Een café dat tussen 1973 en november 1975 was gevestigd aan Vlasmarkt 18 in Middelburg. De zaak was een voorloper van restaurant La Castelière, Kipcafé de Hennepot, 't Boompje, Miller Time, Flaix, No Worries en 't Hof.
Inhoud
Geschiedenis
1973
|
Aad Bosman en Peter Streekstra Aad Bosman en Peter Streekstra openden Tognog in 1973 aan Vlasmarkt 18 in Middelburg en tooiden het met de toen hippe aanduiding Bar-Disko. Aad Bosman en Peter Streekstra waren op dat moment ook eigenaars van het aanpalende café Het Hof van Zeeland. Blijkens een advertentie uit dat jaar werd de zaak bij de opening in december 1973 gerund door een stel, Els en Theo Alewijnse. In november 1975 werd het café alweer te koop aangeboden. Later zou onder meer café Miller Time zich in dit pand vestigen. Anno 2011 is Vlasmarkt 18 bij het huidige Kaffee 't Hof getrokken. Peter Streekstra schrijft: "Het pand was aangekocht door Peter Streekstra en Aad Bosman en verbouwd door Peter Streekstra met hulp van geregelde bezoekers van het Hof van Zeeland die voornamelijk hun kroegrekening hiermee betaalden. De toiletten zijn nog origineel en horen nu bij "Het Hof". Ook de eerste bartenders waren o.a. Goof, Willem Jacobs en verder die nog een rekening hadden staan in het Hof van Zeeland. De eerste echte zetbaas was Renee Baarspul, de beste barkeeper van café "de Oude gracht " en omstreken in Utrecht, volgens eigen zeggen. Renee, zeer aimabel, was goed voor een flesje Jägermeister per dienst, zoals verder vermeld door Bert Gerestein. Alles uit mijn herinnering: Peter Nanne Streekstra" |
Foto's
Meer afbeeldingen zijn te vinden op Tognog/fotos
Naamgeving
Bijzonderheden
- Ed van Beijnum was er nog een tijdje bedrijfsleider - later zou hij projectleider van De Beuk worden op de locatie Herengracht 74.
- Ben Vriesman herinnert zich dat Derek Jones ook een tijdje barman was in Tognog. Derek werkte later onder meer in Bar American, Cavern, Zippo en De Poort. Zie ook de fotopagina van Bar American.
- Peter Streekstra is overleden in Rotterdam, op 1 augustus 2012
Mooie verhalen
Herinneringen van Bert Gerestein
"In café Tognog, naast het Hof van Zeeland (later De Klos), heeft Theo Alewijnse nog een tijd gewerkt. Ik meen dat het café officieel van Aad Bosman (en Peter Streekstra) was, die het op hun beurt weer huurden van Maarten Frauenfelder (Maarten Fabro). Maar zeker weten doe ik het niet. René Baarspul werkte er later ook nog een poos, maar die dronk in z'n eentje meer dan alle klanten bij elkaar. Hij moest op z'n Solexje vanuit Vlissingen komen, maar de terugreis verliep niet altijd even soepel. Dan stond ie de volgende dag achter de bar met een verfomfaaide kop, vol met schrammen en builen. Op een avond kon hij de tent niet afsluiten. Sleutel kwijt. Toen is ie maar op de mat achter de voordeur gaan slapen. Klanten probeerde hij naar binnen te lokken door in de deuropening te gaan staan met een pilsje in de hand en voorbijgangers te vragen: "Wil je ook wat drinken?" Het werkte niet. Willem Jacobs wilde dan nog weleens aan zijn tenen (!) ondersteboven in de deuropening gaan hangen, ook met een pilsje in zijn hand en met dezelfde vraag. Maar als je dan toehapte, dan moest je er nog wel langs zien te komen. Willem dronk het glas trouwens gewoon leeg in die onmogelijke houding."
Lange Joop
‘Je stampte met je voet op de grond en er was een feest.’, luidt de eerste regel van het verhaal De jongen met het mes (1956) van Remco Campert. Lange Joop, de bijnaam spreekt voor zich, kon zijn voeten in de jaren 70 maar moeilijk stil houden. Als ik hem zag moest ik altijd aan Dean Moriarty (fictieve naam voor Neal Cassady) denken, de protagonist uit On the road – mijn kinderbijbel – van Jack Kerouac. White punks on dope, alleen was Joop minder speedy en sprak hij de goden wat minder heftig aan, doch de parallellen waren voor mij onmiskenbaar aanwezig. Echter, waar Neal Cassady als een hond zijn staart achterna joeg (hij schreef er het boek The first third over), kwispelde Joop slechts landerig naar het wezen der dingen. De eerste keer dat ik Joop zag, was in De Beuk , de uitspanning waar het alle dagen feest was. Hij had toen al vrouw en kinderen en men zou hen in die tijd een "hippiegezin" genoemd hebben. Enige jaren later werkte ik bij Gijs van Vlier, die net het vakbondsbolwerk De Gouden Poorte aan de Wagenaarstraat gekocht had. Joop woonde met een nieuwe dame in het pandje ernaast en genoot de dagen zicht- en hoorbaar, terwijl wij – o.a. met Bart Koster en Louis Lebon (zie Seventy Seven ), maar soms werkten er wel 10 man zwart – het dak van De Gouden Poorte waterdicht maakten. Joop had in die tijd zijn habitat verplaatst naar de Vlasmarkt en stak – zoals te zien bij Tognog/fotos – nog steeds zijn tong uit naar de wereld. George ter Horst (zie Het Hof van Zeeland ) maakte een karakteristiek portret van Joop staande op een duikplank, zoals altijd lachend en klaar om weer een sprong in het diepe te wagen. Die sprong pakte jaren later totaal anders uit, toen Joop zich geroepen voelde tot een tweede, als het ware herboren, periode van vaderschap. Ik zag hem veelvuldig in de stad - immer vrolijk, ruim bebrild en voorzien van een nieuw gebit - fietsen met een kind voor- en achterop – die metamorfose deed me goed en Joop zichtbaar ook. We begroeten elkaar tegenwoordig, zoals dat bedaagde heren betaamt, minzaam in het voorbijgaan of in De Drukkery, waar men graag gezien wordt – wij niet, wij kopen louter een krant of een boek over het wezen der dingen.
Ed van Beijnum
Ergens begin jaren 70 verscheen er een imposante figuur in het Middelburgse straat- en kroegbeeld; een boom van een vent getooid met wat men toen een volle baard noemde. Dat was Ed van Beijnum (zie portretfoto op Tognog/fotos ), een joviale en joyeuze man wiens hart aan de juiste kant zat, namelijk apert ter linkerzijde. Hij was met Geertje in de pisbakkenbuurt – ook wel margarinebuurt genoemd, doch officieel De Griffioen genaamd – komen wonen. Ze hadden drie kinderen die Che, Iljitsj en Indira heetten; vandaar dat hart op de goede plaats. Ik ging er weleens schaken, maar die partijen werden vaak geofferd aan ideologisch discussies over Marx en Lenin – de hete zomer van ’68 lag nog vers in het geheugen.
Hij was vaste klant van Het Hof van Zeeland en toen Aad Bosman in het pand daarnaast (is nu bij 't Hof getrokken) Tognog begon, werd Ed er bedrijfsleider. De Vlasmarktpopulatie verliet soms de basis om eens duchtig op kroegentocht te gaan – het was daarna soms nog lang onrustig in de stad. Zo had horecabaron Adri de Pree, beducht voor lastige types, op enig moment ter bescherming een bouvier aangeschaft. Toen Ed met wat gelijkgezinden Alassio met een bezoek vereerde, brak kort daarna de pleuris uit. De Pree gaf zijn hond de sporen, maar die draaide zich om en beet hem in zijn been – dat verhaal werd nog maandenlang meesmuilend in de stad verteld. Een aantal jaren nadat ik Ed had leren kennen vertrok hij met Thijs Breel op wereldreis in een tot safarimobiel omgebouwde Citroën Dyane. Bij terugkomst raakte hij niet uitgepraat over zijn avonturen; ze waren, dacht ik, zelfs tot in Afghanistan geweest. Hij had ter plekke van de fameuze schimmelafghaan geproefd en de vergezichten waren niet van de lucht. In 1976 werd Ed, samen met Willem de Kramer, projectleider in De Beuk, dat toen net van het Koorkerkhof naar de Herengracht verhuisd was. Toen de gemeente drie jaar later de stekker eruit trok door de subsidie stop te zetten, liet Ed via een interview in de PZC weten dat de gemeente jarenlang haar best had gedaan om De Beuk de das om te doen en dat het na elf jaar eindelijk gelukt was. Kort daarna vertrok Ed uit Middelburg; ik weet niet meer waar naar toe. Tevens moet ik het antwoord schuldig blijven op de vraag of de bouvier van De Pree nog weleens beet naar het baasje.
Externe links
Bronnen
Foto's Tognog 1974: collectie Jan Simonse, fotograaf Jan Simonse.