Middelburg Dronk

Seventy Seven/mooieverhalen

Deze mooie verhalen horen bij het artikel Seventy Seven.

  • Sjors de Griek

Al vaak had ik hem in het voorbijgaan opgemerkt in de stad en gegroet, zoals dat eind jaren 60, begin jaren 70 voor langharigen te doen gebruikelijk was – de latere seksboekjesboer Peter J. Muller muntte in die tijd zelfs de slogan ‘Beter langharig dan kortzichtig’, en daar kon ik me wel in vinden. Enfin, op enig moment spraken we elkaar in Sev en hij bleek een Griek uit Piraeus te zijn die Yorgos Kyrmos heette, een achternaam die niemand daarna ooit nog gebezigd heeft. Sjors was zijn land ontvlucht, het kolonelsregime zat nog volop in het zadel, om de dienstplicht te ontlopen en had een Middelburgse aan de haak geslagen. Hij woonde tijdelijk, met vrouw en kind, in bij zijn schoonmoeder op de Noordweg en daar hebben we eens het brood gebroken, want aan het einde van de maaltijd diende je, naar Grieks gebruik, je bord met een stuk brood leeg te moppen. Hij leerde me de meest smerige woorden van zijn taal, die ik hier niet zal herhalen. Doch er was ook een woord, waarvan de betekenis me ontschoten is, dat klonk als ’Pauwtje’ en een soort subbijnaam annex groet werd. Cees begroette Sjors vaak met ‘Pauwtje’, wat andersom eveneens het geval was – bij navraag wist Cees er ook het fijne niet meer van. Sjors sprak inmiddels goed Nederlands en kon enorm ouwehoeren over de zin van het leven. Zo hebben we een keer na sluit op de stoep van de bank (het pand waar nu Brooklyn is) zitten praten en roken tot het al ruim licht was. Sjors speelde frequent doch tamelijk uitgenast op de gokkast – hij ging vooral ter kast als iemand er veel geld had ingegooid. Wanneer ik met vriend Herman naar The Pub ging zat hij ook weleens aan de pokertafel; kortom, een echte homo ludens. Toen een Middelburgse deerne een aantal maanden de hort op was, verschenen er grote stukken in de krant – Sjors zou daarbij betrokken zijn geweest, maar daar weet ik verder weinig van. In ieder geval dook ze na enige tijd weer op en danste de halve Rooie Buurt de Sirtaki van gedeelde vreugde. De laatste jaren dat hij in Middelburg woonde - inmiddels aan zijn derde vrouw toe - had Sjors een exporthandeltje, ik geloof in tweedehands wit- en bruingoed , wat blijkbaar een problematische draai nam, want plotseling verdween hij uit het straatbeeld - ‘Pauwtje’ was vooralsnog gevlogen.

  • Meneer de Graaf

In jaren 80 kreeg Seventy regelmatig bezoek van een markante, al wat oudere heer. Hij was altijd hetzelfde gekleed: een blauw kostuum, wit overhemd met stropdas, donkere regenjas en een hoed. Verder had hij altijd een tas bij zich die zorgvuldig bewaakt werd. Het was meneer De Graaf (zo sprak iedereen hem na verloop van tijd ook aan) uit de Brakstraat die zijn woordenschat doorspekte met Duitse woorden. Naarmate er meer meer drank in de man ging nam zijn stemvolume navenant toe. "Ehrlig?" of "Immer" schalde het dan door de kroeg. In die tijd stond Irving Comijs achter de bar en die werd constant aangesproken met Ulrich. Meneer De Graaf was eigenlijk op z'n best wanneer hij een beetje aangeschoten begon te raken. Hij kon prachtig moppen vertellen en hield zijn publiek minutenlang in spanning tot dan eindelijk de clou eruit kwam - steevast beantwoord met gelach alom. Wanneer iemand het bestond om aan de bar in zijn neus te peuteren zei hij altijd: "Weet je, hij heeft jeuk op zijn hoofd en probeert van binnen uit te krabben". Als Meneer De Graaf flink had ingenomen, wat geen uitzondering was, bestelde hij altijd een taxi. Dat moest een zwarte zijn anders stuurde hij de wagen resoluut terug - een witte taxi daar trouwde je immers in. Op een onbewaakt moment heeft iemand eens in zijn tas gekeken en er bleken alleen maar 3 wekkers in te zitten. Meneer de Graaf was een raadselachtige man.

  • Louis Lebon

Een ander markant figuur was Louis (of Loe) Lebon. Ik leerde hem en Bart Koster begin jaren 70 kennen toen we samen voor Gijs van Vlier werkten. Gijs had net de Gouden Poorte aan de Wagenaarstraat gekocht en dat pand moest rigoureus worden verbouwd. In de zomer waren Louis en Bart vaak naar het strand waar gezond werd bij Kon Tiki en natuurlijk ook gedronken. Ze hebben in Seventy nog wel eens met de broek op de knieën gestaan om uit te kunnen maken wie de bruinste benen had. Louis was vroeger schipper op de Rijnvaart geweest en verdiende nu zijn geld als huisschilder. Hij leek behoorlijk op Piet Veerman, de zanger van the Cats, en die gelijkenis probeerde hij veelvuldig in de kroeg te benutten bij het versieren van vrouwen. Als hij met een dame aan de praat raakte zei hij altijd dat hij hier incognito was en dat ze binnenkort weer een plaat gingen opnemen. Op een middag stonden we aan het begin van de bar - toen al de locatie der doorgewinterden - en Louis zag een vriendin aan komen waar hij even geen zin in had. Hij vroeg aan Cees Rijn, die achter de bar stond, wat hij nu moest doen. Cees zei dat hij op zijn hurken naast de vuilnisbak moest gaan zitten, ze zou toch wel zo weg zijn. Toen de bewuste vriendin binnenkwam en vroeg of Louis er was ontkende Cees dat natuurlijk, maar hij bood haar wel koffie aan - Louis zou immers zo terugkomen. Cees gaf haar nog een koffie en zo zat Louis een half uur gehurkt naast de vuilnisbak.

  • Mark van der Horst

Wie zeker niet in de stamhutgeschiedenis mag ontbreken is Mark van Horst, bijgenaamd Mark stok. Mark was een echte Hagenees en met dat typische accent muntte hij uitdrukkingen als 'Krijg nou tiete' en 'Mozes kriebel'. Hij speelde trompet en had de Haagse popscene van de jaren 60 en 70 goed gekend en was o.a. bevriend met Elco Gelling,ex-gitarist van Cuby & the Blizzards en teh Golden Earring(s). In de jaren 90 kreeg Mark een ernstig ongeluk de drukkerij waar hij werkte en kon hij niet meer lopen. Na een lang revalidatieproces kon hij weer, zij het met een stok, lopen en ging hij in Middelburg wonen. Mark dronk vrijwel alleen maar koffie en sterke drank. Hij introduceerde het woord 'puntje' (synoniem 'Jaquelientje') waarmee hij een halve borrel, bijna altijd tequila, bedoelde - hij moest immers nog rijden. We gingen ook weleens 'koffie met goddelijke cognac' drinken in De Vriendschap. Naarmate de jaren vorderden werd zijn gezondheid minder, kreeg hij hartproblemen die resulteerden in een zware hartaanval - in die tijd woonde Mark al samen met Angel Rijken. Enige maanden na de hartaanval gaf Mark (samen met Angel) een groot feest bij de kapel van Hoogelande simpelweg omdat hij nog leefde. Iedereen was er en bleef tot de laatste druppel. Dat feest kostte mij nog een aantal gebroken ribben door een dronken val op de Walcherseweg - we ( Caroline Passenier, Hartger Schoenmakers en ik) hielden op de terugreis een wielerkoers, vandaar. Mark had het vaak over het feit dat hij op geleende tijd leefde en dat je daarom het leven iedere dag moest genieten - carpe diem. Helaas is hij enige jaren geleden overleden en bij zijn begrafenis was iedereen er weer - 'Mozes kriebel' zou Mark ongetwijfeld hebben gezegd.

  • Ruud Henning

Ruud Henning ken ik al vanaf mijn kinderjaren op de Markt, waar zijn vader een fotozaak had. Hij beleefde zijn gouden tijd eind jaren 60 begin jaren 70. Toen werkte hij achter de bar in nogal wat tenten (o.a. Hof van Zeeland, het Pakhuis en TUM TUM in Vlissingen) en was hij, zoals men dat toen noemde, een hippe vogel. Nu was Ruud altijd al een meester in het vertellen van sterke verhalen, maar deze gave kreeg in de loop der jaren een tamelijk pathologisch karakter. Er is een wetenschappelijke term voor dit fenomeen, namelijk pseudologia fantastica, kort gezegd het zichzelf wijsmaken van bepaalde gebeurtenissen of zaken en die vervolgens voor waar- of werkelijkheid aannemen. Dit verschijnsel wordt prachtig beschreven in het verhaal The secret life of Walter Mitty van James Thurber - Ruud had het eens moeten lezen. Ruud had, als running gag, het verhaal dat hij eens een noodlanding had moeten maken - het vliegtuig was nauwelijks opgestegen en er bleek te weinig brandstof aan boord; de bestemming van de vlucht varieerde hij van Spanje tot Griekenland. Hij had ook eens een advertentie gelezen waarin stewards en hofmeesters werden gevraagd voor schepen die islandhopten in de Egeïsche Zee en vervolgens had hij een nieuwe baan. In de kroegen was het toen weken van: 'En Ruud, wanneer vertrek je naar Griekenland?'. Toch was het een goede gast, die graag meedeed wanneer er blufpoker (met dobbelstenen) of bamzaaien om een rondje werd gespeeld. Hij was ook zeer geïnteresseerd in cryptogrammen. In de jaren 80 werd vaak iedere zaterdag het cryptogram van zowel Volkskrant als NRC en groupe opgelost. Connie de Lange deed vaak mee, Chris Ludekuse, ene Joop (die iedereen vervolgens Joop Crypto noemde) en anderen. Ruud kwam er dan ook gezellig bijzitten, volgde nauwkeurig de vorderingen en opperde af en toe een oplossing. Wanneer het cryptogram was opgelost vertrok Ruud en liep hij naar The Duke aan de Vlasmarkt waar hij, schijnbaar achteloos, in 5 minuten datzelfde cryptogram oploste - het was een bijzonder kind.

  • Willem Vaag

De geschiedenis van Willem Vaag is geen mooie - althans voor degenen die van een happy end houden - maar toch te te bizar om niet te vertellen. Begin jaren 80 frequenteerde (nou ja, hij was er een periode eigenlijk iedere dag) een zekere Willem de kroeg en deze Willem vroeg van meet af aan constant veel aandacht. Nu zou men wellicht de diagnose 'bipolaire stoornis' of 'borderline', maar ach, toen werd zo iemand gewoon vaag genoemd - vandaar de bijnaam. Hij zei dat hij in de verte familie was van Ruud Henning, maar die kon dit niet beamen - Ruud zei dat het dan wel erg ver in de verte zou zijn. Willem was altijd druk in gesprek met iedereen over allerlei zaken en soms was hij vergezeld van twee zeg maar gelijkgestemden (ook vage jongens dus) die aan tafel 1 de toestand in de wereld bespraken. Op een gegeven moment zei Willem, die altijd om geld verlegen zat, dat hij zich wel kaal wilde laten scheren tegen een bepaalde vergoeding. Enfin, ik geloof dat hij er 100 piek voor kreeg, maar op zekere dag werd Willem bij tafel 1 door Gijs van Vlier kaalgeschoren - een foto hiervan is te zien bij Seventy_Seven/foto's. Achteraf gezien had deze gebeurtenis beter niet kunnen plaatshebben en had Willem tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen. Toen lachte iedereen (Willem incluis) erom, maar tegelijkertijd had het ook iets verkeerds, iets macabers. Enige maanden later dat jaar maakte Willen een einde aan zijn leven.

  • Kleine Adje

Midden jaren 70 kwam hij vaak in de kroeg, een klein ventje dat nauwelijks boven de bar uit kwam en Ad heette - een bijnaam was snel gevonden. Hij was altijd netjes gekloft en zelfs als het licht miezerde droeg hij een regenjas waarvan de ceintuur bijna net zo breed leek als Adje lang was. Hij dronk altijd een kleintje (echt waar) pils, wat in die tijd zeer in de mode was - het kostte trouwens ook nog een stuiver minder dan een grote. Adje was wat moeilijk verstaanbaar, hij praatte een beetje binnensmonds, maar Lies vertrouwde hij meerdere malen toe dat hij wel een goeie was. Hij werd spraakzamer naarmate de kleintjes vorderden en als hij het echt naar zijn zin had haalde hij zijn mondharmonica tevoorschijn en speelde 'De klok van Arnemuiden' - iedereen zong mee en Adje kreeg kleintjes bij de vleet. Uit die tijd stamt ook het, wellicht apocriefe, verhaal dat hij, hoe klein hij ook mocht zijn, in het urinoir twee handen nodig had - kleine mannen, grote Jannen. Het mooiste verhaal dat ik hoorde is echter waar gebeurd - althans volgens een ooggetuige. Adje liep 's nachts, op weg naar huis, door een straat waar een krant uit een brievenbus stak. Hij keek even om zich heen of er niemand in de buurt was, voelde wellicht het belhamelbloed weer door de aderen stromen en stak toen de krant aan. Misschien kreeg hij even later spijt of voorzag hij catastrofale gevolgen, want, nogmaals volgens de ooggetuige, even later probeerde hij uit alle macht het vuurtje uit te pissen en speelde hij tegelijkertijd 'Brand in Mokum' op zijn mondharmonica - dat van die mondharmonica betreft helaas dichterlijke vrijheid, maar het had zo mooi kunnen zijn, zo kleine Adje ten top.

  • Eef van de Velde

Begin jaren 70 leerde ik Eef van de Velde kennen in Seventy Seven - een Indische jongen, lasser van beroep, die op een Harley Davidson reed en voor niets en niemand bang was. In die tijd leek de Pottenmarkt wel een speeltuin, de straat was opgebroken en ‘onder het plaveisel lag het strand’; die slogan sierde eind jaren 60 vele Parijse muren tijdens de Meirevolutie. Willem Vreeke zat in San Remo Bar en die ging maar een uur per etmaal dicht dus het feest hield nooit op. We haalden wel eens stevig door en kwamen meer dan eens in 't Pakhuis terecht of anders bij de Belgische Loodsensociëteit in Vlissingen. Terug in Middelburg om een uur of 6 haalden we dan warme broodjes of croissants bij een bakker (bij sommigen kon je gewoon aankloppen) of we gingen naar Kanaalzicht waar de morgen net op gang kwam. Hij kon ook altijd zo onbedaarlijk uitbundig lachen bij een geslaagde grap of stomme opmerking van deze of gene, wat in het ochtendritueel van de Reutel schering en inslag was. Eef woonde in die tijd samen in de Vlissingsestraat, maar zijn relatie had niet echt meer de adem van het grote. We waren een keer in Sev toen ze belde of Eef aanwezig was, wat natuurlijk ontkend werd, maar Eef verwachtte dat ze dat toch ter plekke zou komen controleren. Nu was in die tijd de ingang waar nu het rookhok is en achter de ‘binnendeur’, bij de kapstok, hing een zwaar tochtgordijn. Het was bij het gordijn dat Eef positie koos en toen zij, zoals voorspeld, even later het gordijn opzij schoof en binnenkwam, schoof Eef langs de andere kant naar buiten – zo heeft hij nog enige tijd tot veler vermaak verstoppertje gespeeld. Na menig komisch intermezzo leerde Eef Magda kennen en kwam hij in rustiger vaarwater terecht, zeker toen ze twee zonen kregen. Eef scharrelde zijn kostje wel bij elkaar, hij handelde in antiek en curiosa, stond op rommelmarkten – waar hij soms meer kocht dan verkocht – en na een tijd trad hij een vaste dienst bij de penitentiaire inrichting ‘Torentijd’, waar hij tot zijn pensionering werkzaam bleef. Ik zag hem de laatste jaren vaak als fietsenmaker in de weer aan de Poelendaeleweg waar hij een garage had – hij woonde net om de hoek. Vaak hadden we dan een praatje over vroeger, maar die praatjes moet ik helaas missen sinds Eef kort geleden overleed – maar soms, langs die garage lopend, hoor ik hem nog weleens lachen.

  • Mr. X.

Iemand schreef ooit eens dat personen - hoewel door een bloedlijn verbonden - soms zo oud zijn dat ze bijna niet meer als familie kunnen worden beschouwd. Dit verhaal gaat over zo'n persoon, die ik, voor de zekerheid, toch maar Mr. X. zal noemen. In een vorig leven was hij bladenman, maar hij werd uiteindelijk ontslagen omdat hij de bladen i.p.v in de bus meermaals in de sloot gooide - een gegeven dat zijn schaduw vooruit wierp. Mr. X. had in die tijd last van omstandige dorst en op een zomeravond besloot hij in Sev uit dronken balorigheid de kleren die hij aan had te verkopen. Naarmate de avond vorderde en de alcohol vloeide evolueerde zijn staat van gekleedheid tot een punt waarop hij nog slechts gehuld was in een bierglas - althans een bepaald deel van zijn lichaam. Hij zat op het terras zijn laatst verdiende geld te verdrinken toen de vader van een meisje dat vaak in de kroeg kwam besloot te controleren of zijn dochter aanwezig was. De man hoedde hardnekkig de kuisheid van zijn dochter en stond tamelijk frequent verdekt opgesteld in de nabije omgeving om te observeren hoe zaken wel of niet in elkaar staken. Die bewuste avond trad hij dus uit de schaduw van zijn achterdocht en werd direct beloond met de aanblik van Mr. X. in summier badkostuum. Het meisje - voorbereid op zulk manifest vaderschap - had zich in de keuken verstopt toen hij de kroeg binnenkwam. Mr. X. keek hem aan en vroeg, niet in het minst besmuikt, op de hem kenmerkende lijzige toon of hij wellicht geïnteresseerd was in de hem nog restende kleding, alles was immers te koop. Soms hebben verhalen een happy end, dat van Mr. X. in ieder geval wel, want na een intense kroegperiode bekeerde hij zich tot het frituurwezen en had hij tot voor enige jaren een succesvolle friteszaak op Walcheren waar hij de clientèle in een kraakheldere stofjas tegemoet trad - het kan verkeren.

  • Erik Engerd

Rooie Hedwig had begin jaren 70 samen met Ronnie de Neger een winkeltje in het Domburgs Schuitvlot dat, schatplichtig aan Jimi Hendrix, Purple Haze heette. Je kon er naast allerlei Indiase parafernalia tevens diverse soorten jointvloei – rizla voor gevorderden – kopen en onder de toonbank hasj. Toen de relatie van Hedwig en Ronnie stukliep, begon ze een nieuwe met ene Erik G. en vanaf dat moment zette zich een achtbaan van gebeurtenissen in gang die zijn weerga niet kent. Erik en alcohol vormde een problematische combinatie die leidde tot losse handjes en, daar hij behoorlijk potig en sterk was, matpartijen in de kroeg. Om die reden maakte Ad van de Woestijne op enig moment met hem dan ook de afspraak dat alcohol in Seventy Seven voor Erik taboe was. En het gebeurde in die dagen dat Erik na een periode op staatskosten te hebben doorgebracht ’s morgens vroeg al stevig aan de boose zat in De Vriendschap . Cees had dat gezien en was dus al enigszins op zijn hoede toen Erik, die toen zijn achternaam Engerd al ruimschoots verdiend had, Sev binnenstapte. Erik bestelde een koffie, een cola en een bier. Cees zette de bestelling neer in de veronderstelling dat het bier voor een van de andere aanwezigen bestemd was. Toen Erik echter naar zijn bier greep, pakte Cees het glas en gooide het leeg in de spoelbak met de mededeling dat er toch een afspraak was gemaakt. Erik zei dat hij het dan zelf wel zou pakken, wat hij deed en vervolgens ging hij demonstratief achterin staan. Cees belde de politie, maar het duurde lang voor die kwam, te lang voor Erik die plots langzaam naar voren liep en tegelijkertijd gooide hij met de asbakken, die toen nog op de bar stonden, een hele rij flessen sterke drank aan diggelen. Hij stopte ter hoogte van de gokkast, daar zat Rudy Parinussa aan de bar en die bleef gewoon zitten, wat wellicht de redding van de geluidsinstallatie betekende. Erik verliet de kroeg, kaapte een auto, slingerde zich een weg door de Lange Delft en over de Dam en ramde nog een andere auto de majem in op de Rotterdamse Kaai. De achtbaan eindigde op de Veerseweg, waar hij bij Garage Dijkwel uit de bocht vloog. Een aantal monteurs – zwaar bewapend met Engelse sleutels etc – heeft hem ingerekend – daar had die engerd niet van terug.

  • Invallen voor Jan Boone

Willem Boot vertelt: "Er zijn behoorlijk wat kroegen die ik bezocht heb in de loop der jaren maar 77 is een soort thuis, alles klopt: het heeft geleefd en leeft nog, de vaste gasten en het nieuwe grut dat z’n schreden zet in het nachtleven. Wat er wel degelijk mee te maken heeft is dat ik een kleine 2 jaar schoonmaker was op zaterdag en in oktober wat meer als Jan op vakantie was. Je gaat van zo’n kroeg houden je ziet met het schoonmaken toch wel eens details die je als klant minder snel opmerkt, ik vond het heerlijk en mis het wel eens. In het voorjaar en zomer werkte ik ook nog bij tuincentrum Adriaanse dus begon ik wel eens om een uur of 04:00. Een prachtig zicht om de laatste natnekken uit de oren (Rooie Oortjes, E.) naar huis te zien gaan en rond 07:00 de mensen die aan het werk moesten ook voorbij te zien komen."
Zwerver Louwerse
Zo was ik op een morgen de slotjes aan het verwijderen van het terras, Louwerse kwam in de verte aangesteggeld met een in zijn kielzog een donkere man, het was me opgevallen dat die twee al een langere tijd met elkaar optrokken. Het was een beetje diezig die morgen en ze kwamen dichterbij. Ik besloot te vragen of ze honger hadden. Een bevestigend antwoord, ik maak wel een tosti voor je. “Dank je, dat is wel lekker wat warms op deze morgen. Als meer mensen dat deden had ik geen pillen hoeven halen voor m’n maatje (’t kwam erop neer dat ze wel eens wat uit een vuilnisbak haalden).
Als de drank is in de man Het was weer een vroege morgen en ik stond wat te vegen in de serren en zag een man voorbijlopen. Ik dacht stik de moord, oren zijn dicht 77 ook. Dus verder met de schoonmaakwerkzaamheden afwas e.d. Tegen een uur of 05:00 weer dezelfde vent of er toevallig een tas staat. Dat klopte dus besloot de kerel binnen te laten. Gast was de gebeurtenissen van z’n avond deels kwijt en blij dat hij weer warm binnen was. Ik besloot te bellen voor een taxi maar 0 op het request. Dus hij belde z’n vriendin maar. Hij hielp wat mee met de schoonmaak voor zover het ging, 06:00 z’n vriendin. Bleek dat die vent een baby thuis had en dat het niet de eerste keer was in deze toestand. Wie is er nu zieliger, die kerel of z’n vrouw?
Branddeur
Het is algemeen bekend dat de deuren van 77 beklad zijn, nu vond ik zelf die plakkende deur naar de keuken behoorlijk vervelend als je met de afwas naar achteren moest. Deze plakte namelijk nogal van de nicotine. Ik was het beu en besloot ‘m eens lekker schoon te maken met jif, de deur werd zowaar grijs. Bob moest openen, ik zei “wat vind je van de deur”? Goh heeft Cees er een nieuwe in laten zetten. Achteraf bleken de meningen over de schoongemaakte deur verdeeld te zijn, Ivo vond het prachtig anderen vonden dat er geschiedenis weggewist was. Allemaal waar, dacht ik, maar die deur plakt niet meer. Heb toch maar besloten om de deuren niet meer schoon te maken.

  • Daan Bruinooge

Bij het overlijden van Daan Bruinooge sprak oud-eigenaar Ad van de Woestijne de aanwezigen toe. Hij haalde daarbij ook herinneringen op aan het horecaverleden. Over Daan zei hij onder meer:
"Van zijn spaarcentjes kocht hij LunchRoom Atlanta (in Vlissingen) en zwaaide daar, toen al op geheel eigen wijze, de scepter. Hij verkocht de lekkerste, eigen gemaakte broodjes crabsalade van heel Zeeland. Mij had ie overgenomen met de goodwill en inventaris van dit, later nationaal bekende, etablissement voor zeevaartscholieren, die toen nog blikken werden genoemd. Het woordje lunchroom werd vervangen door café."
[...]
"Een ander, heel duidelijk, voorbeeld was het feit dat zijn vaste personeel de kans kreeg zelfstandig ondernemer te worden. Rob de Groot nam Atlanta over, Turry Turnim werd bedrijfsleider in discotheek TUM TUM in de Walstraat en voor mij kocht hij café De Koophandel in Middelburg en verbouwde dit bruine café tot een discotheek met de naam Seventy Seven, daar begon mijn carriere als horecaondernemer, later vormden we een VOF en kochten ook het Beursgebouw en café de Concurrent erbij."

  • "Het publiek in Seventy Seven houdt van bier uit flesjes. Op een zaterdagavond gaan er wel vijftig kratjes doorheen.", aldus de PZC, in 2007.