Inhoud
Barcodes: Columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de PZC
Vanaf 6 december 2013 verschijnt in de PZC wekelijks de rubriek Barcodes, waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites Middelburgdronk.nl, Veeredronk.nl en Vlissingendronk.nl. Een week na publicatie in de krant worden de bijdragen ook hier verzameld.
Mei 2014
Tramlijnbegeerte (Rob 30-05-2014)
De tramlijnbegeerte die ik voel is niet ontleend aan Tennessee Williams, noch aan het belletje dat in mijn hoofd gaat rinkelen als ik terugdenk aan mijn studententijd in Den Haag. Nee, die begeerte is louter gebaseerd op de stoomtram die ik ken van foto’s uit de beeld- en artikelen uit de krantenbank van de Zeeuwse Bibliotheek. Al grasduinend in beide banken voor Middelburgdronk kwam ik tot de ontdekking dat de stoomtram op 24 december 1881 voor het eerst tussen Middelburg, vanaf de Markt, en Vlissingen spoorde. De horeca speelde gretig in op dit fenomeen en in zowel Middelburg en Vlissingen kwamen er cafés die de naam Tramzicht droegen – in Middelburg aan de LangeViele en in Vlissingen in de Aagje Dekenstraat. In West-Souburg was er ook nog een café, op de Nieuwe Vlissingseweg ter hoogte van het Marnixplein, dat de naam Tramhalte droeg.
Toen we vorig jaar met Veeredronk begonnen struinde ik opnieuw de banken af om onderzoek te doen naar de tramverbinding Middelburg-Domburg. Die tram had zijn maiden voyage op 14 april 1906 en volgde de route Middelburg, vanaf de Loskade, Koudekerke-Biggekerke-Zoutelande-Meliskerke-Boudewijnskerke-Westkapelle-Aagtekerke-Domburg. Ook nu stapte de horeca in met café Tramhalte aan de Middelburgse Blauwedijk en naast het nog steeds bestaande café Tramzicht aan de Stationstraat in Domburg stond er een naamgenoot aan de Poppekerkseweg in Westkapelle. De notabele Westkappelaar Willem Gabriëlse was er stamgast en in zijn terugblik ´T oude Westkappelse leefpatroon doet hij ook een boekje open over het café van Jacob Minderhoud (Jaop van Keesje) en echtgenote Pieternella Lievense (Piete van Jaop of ’t Radijsje). De Belgische loodsen die bijna dagelijks in Westkappel van boord gingen waren kind aan huis in Tramzicht. Ze warmden zich ’s winters aan het vuur en het gehele jaar door aan de oude klare – op die manier werden uit- en inwendige mens versterkt in het wachten op de tram.
In de meeste Walcherse dorpen was een station met wachtkamer waar ook een alcoholische versnapering kon worden genuttigd. De agent van de N.V. Stoomtram Walcheren, die overigens bij het station woonde, beschikte over een alcoholvergunning en mocht dus schenken – in de praktijk was het echter veelal de echtgenote die uit dat vaatje tapte. De stoomtram vervoerde niet alleen personen, maar ook goederen (b.v. materialen voor de Westkappelse dijk), vee en al wat Gods akker gaf . In de sukerpeejentied (oktober-december) werden er zelfs speciale bietentrams ingezet om de rijke oogst te transporteren – in topjaren werd er zo’n 16.000 ton suikerbieten per tram vervoerd. Helaas kon de zoetheid van een tramritje naar het zilte van de zee niet voor altijd blijven duren. In december 1936 werd de tram op het traject Middelburg-Domburg vervangen door een autobus en de laatste tram van Middelburg naar Vlissingen reed in augustus 1944. Ik heb eigenlijk nooit goed begrepen waarom de stoom- en na 1910 elektrische tram uiteindelijk het loodje legde. Natuurlijk, tijd vliegt, maar per tram was het nu perfect onthaasten geweest, de Tramzicht’s niet van de lucht en mijn tramlijnbegeerte eindelijk ten volle bevredigd.
Het kroegterras op Facebook, Facebook op het kroegterras (Edwin 23-05-2014)
Over de voor- en nadelen van sociale media is al veel gezegd en geschreven. De een vindt dat de kracht ervan overschat wordt, de ander zweert erbij en ziet zelfs geen reden meer om ook nog een website in de lucht te houden. Wat je er echter ook van vindt: je ontkomt niet aan de vaststelling dat sociale netwerken onlosmakelijk zijn verbonden met internet. Alleen even inzoomen op het gebruik van Facebook in Nederland is al veelzeggend genoeg: 8,9 miljoen Nederlanders van 15 jaar en ouder maken er gebruik van. Als je een website beheert en op zoek bent naar interactie met je publiek, dan is het in ieder geval raadzaam ook de mogelijkheden van sociale media te verkennen.
Voor Middelburg Dronk en zustersites is Facebook ook een platform van belang. Op onze pagina’s daar plaatsen we de mooiste foto’s en verhalen van de eigenlijke sites, om de doodeenvoudige reden dat ons bereik er groter is en mensen er makkelijker kunnen reageren op bijdragen. Wij ervaren Facebook als een kruising tussen een promotie- en een communicatiekanaal. Toch nemen we medium ook weer niet al te serieus. Veel mensen ervaren het netwerk als een virtuele kroeg of als ‘een digitale dorpspomp’. Er wordt gelachen, geroddeld en geouwehoerd. Nieuwtjes worden er razendsnel doorverteld, maar er wordt ook gesproken over dat wat er op tv was of is, over de voetbal en het weer. Over alles, kortom, wat mensen bezighoudt. Dat die sfeer zich goed leent voor het luchtige karakter van kroegverhalen moge duidelijk zijn.
Maar soms zijn sociale netwerken meer dan een promotie- of communicatiekanaal. Zo nu en dan zijn ze opeens als een spiegel of een verlengstuk van het analoge leven. Een Middelburgse actie, deze maand, is daar een mooi voorbeeld van. Toen een paar Middelburgers de Facebookpagina ‘Buitenbad Middelburg’ begonnen en iedereen opriepen een badeendje in de bouwput te gooien, als ludiek protest tegen het al jaren uitblijven van initiatieven rondom de beruchte bouwput aan de Zuidsingel, vonden wij het een goed idee om bij die actie aan te haken. Wij waren niet de enigen. Binnen twee weken werd de actie opgepikt door talloze andere pagina’s en gaven 2750 mensen blijk van hun waardering in de vorm van een Facebookduimpje. Foto’s, ideeën en andere bijdragen stroomden via alle kanalen binnen. Diverse media besteedden aandacht aan de actie. Het initiatief was daarmee al geslaagd. Op dat moment was de enige doelstelling tenslotte het genereren van aandacht.
Het leuke van dit ‘burgerinitiatief’ is dat het verder reikt dan de digitale wereld. Ook op straat en in de horeca van de stad gonsde het van de badeendverhalen. Gekochte eendjes werden ook daar verdeeld, en eendenwerpers spraken af op het terras, voordat zij naar de bouwput togen. Eenmaal ter plekke werden er uiteraard talloze selfies geschoten, die meteen naar de pagina Buitenbad Middelburg werden verstuurd. Je zag de digitale en analoge wereld letterlijk met elkaar versmelten. Voor even waren de Facebookpagina’s als kroegen en de kroegen als Facebookpagina’s.
Met de muziek mee (Rob 16-05-2014)
Hoewel ik in mijn kinderjaren niet echt bang was uitgevallen, was er een man die me het bijna dun door de broek liet lopen. Die man was Willem Leijendekker die als straatmuzikant onder de naam Koperen Ko door het leven ging. Deze markante Middelburger trad vaak op in café Zeelandia in de Winterstraat, maar maakte op de donderdag ook zijn ronde door de stad. Hij was een soort Nikkelen Nelis – het verhaal gaat dat Wim Sonneveld zijn gelijknamige creatie op Koperen Ko gebaseerd heeft – die in een wit overall al musicerend over straat ging. Hij bespeelde een accordeon die op zijn borst hing en de trommel op zijn rug werd aangedreven door een touw dat aan zijn voet was bevestigd – dit alles werd hoofdschuddend begeleid door een dubbele tiara van belletjes die zijn kruin sierde. Waar mijn angst op stoelde weet ik niet, maar wanneer die boeman in de buurt kwam, koos ik altijd het hazenpad.
Een andere markante figuur was Mina Pluijmers, oftewel Mientje van ’t urgel, die met echtgenoot Theo Flohil leven in de brouwerij bracht met draaiorgel De Sater. Mientje danste de horlepiep al mansend op haar donkerblauwe gympies rond het orgel en velen deden als beloning voor zoveel jolijt een duit in het bakje. Moos Polak, handelaar in oude metalen, deed veel voor de Middelburgers en zo deed hij Mientje eens een broodnodig kunstgebit cadeau. Mientje liep over van dankbaarheid en toen ze voor de Huifkar, waar Polak op het terras zat, kwam te mansen riep ze hem, met haar kunstgebit zwaaiend, toe: “Kiek meneer Polak, ie doet ut nog.” Mientje kreeg ook landelijke bekendheid door een televisieoptreden bij Mies Bouwman of Willem ‘O.’ Duys (daar wil ik van af wezen), waar ze vooral opviel door herhaaldelijk te vragen wanneer ze nou haar geld kreeg.
Het wat serieuzere genre werd vertolkt door het Leger des Heils – ook wel het Leger de Boem genoemd – dat stichtelijke woorden ter zielenheil afwisselde met muzikaal omlijste psalmen en gezangen. Ze stonden meestal op zondagmiddag aan de zijkant van de Eendracht, De Hoge voor intimi, op de Markt. Daar was David Smolders, vergezeld van zijn Sint Bernhard, al fingerpickend op zijn banjo ook vaak te vinden, evenals voor de Huifkar en V & D. David en zijn Sint Bernhard waren onafscheidelijk en naast de hoge aaibaarheidsfactor diende zijn hond nog een ander, praktisch doel. De Sint Bernhard was voorzien van een brede leren band die het lijf omspande en aan die band hingen twee collectebussen waarin bijdragen konden worden gedeponeerd. David presenteerde zich na de oorlog, in woord en beeld, als invalide straatmuzikant en kwade tongen beweerden dat David’s zere been niet van hout was maar gewoon van been zoals bij iedereen – zijn vingers vonden in ieder geval moeiteloos de snaren van de banjo. Als ik naar het nummer Polderevangelie van Broeder Dieleman luister, strijken mijn gedachten soms even langs David Smolders en droom ik mezelf weer met de muziek mee.
De verdwenen grandeur van Walcherse hotels (Edwin 09-05-2014)
Als je in de Krantenbank Zeeland zoekt op de woordencombinatie ‘grandeur’ + ‘hotels’ stuit je op oude artikelen uit de PZC, waarin exploitanten van deze tijd enigszins weemoedig terugblikken op de pracht en praal van de belle époque, het gouden tijdperk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, tussen 1870 en 1914. Maar pas als je foto’s van de hotels en logementen aan het begin van de twintigste eeuw vergelijkt met beelden van nu besef je hoe weinig majesteitelijk, deftig en imponerend veel hotels tegenwoordig nog zijn.
Niets illustreert die verdwenen grootsheid zo mooi als het artikel dat collega Joke Vantricht deze maand uitlichtte op Vlissingen Dronk, over Grand Hotel des Bains, dat tussen 1886 en 1924 was gevestigd aan Boulevard Evertsen in Vlissingen. Dat hotel straalt op de oude foto’s het soort grandeur uit dat ook bijna 130 jaar later niet zou misstaan aan de Boulevard.
De omgeving van het hotel was toen uiteraard wel anders dan nu. In een artikel in de Vlissingse Courant van 18 juni 1936 schrijft men: “Dat de gemeente er trots op was dat dit hotel te Vlissingen werd gebouwd moge blijken uit het feit dat op 26 juni 1886 last was gegeven dat van de toren en alle openbare gebouwen gevlagd moest worden. Het hotel stond er nu betrekkelijk nog geheel in de duinen. Er moest nu echter meer gebeuren, want alleen met dit hotel zou Vlissingen nog geen badplaats worden die voldoende bekendheid zou kunnen verwerven. Er moest en promenade of boulevard komen met zomerhuizen enz.”
Dat het hotel bovenop de duinen werd gebouwd roept de vergelijking op met het Badpaviljoen en het Strandhotel die in dezelfde periode Domburg allure gaven. De beschreven trots is veelzeggend. Kustgemeenten wilden zich graag ontwikkelen tot aantrekkelijke badplaatsen en slaagden daar ook in. Toen de zaak in 1923 failliet ging en werd opgekocht door Stoomvaart Maatschappij Zeeland werd de naam veranderd in Britannia. Dat de belle époque voorbij was stond een streven naar nog meer grandeur blijkbaar niet in de weg. Nogmaals uit de Vlissingse Courant: “Vanaf die tijd mogen we rustig spreken van een goede exploitatie in het belang van het vreemdelingenverkeer alhier. Deze maatschappij heeft moeite noch geld ontzien om het verblijf voor de gasten in het hotel zo aangenaam mogelijk te maken. Allereerst werd een begin gemaakt met het bouwen van een uitbouw in het middengedeelte van het gebouw, waar de gasten een aardig zitje werd geboden om zowel op zee als op de Boulevard te zien. Spoedig bleek dat er op verschillende tijdstippen ruimte tekort was om de vele gasten te herbergen, zodat besloten werd de dakverdieping in te richten met logeerkamers. Dit alles was nog blijkbaar niet goed genoeg, want kort nadien werd overgegaan tot het uitbreiden van de eetzaal, terwijl ook de concertzaal en het toneel de nodige verbouwingen ondergingen, terwijl voorts besloten werd tot verbouwing van een zaal tot bar. Dat de aanwezigheid van deze bar door de gasten op prijs wordt gesteld is menigmaal gebleken.”
http://vlissingendronk.nl/wiki/Grand_Hotel_des_Bains
Drinkebroers en uitjagers in het Kasteeel van Batavia (Rob 02-05-2014)
Het zal sommigen wellicht vreemd in de oren klinken, maar als geboren Middelburger voel ik me toch ook een beetje Westkapelaar. Ik weet bijna zeker dat er meer van Walcheren zijn die hun hart ook voor Wasschappel in de boezem voelen kloppen. Op de HBS was ik van meet af aan geboeid door de verhalen van klasgenoot Maarten van Alphen over de Noormannen en de trots waarmee die verhalen van zijn dorp werden verteld. Later deden we – Middelburgs langharig tuig op merote – ’s zomers op Puch of Tomos weleens een rondje Walcheren en dronken we wat in het Kasteel van Batavia of de Schuur. Hoewel er drankjes en vriendelijkheden werden uitgewisseld, bleef je toch altijd een butendieker die met gezonde argwaan tegemoet werd getreden. We zorgden er altijd voor dat we Kasteel of Schuur voor het uitjagen oftewel sluitingstijd verlieten – een gewaarschuwd langharige telt voor twee.
Het zou me niet verbazen dat de term ‘drinkebroers’ zijn oorsprong vindt in Westkapelle. De combinatie van ‘drinken’ en ‘broers’ zat bij de familie Minderhoud al van oudsher in het bloed – Westkappels DNA dat menig andere Westkappelaar wellicht niet vreemd zal voorkomen. De Minderhouds zaten al vanaf de zeventiende eeuw in het Kasteel, in alle opzichten door de eeuwen heen een belangrijk ankerpunt in het dorp. Je kunt bijna geen herberg of café in Westkappel opnoemen of er heeft wel een Minderhoud of Gabriëlse achter de toog gestaan. Hoewel de Minderhouds tamelijk honkvast waren, migreerden sommigen in de negentiende- en twintigste eeuw binnen Walcheren om de dorstige te laven.
Het was vooral Middelburg waar de Minderhouds domicilie kozen; zeker de kinderen van Johannis Minderhoud van de Noordster in de Westkappelse Noordstraat. WIllem zat in ’t Sincken Tooghje in de Beddewijkstraat, terwijl broer Noach een tapperij in de Schuitvlotstraat had en vervolgens een café in de Gravenstraat. Zus Johanna dreef met echtgenoot Pieter Joosse het Bredasche Veerhuis aan de Turfkaai en neef Kobus Minderhoud had een café in de Segeerstraat. Misschien zijn het dus niet alleen de verhalen van Maarten van Alphen die mijn band met Wasschappel verklaart, maar is het ook te wijten aan de neerslag van het Westkappels DNA dat door de ondernemende Minderhouds Middelburgs aandeed.
De belangrijkste bindende factor in het dorp is zonder twijfel het Polderhuis Westkapelle waar geschiedenis op voorbeeldige wijze in woord en beeld wordt getoond. Het is proportioneel gezien het museum met de meeste vaste klanten ter wereld, want als je van Wasschappel komt is het Polderhuis ook jouw huis. Naar aanleiding van het tienjarig bestaan organiseert het Polderhuis in mei acht zogenaamde Walking Dinners waarbij een gids wandelenderwijs de geschiedenis van de middenstand vertelt. Bij elke deelnemende gelegenheid wordt aangelegd voor een hapje en een drankje. Mijn wandelschoenen staan altijd gepoetst voor de pak dus niets weerhoudt me van deelname, misschien kom ik Maarten nog wel tegen. Ik zal er, gezien mijn nostalgische kapsel, ook nu voor zorgen dat de pleiterik voor het uitjagen is gemaakt.
April 2014
Over Lucky Letters en een Middelburgse kroegromance (Edwin 25-04-2014)
Eind jaren 90 was bij RTL 4 dagelijks de quiz Lucky Letters te zien, met Victor Reinier als presentator. Het ligt niet voor de hand om dat weetje in verband te brengen met het kroegleven op Walcheren, maar het kán, dus doe ik het graag.
Ik werkte in die periode zelf als barman in een Middelburgs café en mocht, rond etenstijd, graag naar het programma kijken. De vragen die Reinier stelde waren van het niveau van het spel Triviant: niet al te lastig, maar zo algemeen dat je er toch vaak een aantal fout had. Ik vond het leuk om mee te doen, met een bord eten op schoot. Toen RTL op zeker moment een oproep deed voor nieuwe kandidaten besloot ik de gok te wagen. Tot mijn verbazing werd ik nog geselecteerd ook. Een paar weken later werd ik verwacht in de studio te Hilversum. Ik mocht tien mensen meenemen als publiek, die in het stamcafé zo gevonden waren. We zouden er een gezellig dagje van gaan maken.
Aan mijn bevallige collega Chantalle hoefde ik niet eens te vragen of ze mee wilde. Zij had het veel te druk met verliefd zijn op een jongen die bij de marine zat maar er niet bepaald zo uitzag. Hij leek enorm op de pianist Jan Vayne, met zijn lange haar en lange vingers. Als hij en zijn kornuiten aan de bar zaten was er geen land meer met Chantalle te bezeilen, ze was alleen maar bezig met hem. Omdat die knaap ons iedere avond vroeg het nummer Kiss from a Rose van Seal te draaien raakte Chantalle in de ban van dat liedje. Na sluitingstijd draaiden we het nog een paar keer om samen de tekst te ontleden. Ik kon die Seal na verloop van tijd wel drómen.
Onderweg naar Hilversum hoorden we op de radio de hit van Seal. Ik zong het uiteraard uit volle borst mee en vertelde met een grijns over ‘die pianist’ van mijn collega. Ik merkte op dat een beetje muziekkennis nooit kwaad kan. Misschien zou Reinier me er wel een vraag over stellen! Dat hij dat een paar uur later inderdaad deed kon ik bijna niet geloven. Nog stijf van de zenuwen stond ik daar tussen de camera’s en studiolampen toen ik de presentator al na vijf minuten hoorde zeggen: “en nu een vraag voor Edwin”. Er werd een videoclip vertoond van de film Batman Forever, met het bewuste nummer van Seal als soundtrack. Dat kon toch niet waar zijn? Ik zong het nummer uiteraard mee, maar toen Reinier me vervolgens vroeg wie de uitvoerende artiest was stamelde ik slechts: “Terence Trent D’arby”. Waar kwam dat in vredesnaam vandaan? Die twee zangers lijken niet eens op elkaar! Ik schaamde me dood.
Uiteindelijk won ik de aflevering nog ook, maar Seal zou me nog lang achtervolgen. Als iemand het nummer aanvroeg in het café werd steevast Dance little sister vanTerence Trent D'Arby opgezet. Horecahumor, dat zou me wel leren!
Kontjes Oranjeboom op kruipafstand van de kroeg (Rob 18-04-2014)
De genen die men bij de geboorte meekrijgt worden natuurlijk in hoge mate bepaald door degenen die voor de geboorte verantwoordelijk zijn. Maar bij sommigen speelt de plaats van geboorte een ook niet onbelangrijke rol. Ik werd, evenals mijn vader trouwens, geboren boven een kroeg – mijn vader boven een etablissement in Goes en ik boven café Juliana op de Markt in Middelburg. Over die factor moet men niet licht denken, want de dorst in mij werd als het ware met de paplepel gevoed en naarmate de jaren vorderden werd de kater mondjesmaat op het spek gebonden. Afijn, het gaf me als kind spelenderwijs een vertrouwd gevoel om op kruipafstand van de kroeg te wonen; waarom dat zo was begreep ik pas veel later.
Het is eind jaren ‘50 als ik mijn eerste slokjes bier in de kelder van hotel Suisse drink. Niet iets om trots op te zijn, want samen met Loe Lagaaij – zijn vader Lo was eigenaar van Suisse – zochten we tussen het lege goed naar flesjes Oranjeboom die nog een kontje bier bevatten. De Markt had weinig geheimen voor ons, maar in de lente was er toch een geheim: wanneer zou buurman “Lange” Arie Neuféglise van het frites- en ijskraam zijn eerste ijs draaien? Vrijwel dagelijks liepen we langs zijn kraam, want op de dag van het eerste ijs trakteerde Arie de kinderen die op de Markt woonden op een ijsje. Vlak bij Arie’s kraam stond het kotje van parkeerwachter Burgs die op vrijwillige basis werd bijgestaan door Ko van Leeuwen alias de Keizer van Duitsland. Ko droeg een kapiteinspet waarvan de bovenkant wat opbolde zodat die met een beetje fantasie iets weg had van het hoofddeksel van de Duitse keizer. Als er veel auto’s op de Markt stonden en Kees Suurland niet toevallig wit gehandschoend voor de muziek uit liep, gingen we naar parfumerie Modern in de Gravenstraat waar we bij Pietje Parfum condooms kochten. Niet dat we er al zo vroeg bij waren – als je een condoom over de uitlaat van een auto schoof sorteerde dat bij het starten een knaleffect.
Wanneer mijn moeder niet thuis was – wat overigens weinig voorkwam – stak ik de Markt over om ome Jaap de Looff in de Delta op te zoeken. Hij gaf me een glas cola en met een beetje mazzel ook nog een bord frites met knakworst – een kindermaag is gauw gevuld. In 1964 was het over en uit met de pret, omdat Hector Meeusen, eigenaar van belendend café De Eendracht, Juliana kocht en er boven ging wonen. Ik werd verbannen, althans zo voelde het, naar ’t Zand en dat heb ik hem eigenlijk nooit vergeven. Natuurlijk zocht ik Loe nog weleens op om nog wat kontjes Oranjeboom te scoren, maar uit het zicht was toch ook uit het hart. Ik woon alweer jaren op kruipafstand van de kroeg en weet nu het vertrouwde gevoel van toen op de juiste waarde te schatten – zo zal het altijd zijn.
Midgard: hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor (Edwin 11-04-2014)
Van mij zul je geen kwaad woord horen over het jongerenwerk anno 2014: ik weet er simpelweg te weinig van en de geluiden die mij wél bereiken zijn overwegend positief. Er gebeurt nog steeds van alles, misschien zelfs wel meer dan ooit tevoren. Dat neemt niet weg dat ik altijd een weemoedig gevoel krijg als ik lees over de jongerencentra in Zeeland tussen, pak ‘m beet, 1965 en 1995. Die centra waren heus niet beter dan de honken en podia waar de jeugd tegenwoordig terecht kan, maar de verhalen en foto’s uit die periode stralen wel een compleet andere sfeer uit dan nu. Het waren de bolwerken van de tegenbeweging. Je trof er de hippies en de provo’s , de anarchisten, punkers en skinheads. Als je beelden van toen vergelijkt met die van nu valt je op hoe gepolijst en georganiseerd alles nu lijkt te zijn. Soms heeft het zelfs iets klinisch. Dat zegt waarschijnlijk meer over toen dan over nu. De centra van weleer ademde in vrijwel alles onrust en verzet. Er mocht overal gerookt worden. Er was nog wat meer verzuiling binnen de jongerencultuur. Nu zijn jongeren breder georiënteerd en hebben ze andere contactmogelijkheden. Ik noem maar eens iets. Ik wil maar zeggen: zo eenvoudig is het nog niet, om de periodes met elkaar te vergelijken.
Midgard was tussen 1976 en 1997 gevestigd in een van de mooiste straatjes van de stad, de Kuiperspoort. Juist die locatie maakte het centrum (vernoemd naar Midgaard, de middenwereld bevolkt door de mens, uit de Noordse mythologie) tot wat het was: een prachtig maar weggemoffeld jongerenhol,omringd door de achtertuinen van welgestelde (Middel)burgers. Achteraf vind ik het knap dat Midgard het zo lang heeft volgehouden op die locatie. Als je ziet wat er in twintig jaar allemaal gebeurde in en rondom het pand op nummer 12 kun je nauwelijks geloven dat de omwonenden de strijd tegen de aanwezigheid van het centrum niet eerder wonnen. Er speelden talloze ruige bandjes, die een al even ruig publiek trokken. Rondom optredens van bands als Tröckener Kecks ging het allemaal nog wel maar er waren ook avonden dat het uit de hand liep, zoals die keer dat de Groningse pretpunkband Boegies Midgard aandeed. Dat mondde uit in een knokpartij waar nu nog over gesproken wordt. En dan waren er ook nog de bezettingen en demonstraties. Aksie, weet je wel? Ik was er niet bij, maar ik stel me voor dat die initiatieven niet onopgemerkt aan de buurt voorbij gingen. De straatjes zijn smal, in dat gedeelte van de stad.
Een agent vertelde me onlangs dat er wel degelijk protesten waren van wijkbewoners. Eén buurman belde trouw iedere avond zijn klacht door naar de politie, met als doel het opbouwen van een dossier. In 1997 was het pleit beslecht. Toen moest Midgard verhuizen naar de Herengracht, waar het centrum ook niet welkom was. In Bachtensteene hield het centrum het daarna nog tien jaar vol, maar toen was het einde verhaal: de middenwereld hield op te bestaan.
De zware kater van de schone slaapster (Rob 04-04-2014)
Carl von Clausewitz was een man met een vooruitziende blik. In het zijn klassieker Over de oorlog poneerde hij de stelling “Oorlog is enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen.” Nu is er na de recente gemeenteraadsverkiezingen in Middelburg niet direct sprake van een oorlogssituatie, maar de tactiek van de verschroeide aarde is al ingezet. De handen blijven vooralsnog boven de dekens; het vertrouwen komt nu eenmaal te voet en zoekt zich te paard een goed heenkomen.
Johannes Bredow zat vol vertrouwen toen hij in 1766 voor 50 pond Vlaams een pand kocht aan de Dorpsstraat in Kleverskerke. Hij begon er een smederij die toevallige passanten tevens de mogelijkheid bood tot een natje en een droogje – de herberg met het hoefijzer als het ware. In die dagen was Kleverskerke eigendom van de Middelburgse familie Van den Brande en na een korte periode van zelfstandigheid in de 19de eeuw werd het in 1857 heringedeeld bij de gemeente Arnemuiden. Door een nieuwe gemeentelijke herindeling, ingaande 1 januari 1997, kwam Kleverskerke opnieuw in Middelburgse handen. Middelburg barstte van ambitie bijna uit haar voegen en was naarstig op zoek naar een even ambitieuze burgemeester.
Toen die dat jaar op 1 juni zijn intrede deed kon de toekomst niet meer stuk en leken de bomen tot in de hemel en verder te groeien. Deze nieuwe burgervader – in de volksmond later de Spar van de hoek genoemd – kwam als ridder te paard en zou de schone slaapster die Middelburg in zijn ogen was ogenblikkelijk wakker kussen. De klapzoenen waren niet van de lucht en vrijwel meteen werd Riek Bakker aangezocht om in de voetsporen van Hans Lipperhey en Zacharias Jansen te treden. De koningin van de Kop van Zuid richtte haar verrekijker op Middelburg e.o. en in oktober 1998 zag de “Kwaliteitsatlas Middelburg 2030” het licht. Sleutelwoorden als “masterplan” en “de 10 strategische projecten” zoemden sindsdien als mantra’s door het bestuurlijk- en ambtelijk apparaat, kortom de tale Rieks ging erin als Gods woord in een ouderling. Naast de binnenstad werden ook de omstreken onder de loep genomen en de aanbevelingen daarvoor waren ronduit revolutionair. De tram moest terugkomen in de vorm van een zogenaamd GULT-systeem (Guided Ultra Light Transit) – een soort monorail die als een ring om de Walcherse kust zou worden gelegd.
Verder werd er voorgesteld het Veerse Meer uit te breiden in de richting van Arnemuiden en Middelburg – een springerig eufemisme voor een ontpoldering waarvan Kleverskerke het haasje zou worden. Je hoeft niet echt van Lillo te komen om te begrijpen dat die meerwaarde niet aan de Kleverskerkers besteed was. De polsstok van de ambitie bleek echter te kort en de schone slaapster kreeg een zware kater te verduren; de rest is geschiedenis. De laatste herbergier van Kleverskerke, Jacobus Zwemer, sloot in 1937 zijn deuren en of er ooit nog een herberg komt is het spreekwoordelijke geheim van Johannes Bredow, de smid – wellicht is er eerder een nieuw Middelburgs college.
Maart 2014
De Speeldoos van de Roode Leeuw (Edwin 28-03-2014)
Als redacteur van een historische website ben je uiteraard blij met alle wetenswaardigheden die je in de loop van de tijd verzamelt, maar er gaat toch niets boven de verhalen die worden verteld door mensen die er zelf bij waren, of die een geschiedenis door en door kennen. Zulke verhalen hebben meer kracht en zijn geloofwaardiger, niet in de laatste plaats omdat ze vaak worden aangevuld met documentatie die mensen zelf hebben verzameld. Dit ondervond ik ook een paar weken geleden, toen ik op bezoek was bij meneer Bliek uit Nieuw- en Sint Joosland. Zijn dochter had mij op Twitter toevertrouwd dat hij een aardige collectie historisch materiaal over het dorp had aangelegd. Ze zei dat ik hem maar eens moest bellen. Ik zou er vast geen spijt van krijgen, voegde ze er nog aan toe. Spijt was inderdaad wel het laatste waar ik aan dacht, toen ik eenmaal bij haar vader aan tafel zat. Ik zag al snel dat deze man zich al vele jaren had verdiept in zowel de dorps- als zijn familiegeschiedenis en daarbij ook nog de moeite had genomen alles keurig te bewaren in ordners en mappen. Tegenover mij zat een gelijkgestemde, zoveel was wel duidelijk.
Het eerste fotoalbum dat hij opensloeg was goed voor ruim een uur gespreksstof. Dat album was namelijk gevuld met afbeeldingen over de geschiedenis van café-restaurant De Roode Leeuw, dat ik zelf vooral kende als de pleisterplaats voor vrachtwagenchauffeurs die het tot een paar jaar geleden was. Nu weet ik dat het zoveel meer was dan dat. De geschiedenis van de zaak gaat terug tot het eerste veer van Nieuwland naar Middelburg, rond 1644. Al in 1788 kreeg het pand een herbergfunctie en in 1822 kwam de zaak in handen van de familie de Vos. Tot op de dag van vandaag zijn zij nog steeds de eigenaars, al verpachten zij het café al sinds de jaren 60. Meneer Bliek vertelde er in geuren en kleuren over. Over de vele vergaderingen van de zogenaamde Polders en over de feesten van de ringrijders. Over de eigen sigarenverpakkingen van de Vos, met daarop een rebus, en over de vele vergunningen die horecaondernemers ook in vroeger tijden al aan moesten vragen. Ik was maar wat blij dat hij een stapel kopieën van zijn documentatie voor me had klaargelegd, want het leek me onmogelijk alles te onthouden.
Het mooiste vond ik dat Bliek mij ook attributen uit de oude herberg liet zien. Een kleine spoelbak die ik nooit als zodanig zou hebben herkend en een oude koffiekan. Het pronkstuk was een antieke speeldoos, die rond 1900 fungeerde als voorloper van de jukebox. Je kon er voor een cent muziek mee afspelen, afkomstig van een collectie van 12 stalen platen. Zoiets had ik nog nooit gezien en gehoord (het apparaat bleek nog altijd te werken). “Luister maar even, mijn vrouw is toch niet thuis”. Ik moest lachen om die opmerking. Die hoorde je 114 jaar geleden vast ook wel eens, aan de toog van het voormalige veerhuis.
Een Heksenketel in de Koophandel (Rob 21-03-2014)
Toen Pieter en Monique Duvekot-Klootwijk in 2003 samen met Huibert en Janet Wattel-Duvekot pannenkoekenhuis de Heksenketel aan de Elzenoordlaan begonnen wisten ze wellicht van het stof der eeuwen dat de zaak met zich meedraagt. Die geschiedenis begint eigenlijk in 1773 - in juli dat jaar meldt de Middelburgsche Courant dat de buitenplaats Elzenoort in de herberg de Oranjeboom in Vrouwen Polder geveild wordt. Dat jaar komt ook een einde aan de 16de eeuwse psalmberijming van Petrus Datheen; in november besluiten de Staten van Zeeland dat alle gereformeerde kerken de nieuwe psalmberijming moeten gebruiken. Dat gaat niet zonder slag of stoot, want Walcherse bevindelijke boeren als Lourens Ingelse, Cornelis de Korte en Willem Wisse laten dit niet over hun kant gaan – ze gaan soms voor het zingen de kerk uit en protesteren in herbergen als de Oranjeboom tegen deze rekkelijke oekaze. De kwestie escaleert tot in 1778 het zogenaamde Psalmoproer uitbreekt in Vlissingen en Westkapelle. Enfin, uiteindelijk werd het woord niet zo heet geconsumeerd als het werd opgediend en de psalmberijming van Datheen is op Walcheren nog steeds in gebruik.
In 1909, verkoopt de 87-jarige Anthonie van Sorge – kroegbaas was in die tijd blijkbaar een gezond beroep - de Oranjeboom aan Willem Duvekot die zijn zaak de Koophandel doopt. Een journalist van het Zeeuwsch Dagblad brengt in december 1957 een bezoek aan de Koophandel en doet verslag van een partijtje biljarten op de brug, dat vooral gespeeld werd tijdens een versmakking,waartoe Willem, dan de oudste kroegbaas van Zeeland, hem uitnodigt: “Hij haalde zijn bord-met-cijferputjes te voorschijn en samen hebben we een poosje het spel met de biljartbal gespeeld. Hij won het natuurlijk glansrijk, hoewel lang niet alle ballen in de putjes rolden. Verscheidene keren rolden ze de weg terug zonder bij een winstgevend putje te hebben aangelegd.”
De “oude Willem”, altijd op z’n boers achter de toog, blijft tot 1962 op zijn post; in dat jaar overlijdt hij op 93-jarige leeftijd. Kleinzoon Willem koopt de zaak en wanneer hij het pand in 1977 aan de gemeente verkoopt, verhuist hij zijn café van de Dorpsdijk naar de Elzenoordlaan. Op enig moment verdwijnt de Koophandel van het tableau en reïncarneert als De Polder. Eind jaren ’90 zit er een kapsalon in het pand tot de Duvelkot’s, zoals eerder vermeld, het heft weer in handen nemen. De Duvekot´s zitten dan sinds 1990 ook in Duinoord in Vrouwenpolder en bouwen aan een klein imperium. Jaco Duvekot, broer van Pieter en Janet, is ook geen vreemde in de Walcherse horeca. Hij had met vader Kees en broer Pieter Strandpaviljoen Breezand en zat een periode in Brasserie Panneke in Middelburg en tot voor kort in de Westkaap in Westkapelle, en nu, als ik tenminste goed ben ingelicht, in de Oase in Domburg. Wat niet des Duvekot’s is kan altijd nog des Duvekot’s worden. In 2010 is er weer een tabula rasa in de Heksenketel en komen Annetien en Edwin Joosse in de zaak – als er maar geen pannenkoekenoproer uitbreekt.
Lastig kiezen (Edwin 14-03-2014)
Dat er aanstaande woensdag gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden kan bijna niemand ontgaan zijn. De media staan er al weken bol van. Politici met landelijke bekendheid bezoeken opeens provincieplaatsjes, lokale politici komen uitgebreid aan het woord in weekkranten en dagbladen, en op televisie wordt de burger doorlopend op het hart gedrukt om maar vooral te gaan stemmen. Het ziet er namelijk niet al te best voor de verkiezingsopkomst. Volgens peilingen dreigt minder dan de helft van de kiezers te gaan stemmen.
Ik ben wél van plan om mijn stem uit te brengen maar ik kan niet beweren dat ik dat zal doen vanuit een bepaalde overtuiging. Ik vind het vooral belangrijk dat er tegenstemmen zijn voor al die mensen die dat wel doen. Nu zijn er wel een paar lokale politici waar ik sympathie voor heb, maar het voert me te ver om dat doorslaggevend te laten zijn. Dat je iemand aardig vindt betekent nu eenmaal niet dat je diens politieke opvattingen ook steunt. En ook als daar wel sprake van is, dan nog kom je vaak bedrogen uit op de langere termijn. Stáát iemand eens voor een thema dat jij zelf ook belangrijk vindt, wordt die persoon later weer gedwongen tot een compromis.
Hoe het allemaal werkt in de praktijk zie je goed als je inzoomt op specifieke dossiers zoals, in Middelburg, op de bouwputaffaire, of op de kwestie rondom coffeeshops in de stad. Die dossiers zijn inmiddels zo dik en de trajecten zo langdurig, dat veel mensen niet eens meer weten hoe een en ander (niet) tot stand kwam. Als je er met mensen over praat valt op dat een groot deel van de ergernis hierover geen betrekking heeft op politieke besluiten, maar juist op het uitblijven ervan. Het maakt mensen na tien jaar niet zo gek veel meer uit wat er gebeurt. Ze willen vooral dát er iets gebeurt. Als je daar minstens tien jaar op moet wachten verlies je het vertrouwen in de politiek.
Vanuit het horecaperspectief legden we voor deze twee thema’s onze eigen dossiers aan, op basis van de berichtgeving in de PZC door de jaren heen. De Krantenbank Zeeland is wat dat betreft een gouden informatiebron. Als je terugleest schrik je. In het geval van de coffeeshops doen politieke standpunten over het gedoogbeleid er niet meer toe. Je leest dat de tegenstanders eerst hebben gekozen voor een harde aanpak, gebaseerd op vermeende overlast, waardoor uiteindelijk alle vier de zaken moesten sluiten. Vervolgens ontstond er een politieke strijd die werd gekenmerkt door het continu uitstellen van besluitvorming. Nu eens een onderzoek, dan weer een inspraakronde, met als gevolg dat echte keuzes steeds ‘over de verkiezingen heen werden getild’. De problemen die daar het gevolg van zijn worden uiteraard ontkend of genegeerd. Als er om opheldering wordt gevraagd verwijst men niet zelden naar politieke voorgangers. Wat opvalt kortom, is dat de politiek maar al te vaak geen keuzes maakt. Misschien is dat wel de reden dat het voor ons, de kiezers, ook zo lastig is.
De grote dorst naar de stamkroeg in Middelburg (Rob 07-03-2014)
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is een onvolprezen bron waar ik me veelvuldig aan laaf – de roes van ritselende bladzijden maakt klikkende googelaars tot geheelonthouders. Ik was op zoek naar het woord stamkroeg, maar die samenstelling is te jong voor woorden. Het WNT definieert een kroeg als een herberg van gering allooi, iets wat men nu een bruin café noemt. In de literatuur dook de kroeg voor het eerst op in een gedicht van P.C. Hooft uit de 17de eeuw: “Dus quam ick met mijn kammeraets uyt de kroech, die 't moerjaens hooft hiet.” Middelburg beschikte echter in de 15de eeuw al over herbergen van gering allooi die in gebruik waren als stamkroeg. Zo kwam het gilde van timmerlieden en metselaars samen in De Liebaard aan de Lange Delft – ongeveer op de locatie waar nu Bos Men Shop is gevestigd. De gemeente Middelburg steunde in die tijd nog het vakbondswerk, want de stadsrekening van 1477 vermeldt dat er dat jaar 20 pond Vlaams, 17 schellingen en 6 penningen aan gelag werd betaald.
Door de eeuwen heen zijn er altijd loten van een zelfder stam geweest die een bepaalde kroeg als hun kroeg zagen. Dat konden politiek gelijkgestemden zijn zoals bijvoorbeeld de patriotten die bijeen kwamen in Het Middelburgsche Koffy Huis op de Balans en waarvan sommigen medio 1787 zwaar te grazen werden genomen door een bloeddorstige horde oranjehooligans. Of biljarters die vanaf de 18de eeuw in sociëteits- en later verenigingsverband hun sport beoefenden en nog steeds beoefenen. De voetballers, als vanouds bierdrinkers bij uitstek, gaven eind 19de eeuw hun eerste rondjes bij de Meelfabriek aan de Kleverskerkseweg en later in de diverse kroegen, clubhuizen en sportkantines.
In de 20ste eeuw gingen de Walcherse boerenjongens en –meisjes op Annetje-Lijsjesdag in dracht al zingend Aerem an aerem de Gortstraete in om vervolgens de kroeg in te duiken – die van Westkappel bij Kobus Minderhoud in de Segeersstraat en die van Koukerke in het Wapen van Zeeland op de Markt. Boeren kon je op donderdag schilderen in de Vriendschap waar je vandaag de dag nog weleens een enclave bejaarde agrariërs aantreft. De aannemers kwamen in het Nederlands Koffiehuis, waar vaak aanbestedingen plaats hadden, op de Markt, maar autohandelaren daarentegen hadden hun stamkroeg in het Jagertje, het café van Sas de Jager aan de Rouaansekaai; toen Sas zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten sloot de zaak. De Reutel in de Stationsstraat is wat dat betreft een verhaal apart, want hier stonden kaaiwerkers, havenarbeiders en ander werkvolk schouder aan schouder met middenstanders, journalisten, beeldend kunstenaars en notarissen. Natuurlijk kiezen mensen ook vaak hun stamkroeg op basis van thuisgevoel c.q. gezelligheid en daarom zullen de stamgasten van Rock Desert op het Damplein zich behoorlijk ontheemd gevoeld hebben toen Rob en Mirna hun deuren enige maanden geleden sloten; een nieuw gezinsvervangend tehuis vinden is immers geen sinecure. Zelf verkeer ik in de luxe van twee stamkroegen: Bar American en Seventy Seven; het kon slechter.
Februari 2014
Een nieuwe lente in het hart van de stad (Edwin 28-02-2014)
Een maand geleden constateerden we dat 2013 een verschrikkelijk jaar was geweest voor een aantal Middelburgse cafés en restaurants, nu horen we vooral geluiden over nieuwe initiatieven, mooie plannen en samenwerkingsverbanden. Die omslag voelt een beetje als de huidige winter; die plaatsmaakt voor de lente zonder ooit koud geweest te zijn maar ons zal je daar niet over horen mopperen. Laat maar komen dat zonnetje!
Het interessantst zijn de ontwikkelingen op de Pottenmarkt, een pleintje met een lange horecageschiedenis. Daar gebeurt opeens van alles. Op Valentijnsdag werd café Die Lange geopend, in het pand waar voorheen De Prinse van Oranje was gevestigd. In diezelfde week kregen de nieuwe eigenaars van het monumentale pand op de hoek met de Langeviele de sleutels overhandigd, waarna zij voortvarend aan de slag gingen met een grootscheepse verbouwing. Weer een week later werd bekend dat café De Herberg was verkocht, aan twee medewerkers van café Seventy-Seven. Normaal gesproken valt dat niet in de categorie groot nieuws maar op de Facebookpagina van Middelburg Dronk brak de aankondiging records: het bericht werd binnen een dag meer dan 10.000 keer bekeken en voorzien van talloze ‘likes’ en reacties. Het zijn blijkbaar ontwikkelingen die opzien baren.
Hoe het geheel er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. Het concept van De Zaak (1) (voorheen ’t Geintje) blijft een verrassing tot de opening medio maart, terwijl de nieuwe eigenaars van de Herberg hebben besloten pas te zullen gaan verbouwen na de zomer. Tot die tijd krijgt de zaak een vrije invulling, waarin veel mogelijk is. Opvallend in de gesprekken met de ondernemers is echter de bereidheid tot samenwerking. Iedereen die aan de Pottenmarkt is gevestigd zie iets in een plein waarop de terrassen als het ware met elkaar versmelten. Bestaande zaken als De Vliegenier, Vriendschap en Expresszo ook. Dat is precies wat een stad nodig heeft. Samenwerking heeft nu eenmaal een positievere uitstraling dan onderlinge strijd.
Ook mooi is het feit dat de plannen van de Gemeente Middelburg naadloos aansluiten op de ontwikkelingen op de Pottenmarkt. In december zag ik in café Hildernisse een presentatie van de plannen voor Plein 1940. Als het meezit wordt dat plein dit jaar nog getransformeerd tot een autovrij geheel met veel groen en genoeg ruimte om te zitten en te keuvelen. Diagonaal over het plein zou een wandelroute moeten komen, die loopt vanaf de winkel van BoMont tot aan de Korte Geere. Op de kop van dat straatje wordt de Geerepassage verbouwd tot Heinde en Vers, een versmarkt met veel ruimte en licht, die de ambachtelijke producten van circa tien Zeeuwse ondernemers onder één dak zal brengen. Ook daar komt nieuwe horeca.
Als je even uitzoomt zie je dan opeens een heel ander stadshart, vol interessante kansen, oprechte initiatieven en leuke dwarsverbanden. Dat stemt niet alleen hoopvol en enthousiast; het maakt ook dat je een pluim wilt geven. Aan de ondernemers én aan de gemeente. Alleen op deze manier krijgt een stad de allure die het verdient en verandert een tijdperk van verschrikkelijk in verschrikkelijk mooi. Daar kun je toch alleen maar blij van worden?
De Barbier van Bekerke (Rob 21-02-2014)
Een echte Bekerkenaar zal je enigszins geamuseerd aankijken als je met hem een afspraak wil maken in café Juliana. “Bij Sies bedoel je?”, is dan met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het antwoord, want de Bekerkenaars spreken nog steeds hun eigen taal. Sinds nonkel Sies en tante Marie Herwegh-Simpelaar op zaterdag 13 september 1958 het café overnamen van Janis Simpelaar, doet Juliana in de daarop volgende jaren geleidelijk troonsafstand ten gunste van Sies. Het café aan de Dorpsstraat beschikt over een rijke geschiedenis en heet van 1901 tot 1950 – in dat jaar verandert Simpelaar de naam – Wilhelmina; de oranjekoorts zat er in Bekerke al vroeg in.
De transformatie van Wilhelmina naar Juliana markeerde tegelijkertijd de transformatie van het oude- naar het nieuw gebouwde pand waar het café nu nog steeds in gevestigd is. In het oude pand (verwoest in W.O. II) zat al een herberg in 1730, het jaar waarin Tobias de Potter zich in het dorp vestigt – hij is naast herbergier tevens chirurgijn, barbier en haarsnijder.
De Potter sluit in 1734 een contract met de kerkenraad van Bekerke waarin hij belooft voor 7 pond Vlaams per jaar alle armlastigen van het dorp “’t zy groot of klein, jong of oud, te cureeren of genezen alle ziektens, krankheden, wonden en breuken aan eenige Ledematen des Lichaams, dat God verhoeden wil, en verder den baardt te scheeren van alle manspersonen, die op den armen zijn vervallen, haar hayr te snyden, alsmede van alle kinderen, die op onze armen zijn vervallen.” Daarbij ontving De Potter extra geld, wanneer hij patiënten visiteerde die meer dan een uur gaans van het dorp woonden – kilometervergoeding of rekeningrijden avant la lettre dus. De barbier van Bekerke kreeg op een gegeven moment een conflict met de kerkenraad, omdat zijn herberg ook op zondag geopend was – de god Bacchus op de dag des heren dienen was in de 18de eeuw voor de bevindelijken ook al een heikel punt.
In de 19de eeuw fungeerde de herberg – zoals dat op meer dorpen in het hart van Walcheren voorkwam – ook als gemeentehuis; verschillende advertenties uit die periode spreken afwisselend van stadsherberg, gemeenteherberg of gemeentehuis. Zoals eerder vermeld krijgt het pand pas in 1901 een naam als Willem Corbijn er zijn café annex winkel Wilhelmina opent. In 1955 strijken Sies en Marie Herwegh uit St. Jansteen op Walcheren neer om een strandtent in Valkenisse over te nemen die Sies in een interview uit de PZC van 25 mei 1975 omschrijft als “een royaal konijnenhok”. In 1958 nemen ze ook café Juliana over – hun dorpsgenoten kijken eerst de kat nog een beetje uit de boom, maar schoorvoeten verandert al snel in de deur plat lopen.
Hoewel nonkel Sies en tante Marie de 21ste eeuw niet hebben mogen meemaken, zijn zowel die eerste strandtent, Paviljoen Valkenisse, als café Juliana nog steeds des Herweghs – hun kinderen Adrie, Leo en Tilly bewaken het erfgoed. Je hebt geen Bob nodig als je naar Sies gaat – de bushalte lonkt naast de deur.
Knokken met scherpe piepers (Edwin 14-02-2014)
Je hoort mensen het wel eens verzuchten: ‘Dat het zo vaak raak is tegenwoordig, en dat de wereld met de dag gewelddadiger wordt.’ Soms gaat iemand zelfs zo ver te stellen dat er tegenwoordig veel sneller naar wapens wordt gegrepen dan vroeger, als er wordt gevochten. Als je kijkt naar al die kiekjes van vroeger ben je geneigd het te geloven. Je ziet immers vooral poserende mensen en lieflijke taferelen. Als je echter wat dieper in de krantenarchieven duikt leer je dat de schijn bedriegt. Vroeger ging het er minstens net zo ruig aan toe als nu, misschien nog wel veel ruiger.
Neem nu dat bericht in de Vlissingse Courant van 9 maart 1892. Er wordt melding gemaakt van “Vlissingsche jongelui die er vermaak in schijnen te hebben Zondagsavonds de boel op te scheppen in Middelburg”. Tot zover niets nieuws, maar de krant vervolgt: “Ze maken dan lawaai, zoeken ruzie in de kroegen en worden ten laatste handgemeen, waarop sommigen hunner zich reeds voorbereid hebben, door ijzeren staven bij zich te steken, die zij door middel van een touw aan den pols bevestigd in hun mouwen verborgen houden om ze bij vechtpartijtjes te gebruiken.” De toevoeging dat het ‘de politie gelukte de belhamels beet te krijgen’ geeft het bericht nu een onschuldig karakter, maar reken maar dat er gewonden vielen door die ijzeren staven. Het escaleerde flink, daar in de Gravenstraat.
Nog gekker is het bericht in de Middelburgsche Courant van 16 januari 1919. Na een feestje in het café het Maastrichts Bierhuis op de Dam kreeg een groep dronken soldaten onderling ruzie op straat, waarbij messen werden getrokken. Naar een oproep van de politie om zich te verspreiden werd niet geluisterd. De politie trok daarop de sabel, waarna, zo schrijft de journalist, ‘vele zeer harde klappen vielen’. Daar bleef het niet bij. Een paar soldaten dreigden dat zij ‘scherpe piepers’ zouden gaan halen en voegden daad bij woord. Niet veel later werden er bij de Concertzaal inderdaad zeven schoten gelost. Of daar ook gewonden bij vielen wordt niet vermeld, maar dat het géén lieflijk tafereel was staat vast.
Als derde en laatste voorbeeld een bericht uit de Zierikzeesche Nieuwsbode van 28 april 1869. Daarin wordt geschreven over een groep van wel 600 jongens op de Markt in Middelburg, die met ernstige vechtpartijen ‘de geheele stad in opschudding brachten’ en die avond een krijgsman half dood sloegen met een wandelstok. Deze raddraaiers zongen doorlopend ‘1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, Waar zijn de meisjes van Perdamme gebleven?” De heren waren boos over de sluiting van een ‘rendez-vous’ in Perdamme (het huidige Brigdamme) en de ondervraging van 22 ‘fatsoenlijke burgerdochters’ door de politie. Dat het ging om de sluiting van een illegaal bordeel laat zich makkelijk raden.
Het nieuws van weleer leert je keer op keer dat sommige dingen van alle tijden zijn. Gewapende knokpartijen dus ook. Dat dit soort nieuws ons lang niet altijd bereikt wist de journalist van toen ook al. Hij sluit af met de woorden:
Wat daar verder is geschied, Weten alle menschen niet
De weg naar het tafellaken (Rob 06-02-2014)
Het valt moeilijk te achterhalen door wie en wanneer het woord horecabaron werd gemunt – het was er op enig moment en duikt sindsdien frequent op in de media. De eerste horecabaron in Middelburg was eigenlijk Le Baron Chassé, een logement dat begin negentiende eeuw gevestigd was in de Gortstraat, maar deze edelman voldoet niet aan het criterium en is wellicht stof voor een andere column. Van Dale geeft aan dat een baron, als tweede lid in een samengesteld zelfstandig naamwoord, een economisch machtig man is op het door het eerste lid genoemde terrein. Wanneer die economische macht vertaald wordt in het bezit van een behoorlijk aantal zaken, wat nu vaak het geldende criterium voor een horecabaron is, dan kan Middelburg door de eeuwen heen bogen op nogal wat horecabaronnen. In de negentiende eeuw waren dat Leendert Munter – hij had het Bierhuis Herenstraat en zat verder in Even Buiten, Minderhoud, Het Oude Hof van Zeeland en De Witte Leeuw – en Franciscus Gerardus Oudens die de scepter zwaaide in het Huys van Domburgh, St. Joris, Het Wapen van Rotterdam en Het Zeeuwsche Bierhuis. Aangezien lijstjes, tegenwoordig net zo populair als mooie meisjes, per definitie saai en plat getreden als een oud trappenhuis zijn, lijkt het me beter om er een horecabaron uit te lichten.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw had Adrie de Pree een motor- en rijwielhandel in de Zusterstraat in Middelburg. Aangezien hij een vriend van mijn vader was, heb ik menig verjaardagsfeestje bij oom Adrie en tante Fien gevierd – zoon Ad was een leeftijdsgenoot en vriend van het eerste uur. Adrie dacht wat je nu branche overstijgend zou noemen en zag de mogelijkheden die de horeca bood. In vier maanden tijd verbouwde hij een onbewoonbaar verklaard pand aan de Nieuwedijk in Vlissingen en op 9 december 1960 opende daar de Anja Bar.
Toen bakker Van der Welle, die mijn kinderhand veelvuldig met boluspruum gevuld heeft, zijn zaak in de Zusterstraat in 1964 te koop aanbood, hoefde Adrie niet lang na te denken en schafte het erf van zijn bijnabuurman aan. Nog dat zelfde jaar opende hij de Alassio bar in het pand; de start van zijn Middelburgse baronie was een feit. Aangezien de familie Van Hese in de jaren zestig bijna iedere zomer in Varigotti aan de Ligurische kust kampeerde, werd er op verzoek van Adrie een keur aan parafernalia aangeschaft van Alassio en San Remo – we waren er immers toch. In vijf jaar tijd werd Adrie eigenaar van nog vijf zaken in Middelburg, te weten de San Remo Bar en Old Dutch aan de Pottenmarkt, de Amigo-bar in de Reigerstraat, de Palladium-bar aan het Kerspel en 't Sincken Tooghje (de Zinkenbak voor intimi) in de Beddewijkstraat. Vanzelfsprekend zijn er nog horecabaronnen geweest en zullen er wellicht nog horecabaronnen komen. Hun economische macht c.q. de kwantiteit van het aantal zaken wordt echter in hoge mate bepaald door de vraag of ze het servet ontgroeien op weg naar het tafellaken.
Januari 2014
Dag Disco (Edwin 31-01-2014)
Een onderzoek van Van Spronsen & Partners Horeca-advies wond er geen doekjes om, in september: het gaat slecht met de discotheken in Nederland. Tussen 2004 en 2013 daalde het aantal met 36%, van 355 naar 226 bedrijven. De PZC schreef eind 2011 al eens dat het in Zeeland niet anders was: ook daar halveerde het aantal zaken binnen 15 jaar. Anno 2014 heb je op Walcheren eigenlijk alleen nog de jonge Club Bellamy in Vlissingen. De mist rondom de Hooizolder is nog niet opgetrokken. Hoe anders was in de jaren 80 en 90, met een gevarieerd aanbod van zaken als Cosmo, Stadsdanszaal, Cheesy en Veronica. Ik denk er nog vaak met enige weemoed aan terug. De eerste keer was misschien nog wel het mooist.
Die avond, in maart 1984, mocht ik voor het eerst naar een echte discotheek. Op mijn 13e verjaardag zou ik dan eindelijk een keer disco Cheesy, bij evenementencomplex De Kaasboer in Biggekerke bezoeken met een paar vriendjes. We zouden gebracht en gehaald worden. De avond bracht niet wat ik ervan gehoopt had, het liep zelfs uit op een lichte teleurstelling. Het begon al bij de deur. Daar stond -in mijn herinnering- een gorilla van een kerel. Over onze leeftijd deed hij niet moeilijk, over onze kleding des te meer. Ik had voor die avond een trainingsjasje uitgekozen als trui maar daar kwam ik niet mee weg. De portier vond dat die ook uit moest. Tegenstribbelen was geen optie. Zo stond ik daar opeens, letterlijk in mijn hemd gezet. Mijn meest verlopen hemd ook nog.
Het bestellen van drankjes verliep ook uiterst klungelig. Bessen-jus wilde we graag eens proberen, daar bestelden we er dus dapper vier van. Dat we daarmee meteen ons budget voor die avond hadden verbruikt hadden we pas door na het betalen. Ik geloof niet dat ik later nog vaak uit zo'n warm glas heb gedronken. We hielden onze longdrinks natuurlijk angstvallig vast, die twee uur dat we binnen waren. En maar voorzichtig nippen. Hadden we maar bier gelust. Dan hadden we ons een stuk gemakkelijker gevoeld waarschijnlijk. De climax kwam toen rond 23.00 uur de DJ omriep dat mijn vader bij de deur stond te wachten. Of we ons maar even wilden melden. Heus, dan wil je het liefst door de grond zakken.
Uiteindelijk waren we net zo laat thuis als op een doordeweekse avond, en hadden al die oudere meiden ons niet eens zien staan. Maar die maandag op school vertelden we uiteraard wél de grootste verhalen. We vertelden over het bezoek aan De Kaasboer alsof het een routinekwestie was geweest, alsof we aangeschoten hadden staan flirten met allerlei Walcherse schonen. Onze wraak kwam pas een jaar later, toen we weer eens gingen. We hadden geleerd van onze fouten. We gingen op de fiets, met zelfverdiend geld en met kleding aan onze lijven die we niet bij de deur hoefden uit te trekken. Dat scheelde een slok op een borrel. Ons uitgaansleven was begonnen...
Een verschrikkelijk jaar (Rob 24-01-2014)
Natuurlijk werd er te weinig buitenshuis gedronken en gegeten, maar dat het jaar 2013 de Middelburgse horecaboeken in zou gaan als annus horribilis – een verschrikkelijk jaar – was toch buiten de waard gerekend. De sluiting van café De Schuur aan de Varkensmarkt op 1 november 2012 bleek, achteraf gezien, de opmaat tot een lokale ratsmodee . In januari 2013 werd ’t Geintje aan de Pottenmarkt, vooralsnog tevergeefs, te koop gezet en op de Pottenmarkt sloot ook De Prinse van Oranje in november van dat jaar zijn deuren. Vrijwel gelijktijdig met De Prinse van Oranje werden De Groene Papegaay in de Lange Viele en Rock Desert op het Damplein gesloten en in december Zenc op de Markt – die laatste zaak maakte overigens in januari 2014 een doorstart.
De belangrijkste reden voor het heersende sluitingsvirus lijkt evident: het is de economie sufferd – om maar eens een president van de VS te parafraseren. Maar wanneer je de Middelburgse horecacrisis anno 2013 in historisch perspectief plaatst blijkt er toch meer aan de hand te zijn. Van oudsher waren het vooral de bierbrouwerijen die panden kochten en er vervolgens kroegen in openden om verzekerd te zijn van afzet. Een mooi voorbeeld hiervan is het pand van het huidige eetcafé De Zwarte Ruiter op ’t Witte Paart waar de Naamlooze Vennootschap de Ruttens Bierbrouwerij ‘de Zwarte Ruiter' in 1900 het Maastrichts Bierhuis opent. Deze constructie vindt navolging en veel exploitanten van morsige en minder morsige etablissementen fungeren min of meer als horigen van de brouwerijen. Het bierboek Hop en gerst veredeld van Eric Hageman en Toon Franken brengt o.a. die geschiedenis voorbeeldig in kaart.
Het Middelburgse kroegendom kent door de eeuwen heen natuurlijk ook bazen in eigen kroeg die niet afhankelijk zijn van de brouwerijen en die uit om het even welk vaatje tappen. Maar het zijn voornamelijk de brouwerijen die de Middelburgse horecahabitat bepalen, die, wanneer dat zo uitkomt, geven en nemen. In de vorige eeuw komt er in het Walcherse een niet onbelangrijke speler op de vastgoedmarkt bij in de vorm van de firma Loontjes – zij hanteren, evenals de brouwerijen, het adagium “hoe meer kroegen, hoe meer vreugd”. In eerste instantie hadden ze er belang bij omdat ze biljarts verkochten, maar toen de eenarmige bandiet, de gokautomaat dus, zijn intrede in de kroeg deed, werd dat belang aanmerkelijk groter. In de tussentijd kwamen en gingen brouwerijen als kerkgangers langs de gevels op zondagen die eindeloos leken – de lichtreclames aan die gevels markeerden de waan van de dag en werden soms snel ingehaald door de tijd. Bierbrouwerijen die landelijk een groter marktaandeel nastreefden zochten hun heil ook in Middelburg en rammelden aanlokkelijk met de beurs, terwijl gevestigde merken oververzadigd leken van hun eigen product en weinig initiatieven ontplooiden. Of en wanneer het interbellum waar de Middelburgse horeca nu onder gebukt gaat wordt doorbroken is de hamvraag. Natuurlijk zal er altijd buiten de deur worden gegeten, gedronken, gebiljart en gegokt, maar mag het misschien ietsje meer zijn?
Vozen in de Middelburgse sozen (Edwin 17-01-2014)
Als je begint aan een digitaal project ontkom je niet aan een afbakening. Toen wij begonnen aan de drie websites over de geschiedenis van de horeca op Walcheren besloten we ons te beperken tot locaties en gelegenheden waar ooit alcohol werd geschonken. Dat leek ons wel zo overzichtelijk. In de praktijk pakte dat echter anders uit. Zo bewaren wij, en velen met ons, goede herinneringen aan de Middelburgse instuiven, jongerencentra en jeugdsozen die we in het verleden bezochten. Voormalige jongerencentra, zoals De Beuk, ’t Schuutje en Midgard konden we zonder problemen aan de website toevoegen, maar de jeugdsozen van de jaren 80 vielen buiten de boot. Daar werd immers alleen frisdrank verkocht. Dat vonden we zó spijtig dat we besloten te breken met onze eigen regels. We zouden de kinderdisco’s van weleer ook gewoon opnemen. We konden als verweer nog altijd iets mompelen over naar binnen gesmokkelde zakflacons. Ofzo.
Dat de sozen nog altijd een glimlach op onze gezichten toveren heeft alles te maken met gemijmer over de puberteit. Als je een jaar of 13, 14 bent hunker je naar (kalver-) liefde, zo simpel is het. Dan ben je maar wat blij met plekken waar je die liefde kunt verkennen. Rond 1983 waren de Middelburgse sozen zulke plekken. Op vrijdagavond kon je tot elf uur naar de Hofpleinsoos aan het Hofplein, op zaterdag kon je naar Second Home in de Stromenwijk of naar Disco Double D in Dauwendaele en op zondagmiddag kon je naar Trefpunt aan de Nassaulaan. Die vier disco’s hadden één ding gemeen: de La Bamba werd er gedraaid, vaak meerdere keren per avond of middag.
Met La Bamba scoorde Ritchie Valens al in 1958 een grote hit. Is het dan niet vreemd dat het bewuste nummer 25 jaar later nog steeds grote aantrekkingskracht uitoefende op de Middelburgse jeugd? Niet helemaal, ook al had het enthousiasme met de muziek zelf niet veel van doen. Het ging alleen om de extra lange versie van het liedje, die minstens een kwartier duurde. Die versie maakte het namelijk mogelijk dat er gezoend kon worden, soms zelfs getongzoend. Daar zijn pubers wel voor te porren, dat weten we allemaal.
Zodra het nummer werd opgezet ging de ene helft van de aanwezigen in een grote kring staan, schouder aan schouder, en ging de andere helft rondjes lopen binnen die kring. Het aardige was dat je als 'loper' een vrijbrief had om de mensen die de kring vormden te benaderen met kusjes. Als je iemand écht interessant vond probeerde je aan te sturen op een tongzoen. Dat lukte soms nog ook. Je kunt je die taferelen nu haast niet meer voorstellen. Een hormonenfestival, dat was het. De DJ's waren vaak ook nog zo coulant om na de La Bamba drie 'slownummers' (voorheen bekend als 'slijpen') te draaien. Kon je lekker verder tongen, als het echt goed beviel.
Gedronken werd er dus niet of nauwelijks, maar wie denkt dat we daar om maalden heeft het mis. Al dat gezoen van toen leidde evengoed tot een roes, een onvergetelijke bovendien.
Hoog bezoek aan Campveerse Toren (Rob, 10-01-2014)
In zijn befaamde Cronyk van Zeeland (1696) schrijft Mattheus Smallegange het volgende: "Aen 't einde van de Zuidzijde van de haven, staet een grooten schoonen tooren genaemt den Campveerschen tooren, Zeewaerts rond, en landwaerders platformig (.) annex den selve tooren zijn alsnoch bysonder, kameren, en vertrekken om luiden van qualiteit, of andere passanten, te logeren of tracteren."
Die ankerplaats in het silhouet van Veere was Henk van Cranenburgh niet onbekend toen hij in 1948 met zijn boot de Lickebaert het stadje binnen zeilde. Adrianus Bruggeman - huurder van de Campveerse Toren, die eigendom was van de gemeente - vroeg Van Cranenburgh of hij zijn zaak niet over wilde nemen. Henk, op dat moment vrachtrijder voor eigen rekening, hoeft er niet lang over na te denken en gaat vrijwel direct op het aanbod in. De gemeente accepteerde hem als nieuwe huurder met die restrictie dat hij wel zijn horecapapieren moest halen - op grond van een eeuwenoude eis mocht de gemeente alleen verhuren aan bekwame herbergiers.
Hij was wellicht van nature een bekwame herbergier, want hij ontwikkelt zich al snel tot een succesvol horecaondernemer. Henk en zijn vrouw Johanna hebben ook oog voor de toekomst en de evoluerende eisen in de hotelbranche. Tussen 1950 en 1951 wordt de Campveerse Toren door middel van een ingrijpende verbouwing aangepast aan die eisen en weet het hogere marktsegment het hotel blindelings te vinden. In juni 1958 logeren prins Reinier en prinses Grace van Monaco in de Campveerse Toren en ook het Oranjehuis komt er regelmatig over de vloer. Nu was dat niet nieuw, want Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon vierden in 1575 hun bruiloft in de herberg. De graven Egmont en Hoorne, die later hun hoofd verloren, logeerden er in 1563 en tsaar Peter de Grote in 1717.
Schrijvers wisten ook de weg naar Veere te vinden - Charles de Coster schrijft het in 1896 verschenen De legende en de heldhaftige, vrolijke en roemruchte daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders gedeeltelijk in de herberg - Tijl Uilenspiegel is in het laatste hoofdstuk van het boek torenwachter in de Campveerse Toren. Nescio schreef er in 1908 brieven aan zijn vrouw Agaat Tiket - in die brieven en in fragmenten van De Uitvreter speelt de Campveerse Toren ook een niet onbelangrijke rol. Henk van Cranenburgh was zich bewust van die rijke geschiedenis en speelde daar dan ook adequaat op in, maar hij speelt ook in op de toekomst. Zo opent hij eind jaren zestig een tweede zaak, namelijk restaurant De Struysvogel aan de Kaai in Veere. In de loop der jaren komen dochters Hendrina en Trijntje in de zaak en zij volgen hun vader in 1999 op als huurders van de Campveerse Toren. Vanaf 2005 krijgen ze een nieuwe huurbaas, want in dat jaar verkoopt de gemeente Veere het pand aan de Vereniging Hendrick de Keyser. Henk van Cranenburgh overlijdt op 2 september 2007, maar Hendrina en Trijntje zitten tot op de dag van vandaag in de Campveerse Toren.
De Nieuwe Drankwet (Edwin 03-01-2014)
Toen GGD Zeeland in november onderzocht hoe Zeeuwse jongeren dachten over de aanpassing van de Drank- en Horecawet, die hen vanaf 1 januari 2014 strafbaar stelt als ze alcohol bij zich hebben, bleek dat ruim de helft van de 217 ondervraagden het (een beetje) eens was met die wetswijziging. Nu heb ik geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dat onderzoek, maar de uitkomsten zijn niet in overeenstemming met hetgeen ik jongeren hoor zeggen als ze het er, al dan niet met elkaar, over hebben. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat jonge voorstanders zich anders uiten tijdens een telefonisch onderzoek van de GGD dan op sociale media of onder vrienden, maar is het ook niet denkbaar dat sommige respondenten eigenlijk hadden willen zeggen dat ze wel begrip hebben voor maatregelen in het kader van de volksgezondheid, maar niet zitten te wachten op een verbod? Dat lijkt me aannemelijker. Ik bedoel: ken jij veel jongeren die zouden tekenen voor minder vrijheid? Nee toch zeker? Het is waarschijnlijker dat je nu denkt aan de verboden uit je eigen jeugd. Als je vader je zei dat je niet naar een bepaalde gelegenheid mocht wilde je eigenlijk nog maar één ding. Juist: een keer naar die tent. Je wou toch op z’n minst ontdekken waarom je daar dan niet heen mocht.
In het geval van alcohol valt er natuurlijk wel iets te zeggen voor een ontmoedigingsbeleid. Daar geven websites als www.naar18jaar.nl genoeg argumenten voor. Iedereen zou moeten beseffen welke gevolgen overmatig alcoholgebruik kan hebben, op welke leeftijd dan ook. Maar zullen de resultaten van het verbieden van alcohol onder de 18 werkelijk zo positief uitpakken als die websites ons willen doen geloven? Ik waag het te betwijfelen. Tijdens het verbod op alcohol (‘de drooglegging’) in de Verenigde Staten, in de jaren 20, nam de consumptie aanvankelijk ook af, maar kort daarop volgde juist een toename in het gebruik, en had de georganiseerde misdaad vrij spel. Die situatie van toen is niet te vergelijken met die van de Walcherse jongeren nu, maar ik ben erg benieuwd hoe zij zullen reageren op de nieuwe situatie. Zullen er meer illegale feesten worden georganiseerd? Worden zuipketen straks ook een fenomeen in Zeeland, als ze dat niet al zijn?
Of zal het allemaal wel meevallen en berusten de jongeren in hun lot omdat de nieuwe wet ook geldt voor alle leeftijdsgenoten? Dat kun je niet uitsluiten. Soms speelt gelijke behandeling een rol bij berusting. Dat was ook het geval tijdens de Middelburgse Kermis van 1920. Die stond bekend als ‘de eerste droge kermis’; er gold een tapverbod van een week. De kermis verliep zonder grote incidenten, maar toen op zaterdagavond bleek dat de hoge heren van Sociëteit De Vergenoeging op de Markt wél mochten drinken, omdat hun bar langer open mocht blijven dan die van andere etablissementen, ontstond er een kleine volksopstand waarbij enkele ruiten van de sociëteit sneuvelden en de politie charges moest uitvoeren. Het leek wel alsof de Middelburgers wilden zeggen: prima hoor, dat verbieden, maar verbied het ons dan wel allemaal.
December 2013
Bordeelsluipers (Rob 27-12-2013)
In 1460 bepaalden baljuw, burgemeesters en schepenen van Middelburg dat alle gemeene vrouwen van levene, die hem (= zich) laten mynnen of cussen omme gelt nergens anders mochten vertoeven dan in de strate genaemt Spaengen. Maar in 1565 mochten de dames van plezier zich alleen beroepshalve bevinden in de straete, genaempt de Geere ende thiende hof. Een jaar later bepaalde de gemeente in een verordening dat bordeelhouders geen vaantje (= bierkroes) mochten uithangen maar alleen eene tinne pints kanneken met een pallemboemke. Soms bepaalde een stad dat wiven van ligten levene zich ’s avonds niet buiten de voor hen aangewezen gebieden in de stad mochten vertonen; bij kerkelijke plechtigheden de hele dag niet. In 1575 werd in Delft het houden van een hoerhuis verboden; Middelburg volgde in 1576.
De gemeente stelt in 1856 een verordening op de publieke huizen in. P.G. Visscher, uitbater van bierhuis annex bordeel De Graaf van Mansveld in de Zusterstraat maakt in de gemeenteraadsvergadering van juli 1860 zijn bezwaren kenbaar tegen genoemde verordening en vraagt tevens verruiming van de openingsuren aan. De Zusterstraat was in die jaren de Spanjaardstraat van de 19de eeuw, alleen waren de dames niet, zoals in de 15de eeuw, aan de Zusterstraat gebonden voor het uitoefenen van hun vak. De Zusterstraat kende nog twee bordelen, namelijk Van Minkelen en De Gouden Top. In juni 1869 worden Sophia Maria Laros en haar zus Maria Helena – ze hadden een tapperij in de Lambrechtstraat – veroordeeld tot 6 maanden gevangenis en Fl. 25,-- boete wegens een feitelijk vergrijp tegen de zeden.
De rosse buurt van Middelburg bevond zich in die tijd echter vooral in de warme driehoek Vlissings Wagenplein-Teerpakhuizenstraat-Winterstraat, waar men hartstochtelijk aan Bacchus en Eros offerde. Een heel bekende dame had al een bordeel op het Wagenplein rond 1810. Zij duikt in verschillende krantenartikelen op als J.W. De ene keer betreft het een verslag van een politie-inval, de andere keer van door kwajongens ingegooide ruiten. Waar J.W. precies woonde is niet duidelijk, maar het is heel goed mogelijk dat zij open huis hield in een van de logementen of café’s. Het bierhuis van Carl Trappmann aan het Vlissings Wagenplein was een bordeel, want uitbater P.J.E. Stosberg wordt in februari 1893 veroordeeld tot 6 dagen hechtenis voor het zonder vereischte toestemming houden van een bordeel.
Ook Tannetje Groenhof van herberg Nooit Gedacht aan het Vlissings Wagenplein had een bedenkelijke reputatie. Haar buurtgenote Maatje Florisse had Tannetje en plein publique toegevoegd: "gij houdt een publiek h...met je dochter, gij zijt een h...". In november 1885 meldt Madame Anna (Anna Stossberg) per advertentie in de Middelburgsche Courant dat ze van de Winterstraat naar de Molenberg is verhuisd. Het is niet duidelijk waar ze bordeel hield in de Winterstraat, maar vanaf 1885 baat ze dus haar bordeel uit op de Molenberg. In 1892 doet ze de zaak over aan R. Tillenberg met wie ze vier jaar later trouwt. Tillenberg neemt in 1895 een bierhuis aan de Beestenmarkt over van Carl Trappmann Dit bierhuis annex bordeel moet in 1903 sluiten, omdat er vanaf dat jaar een bordeelverbod van kracht is.
In 1978 kregen de bordeelsluipers weer vaste voet, want op de bovenverdieping van The Pub aan de Nieuwe Vlissingseweg werd het bordeel Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tête à Tête geopend. Vanaf 1988 is Middelburg echter weer bordeelloos tot er dit jaar een illegaal bordeel opdook boven de voormalige Coffeeshop 62 in de Sint Janstraat, maar dat wordt in juni schielijk gesloten. Het gemeentelijk beleid biedt ruimte aan twee bordelen in het buitengebied, dus er komen voorlopig geen gemeene vrouwen van levene in de Sint Janstraat.
Bonnie (Edwin 20-12-2013)
De grens tussen bewondering en medelijden is soms flinterdun. Dat bleek ook vorige maand weer, toen ik, op uitnodiging van de exploitanten, te gast was in café Ut Babbelaèrtje aan de Middelburgse Vlasmarkt. Aanleiding voor de uitnodiging was een optreden van drie Nederlandse artiesten, die hun hoogtijdagen beleefden in de jaren 70 en 80: Chiel Montagne, Arie Ribbens en Bonnie St. Claire.
Nu ben ik geen liefhebber van het genre dat deze mensen vertolken maar desondanks ging ik graag in op de uitnodiging. Het was een mooie kans om de nog jonge zaak beter te leren kennen en daar kwam bij dat ik ook benieuwd was naar Bonnie. Als kind zong ik haar hits Dokter Bernhard, Pierrot en Bonnie kom je buiten spelen luidkeels mee, maar sindsdien was ik haar uit het oog verloren. In de zomer van 1991 trad ze nog eens op in Middelburg, tijdens een evenement van Radio Veronica bij café Meccano, maar in de twintig jaren die daar op volgden kwam de zangeres eigenlijk alleen nog voorbij in de roddelpers, als die weer eens een aanleiding had gevonden om de spot te drijven met haar drankprobleem, of met het behalen van een van de laagste scores ooit in de Nationale IQ Test. Dat gun je natuurlijk niemand, maar al die ellende maakt een mens wel nieuwsgierig. Hoe zou zo’n vrouw voor de dag komen, op een willekeurige zondagavond in een Middelburgs café? Ik kon me er geen goede voorstelling bij maken, maar ik vreesde het ergste.
Die vrees bleek onterecht. Toen Bonnie de microfoon van Montagne overnam zag je meteen dat ze niet van plan was om net als hij een ingestudeerd riedeltje van weleer af te draaien. Muzikaal uiteraard wel, daar komen de mensen nu eenmaal voor, maar in tegenstelling tot collega Chiel zocht zij oprecht het contact met de bezoekers. Letterlijk. Ze mengde zich onder de aanwezigen, raakte mensen aan, en ze wisselde blikken van verstandhouding uit met iedereen die daar gelegenheid toe bood. Wat het niet al te massaal opgekomen publiek te zien kreeg was een vrouw die zowel kwetsbaar als sterk overkwam. Een lieverd. En ze was nuchter bovendien. Zelf bleef ik lafjes achterin hangen. Ik had nog te weinig gedronken om ook nu luidkeels mee te zingen, laat staan om een voorzichtig dansje met Bonnie te wagen. Maar het had gekund. Deze vrouw straalde in alles uit dat zij vooral op zoek is naar een beetje genegenheid en warmte. Je zou om die reden medelijden met haar kunnen hebben, maar zo voelde ik het niet. Ik stootte mijn buurman zelfs aan en hoorde mezelf fluisteren dat ze me een beetje ontroerde. Ze stond daar toch maar mooi, daar in dat kleine café, na alles wat ze heeft meegemaakt. Dapper lachend vanonder haar rode petje, terwijl ze zong over verdriet waaraan verdiend wordt en hoeveel zeer dat doet. Ik vond het bewonderenswaardig.
Vriendschap (Rob 13-12-2013)
’De nacht van de nacht’ is een jaarlijks terugkerend festijn dat de Vriendschap, i.s.m. anderen, organiseert. Middelburg doet dan het licht uit en de binnenstad wordt een sprookje als uit duizend-en-één-nacht. Cees Rijn en Connie de Lange namen de Vriendschap in 1998 over van Mientje Meeusen – Mientje en partner Willem van Sorge vonden dat het genoeg was geweest en buurman Cees Rijn van Seventy Seven kreeg, zoals Mientje altijd al beloofd had, de eerste keus. De zaak wordt grondig verbouwd en in 1999 heropend. Vriendschap krijgt voor het eerst een ingang aan de Pottenmarkt, maar verliest het bepaald lidwoord dat van oudsher aan de naam vast zat. In 1816 koopt Jan Frederik Wilhelm Isensee herberg De Gouden Stoel – en hij noemt zijn zaak De Vriendschap. Jan Groenewegen wordt in 1848 eigenaar en hij is de stamvader van een dynastie die meer dan een eeuw zal overspannen. In die tijd had er ook veelvuldig kruisbestuiving plaats in de Middelburgse horeca. Zo trouwde Leijntje Groenewegen, de dochter van Jan, met Pieter Geuze van St. Joris (nu De Bommel) en Jacobus Groenewegen, een broer van Jan, met een dochter van Willem van den Abeele van De Kersenboom (nu Zanzibar).
Dat de oudejaarsnacht ook toen al tamelijk heftig gevierd werd getuigt een artikel uit De Zierikzeesche Bode van 6 januari 1851: In de Vriendschap te Middelburg is het met de Nieuwe Jaar zoo vriendschappelijk toegegaan, dat er een 26-jarig meisje van Ritthem dood is gebleven. Een jaar later neemt Jacobus Groenewegen de zaak van broer Jan over. Als Jacobus in 1868 overlijdt zet zijn weduwe Margaretha van den Abeele de zaak voort tot ze op haar beurt in 1894 komt te overlijden. Zoon Willem Marinus neemt over en wanneer hij in 1897 plotseling overlijdt wordt weduwe Sara Maria de Raadt korte tijd kasteleinse. Sara Maria laat er namelijk geen gras over groeien en hertrouwt een jaar later met Hendrik de Munck van het ook aan de Markt gelegen Suisse.
Geen nood, want in 1899 zit er weer een Groenewegen in De Vriendschap, namelijk Jacobus, neef van bovengenoemde Willem Marinus en tevens vader van zoon Willem Marinus die hem in 1930 opvolgt. Op 30 mei 1948, meldt een advertentie in de PZC, viert Willem Marinus Groenewegen het feit dat zijn familie op die datum exact 100 jaar in de Vriendschap zit. de stamvader van een dynastie die meer dan een eeuw zal overspannen. Wanneer Willem Marinus Groenewegen in 1959 De Vriendschap verkoopt aan Jaap van den Berge komt er een einde aan de dynastie.
Jaap van den Berge was ook geen vreemde in de Middelburgse horeca – hij had in 1953 café De Schuur in de Segeerstraat en in 1956 zat hij in het meer roemruchte café De Schuur aan de Varkensmarkt. Frans Spel zit in de periode 1964-1972 samen met zijn vrouw Francine – tante Frans voor intimi - in De Vriendschap. Sinds Cees Rijn en Connie de Lange in de zaak zitten zijn oudejaarsnachten rustig, want Vriendschap is dan gesloten; de Groenewegen’s zouden zich in hun graf omdraaien.
Baas Gouden Zon met noorderzon vertrokken (Edwin 06-12-2013)
Het leukste van het lezen van de krant in je stamcafé is dat je het nieuws van de dag meteen kunt bespreken met andere aanwezigen. Toen ik vorige maand las dat er, dankzij een lichte economische groei, weer hoop gloort voor Zeeuwse ondernemers, kon ik het niet laten om er een borrelonderwerp van te maken. Was er onder drinkvrienden wellicht iemand die ook hoopvol gestemd was over het lokale economische perspectief? Dat bleek niet het geval te zijn. "Statistieken zeggen helemaal niks", vond de een. "De grote klappen in de horeca vallen nu pas", wist de ander.
Die tweede opmerking vond ik interessant genoeg om door te vragen. Omdat we http://Middelburgdronk.nl graag up-to-date willen houden zijn we continu op zoek naar actuele informatie over de lokale horeca, en dan vooral naar de verhalen die je maar zelden aantreft op Facebook of in andere media. Dáár lees je vooral over de successen. Die gunnen we iedereen uiteraard van harte, maar het is ook belangrijk om te weten welke zaken het niet redden, of welke ondernemers er geen brood meer in zien. Het is nu eenmaal ons streven om onze informatievoorziening zo correct en zo volledig als mogelijk te laten zijn.
Al dat doorvragen, zowel die middag als later, leerde me dat het er inderdaad niet al te rooskleurig uitziet, voor een deel van de Middelburgse horeca. Op de Dam en in de Langeviele sloten onlangs twee restaurants, op de Pottenmarkt en in de Vlasmarkt stopten drie cafés, en afgaande op alle verhalen volgt binnenkort nog een aantal. Tel dat op bij de zaken die in 2011 en 2012 al sloten of van eigenaar verwisselden en je kunt niet anders dan constateren dat veel ondernemers moeite hebben het hoofd boven water te houden. De gemeente Middelburg telt meer dan tachtig drinkgelegenheden, clubhuizen meegeteld. Dat zijn er misschien wel te veel. Het mag geen verbazing wekken dat niet alle zaken overleven.
Leuk is dat niet, maar het is wel goed om te beseffen dat de ellende van alle tijden is. Wie de moeite neemt om de geschiedenis van de honderden cafés die de stad ooit telde te bestuderen, ziet dat het wemelt van de faillissementen en sluitingen. Iedere bloeiperiode werd gevolgd door een crisis, die een deel van de etablissementen de nek omdraaide. Voor de ondernemers van toen was dat net zo wrang als voor hun opvolgers van nu, maar als neutrale lezer kun je er soms ook wel om lachen. Neem nu zo'n Friedrich Hessling, die begin twintigste eeuw in café-restaurant De Gouden Zon aan de Lange Delft zat. Die vertrok in 1919 opeens, na 20 jaar exploitatie, met de noorderzon. Hij nam nog wel de moeite om een advertentie in de Middelburgse Courant te laten plaatsen. De tekst was kort maar krachtig: "F. Hessling zegt wegens vertrek, zijne lidmaatschappen en contributies op".
Je moet het maar durven!
Interview Maurits Sep, 6 december 2013
De sterkste verhalen en briljantste ideeën ontstaan aan de bar, boven een goed glas bier. Edwin Mijnsbergen en Rob van Hese zijn de drijvende krachten achter Middelburg Dronk, een wikipedia van de horeca in de Zeeuwse hoofdstad. Het tweetal verzamelt verhalen en publiceert ze op internet. Met ingang van vandaag verzorgen ze ook een rubriek in de PZC, die wekelijks verschijnt op vrijdag, onder de titel Barcodes.
Eind 2010 begon Mijnsbergen met Middelburg Dronk. "In de kroeg komen de sterke verhalen vanzelf. Het leek me leuk daarover te gaan bloggen en informatie te verzamelen over horecagelegenheid en hun geschiedenis. Hoe heetten ze, waar zaten ze, van wie waren ze? Ik ken Rob uit Seventy Seven en ik weet dat hij graag schrijft. Na een half jaar is Rob ingestapt. Nu doen we alles samen." De geschiedenis van de horeca in de 19e en 20e eeuw in Middelburg is nu behoorlijk compleet. Ook over het verdere verleden hebben ze al veel geschreven. Uiteindelijk, glimlacht Van Hese, gaan ze terug tot de kloosters. "Die hadden een herbergfunctie en daar werd dus bier geschonken. Da's ook de enige eis die we stellen voor de zaken op onze website: je moet er alcohol kunnen drinken."
Wat die pagina over urinoirs dan op Middelburg Dronk doet? Da's dan toch wel weer logisch, als Mijnsbergen het heeft uitgelegd: ,,Na het drinken moet er geloosd worden. Edwin Mijnsbergen (1970) komt uit de bibliotheekwereld en is betrokken bij enkele regionale websites. Rob van Hese (1953) was communicatie-adviseur van de gemeente Middelburg, woont in de binnenstad en werd geboren boven café Juliana aan de Markt. Beiden zijn publicist. En waar Mijnsbergen het leuk vindt om informatie te verzamelen en ordenen, omschrijft Van Hese zich als 'een spitter op grote diepte'. Inmiddels bestaan ook de websites Vlissingen Dronk en Veere Dronk.
In de serie die ze voor de krant gaan schrijven, zullen ze het wel en wee van de horeca op Walcheren belichten en waar dat kan aansluiten op actuele ontwikkelingen. "De waarde ervan is dat we erfgoed behouden, een schets geven van het sociale en economische leven en het geheugen van mensen levend houden door verhalen te vertellen", zegt Mijnsbergen. "De echte verhalen die op het randje zijn, daar doe je mensen een plezier mee. Maar we brengen ze wel altijd met een knipoog, we willen niemand beschadigen."
Bronnen
- Foto's: Beeldbank Zeeland Zeeuwse Bibliotheek, Zeeland in Beeld Zeeuws Archief, diverse particuliere bronnen op Middelburg dronk