Huys van Domburch
Markt 29
4331 LJ Middelburg
Een herberg die van zeker 1691 tot 1862 gevestigd was aan de Markt I 352 (later vernummerd tot 29), op de hoek met de voormalige Korte Gortstraat in Middelburg. De zaak was een opvolger van Het Zwarte Leeuwken en een voorloper van Het Wapen van Rotterdam en Het Wapen van Zeeland.
Inhoud
Geschiedenis
1691
|
in een notariële attestatie van 15 november 1691 staat een verwijzing naar een mogelijkheid voor procuratiehouders om zich tussen 1 en 18 november 1691 ’s middags om vijf uur in de herberg Het Huys van Domburgh te melden m.b.t. het proces waarover deze stukken gaan. Zie ook de pagina op Zeeuwpost.nl |
1700
|
Jacobus van Hecke De stadsrekening van 1701 meldt dat Jacobus van Hecke 10 pond Vlaams recognitie heeft betaald als tapper in 't Huis van Domburg. Wellicht heeft hij later last van zijn gezondheid, want zowel in 1707 als 1711 is hij patiënt in het Onze Lieve Vrouwegasthuis (zeeuwengezocht [1]) en (zeeuwengezocht [2]). |
1706
|
Izaak van Hecke Izaak van Hecke is, conform de stadsrekening van 1708, tapper in 't Huis van Domburg - wellicht bestond er een familierelatie met Jacobus van Hecke, maar dat kon niet worden vastgesteld. Het is wel opvallend dat Izaak geen recognitie hoefde te betalen. |
1757
|
Paulus van Oppen Vanaf 1757 drijft Paulus van Oppen een herberg op het adres. Hij koopt het pand in 1764 voor 1050 pond Vlaams van Josina van IJperen (zeeuwengezocht [3]). |
1779
|
Levinus van Oppen Wanneer Paulus in 1779 overlijdt (zeeuwengezocht [4]) wordt de zaak overgenomen door zijn zoon, Levinus Peter van Oppen, die in 1812 als 'aubergiste' - herbergier - te boek staat (zeeuwengezocht [5]). |
1812
|
Johannes van den Heuvel In 1812 neemt Johannes van den Heuvel de zaak over en staat geregistreerd op het adres Markt I 2 als caféhouder [6]). |
1818
|
C.P. Hertogh Cornelis Petrus Hertogh staat in 1818 geregistreerd op het adres Markt K 2 (zeeuwengezocht [7]) - hij is de zoon van Petrus Hertogh, ook wel geschreven als Hartog, (zeeuwengezocht [8]). |
1822
|
P. Hertogh In 1822 wordt C.P. Hertogh opgevolgd door zijn vader, zoals een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 18 mei 1822 aangeeft - Petrus Hertogh overlijdt in 1833 (zeeuwengezocht [9]). Zijn broer was kastelein in De Vergenoeging. |
1850
|
J.C. Darsi Op 23 april 1840 wordt de herberg het kleine Huis van Domburg aan de Groote Markt I no 2 geveild. Een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 5 augustus 1850 geeft aan dat juffrouw J.C. Darsi in het Huis van Domburg zit - ze zat eerder in Logement Gravenstraat. |
1856
|
F.G. Oudens In 1856 geeft F.G. Oudens aan dat hij van Het Zeeuwsche Bierhuis vertrekt naar het Huys van Domburch dat hij in 1862 omdoopt tot Het Wapen van Rotterdam - Oudens zit later ook nog in St. Joris en zijn zoon F.P. Oudens in Het Klooster. |
Foto's
Meer afbeeldingen zijn te vinden op Huys van Domburch/fotos
Het Huys van Domburch door Dirk Verrijk
Naamgeving
Bijzonderheden
- Op 17 juni 1666 huurt Francois Scheffer het Huis van Domburg voor 750 gulden per jaar van Daniel van Roijen. De uit Utrecht afkomstige Scheffer was tussen circa 1660 en begin 1666 waard geweest van de herberg Het Schild van Frankrijk aan de Spaansekade in Rotterdam. Hij dreef deze herberg samen met zijn vrouw Maria van der Velde.
- In 1668 onderneemt Balthasar Moretus III een reis door België en Nederland en hij houdt zorgvuldig een reisdagboek bij. Hij schrijft dat ze, ergens in oktober van dat jaar, hun intrek namen aan de Groote Markt te Middelburg in Het Keysershef oft Huys van Domberg - wellicht heeft de herberg dus vroeger het Keysershof geheten. Zie voor het reisverslag bij Externe links - de passage over Middelburg stat op pag. 506 e.v.
- Dit voormalige patriciërshuis aan de Markt in Middelburg was zeker vanaf 1672 als herberg in gebruik, aangezien de herberg genoemd wordt in een artikel uit de Middelburgsche Courant van juni 1937 over de zogenaamde Boeren- en overheidskrijg uit 1672. Volgens de tekening werd het pand gebouwd in 1651. Op de voorgevel voerde het de naam "Hotel de Domburch". Het bestond nog in 1827, toen er in het 'Hotel van Domburg' 3 huizen werden verkocht. Als locatie werd toen de Groote Markt aangegeven. Uit een tekst uit het werk Zelandia Illustrata blijkt dat het Huis al veel ouder was en aanvankelijk was voorzien van torens, schietgaten en een stenen borstwering. In 1651 werd het pand grondig verbouwd. Toen kreeg het ook een bouwjaar op de gevel. Dat was dus meer een 'verbouwjaar'. Toen het Huis herberg werd, werden de kelders ook afzonderlijk verhuurd ("zoo als reeds plaats had in 1591"). In 1833 werd het huis geheel afgebroken en vervangen door een ander.
- Johanna Cornelia Darsi Darsi komt in augustus 1850 in het Huys van Domburch - ze heeft dan net een gevangenisstraf uitgezeten (zeeuwengezocht [10]).
- De prent: De Markt in Middelburg in 1605, is afkomstig uit het boek Ons Heerlijk Vaderland (deel 2 van 4) Boven en beneden den Moerdijk, van Dr. H. Blink. Het bijschrift: "De groote markt is een der ruimste stadspleinen in ons land, 7800 M2. oppervlakte, waarop acht straten uitkomen. In zeer ouden tijd verrees hier de St. Maarten- of West-Monsterkerk, die reeds in 1188 bestond, doch in 1575 wegens bouwvalligheid werd afgebroken. In de afbeelding op de volgende pagina wordt de markt voorgesteld, zooals zij gezien werd ten jare 1605. De afbeelding is een photographische reproductie op ruim ¼ der grootte van een teekening in O.-I. inkt, voorkomende in de Zeelandia Illustrata; zij geeft daar de samenvatting van de Markt met het Raadhuis, de pomp en het versterkte huis Domburg, terwijl nog tal van houten en geluifelde geveltjes met de huifkar en het costuum dier dagen een kijkje bieden op het stadsleven in het begin der 17e eeuw."
- JM H. van Haart schrijft: "Godefridus Antonius (Anton) Engeler was met zijn zaak in manufacturen in het pand gevestigd tussen 1834 en 1860; het was een chique damesmodezaak met voornamelijk buitenlandse haute-couture. De zaken gingen zo goed dat hij in 1840 het naastgelegen pand 'Het Kleine Huis van Domburg' kon kopen. Met die uitbreiding kwam er ook Engelse cosmetica in het assortiment, later ook meubelstoffen en herenkleding. Hij was één van de weinige middenstanders die uitvoerige advertenties plaatste in de krant wanneer hij nieuwe collecties binnenkreeg. Engeler was dan ook geen Middelburger. Hij vertrok ook weer zonder duidelijke reden in 1860 - met vrouw en waarschijnlijk 10 kinderen. Hierna heeft er nog een poosje een soort stomerij-depot in gezeten, daarna een soortgelijke manufacturenzaak en tenslotte in het begin van de vorige eeuw het beddenmagazijn van Boasson. Het verwarrende is dat er nog een 'Huis van Domburg' is, in dezelfde periode. Maar die herberg zat op het adres wijk I no. 351 - dacht zelf toen dat het mogelijk een andere hoek Markt/Gortstraat was. Vond ook nog een aantekening dat er in 1841 te Vlissingen, eveneens op de Grote Markt, een herberg zat met de naam 'Huis van Domburg.' "
Mooie verhalen
Logementhouder Levinus Petrus van Oppen
Het lijkt erop dat zo rond 1775 de Middelburgse bovenlaag wat geld te besteden had. Wie naar boven kijkt, ziet op de lijstgevels nogal eens een jaartal in de buurt van dat jaar prijken. Dat duidt eerder op een verbouwing dan op nieuwbouw. Niet gek dat daar ook verfraaiing aan het interieur bij kwam, uiteraard naar de laatste mode. De behangselateliers van Johannes Piepers, Thomas Gaal en Paulus van Oppen zullen hun handen vol hebben gehad. In deze sfeer werd het Teeken Collegie in 1778 in het leven geroepen. Thomas Gaal droeg als intekenaar financieel bij, werd tekenleraar en kreeg een bestuurlijke functie. De naam Piepers zien we de eerste jaren niet terug bij wat sinds 1784 Teeken Akademie heet, maar Van Oppen wel. Paulus van Oppen gaf zijn zoon Levinus Petrus als leerling op. Hij zou kunstschilder en logementhouder worden. Het lexicon van Scheen noemt Gaal en Van Oppen sr. en jr. compagnons.
Erg veel is over Levinus Petrus niet bekend en van dat weinige is niet alles juist. Wat wel klopt is dat hij in 1792 de primus in het tekenen naar het mannelijk naakt model werd, wat hem een medaille van de Teeken Akademie opleverde. Het levenslicht zag hij naar eigen zeggen in de volkstelling van 1812 op 16 juli 1764. Dat zou dan op de Grote Markt geweest moeten zijn, waar zijn vader op de hoek van de Korte Gortstraat in het Huis van Domburg (wijk I, nr. 1) sinds 1757 een herberg dreef. Sinds 1764 was het grote pand in eigendom en mogelijk was er ruimte om naast het onderbrengen van gasten ook geschilderde behangsels te fabriceren. Dat na de dood van Paulus in september 1779 Levinus het logement overnam, lijkt gezien zijn leeftijd (15) onwaarschijnlijk, maar het bleef in de familie. Op 15 mei 1794 trad hij in het huwelijk met de Zierikzeese Ida Jansen, die in het Huis van Domburg hun 7 kinderen ter wereld bracht.
De combinatie kunstschilder / behangselfabrikant en logementhouder in het Huis van Domburg is mogelijk niet zo vreemd. Hoewel logementhouder en herbergier (en dan in de zin van kroegbaas) in de akten door elkaar gebruikt worden, kunnen het twee te onderscheiden activiteiten in hetzelfde pand geweest zijn. Kijkend naar een tekening uit 1800 van het pand ontstaat het beeld van een logement (en schildersatelier) in het huis achter de linker voordeur en in de kelder met eigen deur aan de rechterkant een gelagkamer (kroeg). Daar kwam na een verbouwing een einde aan, mogelijk in 1812. De site ‘Middelburg dronk’ meldt dat in dat jaar Levinus Petrus de exploitatie overdeed aan caféhouder Johannes van den Heuvel en noteert daar het adres wijk I nr. 2 bij, wat goed het pand links van het Hotel du Dombourg kan zijn geweest. Van Oppen bleef tot aan zijn dood logementhouder in het pand Grote Markt wijk I nr. 1. In juni 1822 streek de Rotterdamse kunsthandelaar W.J. van Oosterzee er met zijn handel in ‘Schilder- en Teekenbehoeften’ neer en nog in de zomer van 1830 pakte de Rotterdammer H. Chastel, kleermaker en lakenverkoper, er zijn handel uit.
De literatuur vermeldt 1837 als sterfjaar, mogelijk door een leesfout van een 7 voor een 1 door Scheen. Levinus Petrus van Oppen stierf op 19 juni 1831, waarbij in de akte aangetekend staat dat hij logementhouder in wijk I nr. 1 is. Gek genoeg komt hij in geen akte voor als schilder. De erfgenamen besloten het pand op de Grote Markt te veilen, wat in 1833 resulteerde in afbraak door de nieuwe eigenaar, waarmee een stukje middeleeuwen uit het straatbeeld verdween.
Auteur:Arnold Wiggers, op de website van Teekenakademie Middelburg
Het Winkelpand
Uit het document 'Anton Engeler, winkelier in manufacturen te Middelburg', door J.-M.A.T.F. H. van Haart:
Het winkelpand
Het hoofdpand ‘het Huis van Domburg’ werd in de jaren 1830 omschreven als een ‘vanouds vermaard logement’ aan de Markt (wijk I, no. 1). Wanneer de eigenaar Van Oppen overlijdt in de zomer van 1831 kondigt zijn weduwe nog aan in de overlijdensannonce dat zij het logement zal aanhouden. Twee maanden later wordt het logement echter, met bijbehorende pakhuizen en een kolfbaan, door haar en haar kinderen publiek geveild in het pand. Het raakt echter niet verkocht, maar wordt mogelijk nog wel gebruikt als locatie voor publieke veilingen van onroerende goederen. Wanneer dezelfde notaris in december 1831, wederom op de locatie zelf, meerdere panden ter veiling brengt wordt ook bekendgemaakt dat ook het logement zelf opnieuw te koop wordt aangeboden. Ditmaal echter met een extra aanbod, namelijk een ‘vrijlating aan den kooper, om, des verkiezende, onder zekere bepalingen, dit gebouw te mogen afbreken’, deze geautoriseerd door het stadsbestuur. Met deze optie wordt er nu wel een koper gevonden in Cornelis Hondsmerk senior. Hondsmerk, een gevestigd koopman en winkelier in onder meer ijzerwaren op de hoek Markt en Pottenmarkt, bezit meer onroerend goed in de stad. Hij laat het pand afbreken een nieuw gebouw oprichten; overigens niet voor eigen gebruik. Hij verkoopt het ‘nieuw gebouwd huis’ voor notaris Van der Horst Serlé aan Hendricus Staelenberg.
Deze man is in Middelburg een onbekende figuur, mogelijk is hij dus een makelaar of (handels)agent van buitenaf. Een volgende verkoop werd (nog) niet getraceerd, maar de akte hiervoor kan ook elders opgesteld zijn. In April 1834 kondigt Anton Engeler aan dat hij in dit pand (I.1) zijn winkel in manufacturen zal openen onder de naam A. Engeler & Co. (ook Comp. en Cie.). Naast het gebruik van de oude naam Huis Domburg, of zelfs het ‘voormalige’ Huis Domburg, wordt ook de aanduiding Nieuwe Manufacturen Winkel gebruikt; hoewel het niet zeker is of dit ook daadwerkelijk een bedrijfsnaam was. Daarnaast betrekt Engeler, samen met zijn hoogzwangere echtgenote, het bovenhuis als hun woning. Een maand na de eerste aankondigingen van de winkel wordt een eerste zoon geboren waarna er nog elf zouden volgen. Het is wel een interessant gegeven dat Engeler, later in 1860, aangeeft dat hij ‘circa 28 jaren’ in Middelburg was, dit zou betekenen dat hij al ruim voor zijn intrek aan de Markt in de stad is geweest.
Uitbreiding van het pand
Op 10 september 1829 wordt het pand genaamd het Kleine Huis van Domburg aan de Grote Markt (I.2) verkocht door Willem Rosier, die het zelf in 1817 kocht, aan Matthijs van der Walle. Deze Van de Walle, die een maand later zijn herberg ‘de Bijl’ nabij de Dampoort verkoopt , staat sindsdien te boek als herbergier en tapper op dit adres. Hij overlijdt echter al in 1831 , waarna zijn weduwe het bedrijf voortzet als tapster. Bij haar overlijden 9 jaar later komt het pand (I.2) vrij en wordt het een maand later door haar erfgenamen publiek verkocht als ‘een Huis en Erve, zijnde eene herberg, genaamd 'het kleine Huis van Domburg’. Of Engeler de directe koper is of dat hij ook ditmaal gebruik maakt van een tussenpersoon, is niet bekend. Zeker is wel dat hij kort daarna het pand bij het zijne betrekt en tot één adres (I.1-2) samenvoegt. Hiermee zal hij niet alleen zijn winkel hebben uitgebreid, maar waarschijnlijk ook het woonhuis erboven; het jonge gezin Engeler telde inmiddels drie kinderen en een vierde was op komst.
Sluiting en vertrek
Voor de komende twintig jaar zal Engeler vanuit dit dubbele pand zijn bedrijf voeren. In de winter van 1859 kondigt hij echter aan te willen vertrekken en houdt een finale uitverkoop. Ook verkoopt hij in een tweedaagse verkoop op 24 en 25 april 1860 een behoorlijk deel van zijn inboedel middels de taxateur en boedelschikker Hondius; deze plaatst hiervoor een aantal aankondigingen, waarvan één (3 dagen voor de aanvang van de verkoop) een behoorlijk overzicht geeft van hetgeen te koop zal worden aangeboden. Hieronder bevinden zich onder meer: kabinetten, secretaires, verschillende tafels en stoelen, spiegels, ingelijste prenten en schilderijen. Zogenaamd gemaakt goud en zilver (couverts, sieraden, etc.). Maar ook diverse ledikanten en een ‘ijzeren wieg’ evenals tapijten, karpetten, een kantoorlessenaar voor vier personen en een ‘groote vlag met stok’. Tenslotte ook keukengerei, glaswerk, porseleinen serviezen en aardewerk, lampen etc. Het is niet gezegd dat alle ter verkoop genoemde goederen van Engeler zijn geweest, er kunnen zelf nog goederen worden ‘bijgebracht’, maar aangezien de verkoop plaatsvindt in het pand aan de Grote Markt (I.1-2) zal het belangrijkste deel hieruit wel bestaan. Een half jaar na zijn eerste aankondiging sluit Engeler definitief de deuren en vertrekt. Vanaf dit moment wordt er niets meer van hem of zijn gezin vernomen; zij hebben Middelburg met zekerheid, maar waarschijnlijk ook Zeeland verlaten.
In Juli 1860 worden de twee panden als gescheiden huizen en erven te koop aangeboden. In de aankondiging wordt gerefereerd aan haar voormalige functie en is de verkoop ‘uit de hand’ van de aannemersfirma en winkel in bouwmaterialen van Ws. van Uije & Zonen te Middelburg. Maar naast de optie voor directe verkoop wordt er tevens een veiling (bij opbod en afslag) gepland voor 29 augustus 1860. In de uitgebreidere aankondiging wordt het object omschreven als: ‘Twee thans gecombineerde huizen, met pakhuizen en tuin, staande op de Groote Markt, wijk I, no. 1 en 2, te Middelburg, met talrijke vertrekken en ruimten en sierlijk betimmerden winkel, waarin sedert vele jaren een handel in manufacturen heeft bestaan, waartoe dezelve panden door hunne uitgestrektheid en goeden stand uitmuntend geschikt zijn, evenzeer tot alle andere zaak of woonhuis.’ Het huis zal is bij deze veiling verkocht; twee dagen erna wordt hiervan melding gemaakt, evenals van de koopsom die ƒ2.800,- bedroeg. Vanaf mei 1861 tot zeker in juni 1878 wordt er vanaf het adres Markt (I.1-2) geadverteerd door de Alexander Leonard Wijnne voor diens manufacturenwinkel en wasserijdepot. Wijnne stond vanaf de beginjaren 1850 zijn schoonmoeder, Anna Pieternella Soute, weduwe van Pieter Dekker, bij in haar manufacturenwinkel. Vanaf 1856 werd hij volwaardig partner in de daartoe opgerichte firma Wed. P. Dekker & Zoon; en vanaf 1862 voerde hij het bedrijf voor eigen rekening.
Externe links
Bronnen
- L.P. van Oppen: De Zeeuwse romantische schilder Levinus Petrus van Oppen (1764-1837), verschenen in Van Zeeuwse Stam nr. 95, december 1996.
- Krantenknipsels: Historische Kranten Koninklijke Bibliotheek, Krantenbank Zeeland Zeeuwse Bibliotheek
- Afbeeldingen: Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Beeldbank Zeeuws Archief, Beeldbank Zeeland Zeeuwse Bibliotheek en Rijksmuseum
- Het document 'Anton Engeler, winkelier in manufacturen te Middelburg', door J.-M.A.T.F. H. van Haart
- Teekenakademie Middelburg, Arnold Wiggers