Record: 69664
Krantenartikelen: Krantenbank Zeeland.
Foto's 11, 12, 13, 14, 15: Jan Simonse, collectie Jan Simonse
Foto's 17, 18, 19: collectie Rob van Hese
Foto 22 t/m 26: Marion