Middelburg Dronk

Barcodes Archief

Rob en Ed PZC 06122013.jpg

Inhoud

Barcodes: Columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de PZC

Vanaf 6 december 2013 verschijnt in de PZC wekelijks de rubriek Barcodes, waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites Middelburgdronk.nl, Veeredronk.nl en Vlissingendronk.nl. Een week na publicatie in de krant worden de bijdragen ook hier verzameld.

December 2014

Middelburgse bioscoopherinneringen (Edwin 19-12-2014)

Toeristenkiosk 1950.PNG

In juni van dit jaar zat Cinema Middelburg een jaar op de nieuwe locatie in de Kloveniersdoelen en maakte toen bekend dat er sinds de opening op 21 juni 2013 maar liefst 31% meer bezoekers op voorstellingen waren afgekomen dan een jaar eerder, toen de bioscoop nog in het Schuttershofcomplex was gevestigd. Nu kun je niet zomaar stellen dat het alleen die nieuwe zaal was, die zorgde voor de toegenomen belangstelling, maar de verhuizing speelde ongetwijfeld een grote rol. Een mooie nieuwe zaal, naast een fijn modern café, en dat dan in een gebouw dat al meer dan 400 jaar oud is: dat wil wel. De oude locatie had weliswaar ook een rijke geschiedenis (die net als de Kloveniersdoelen zijn oorsprong vindt bij de oude schuttersgilden van de stad Middelburg) maar de zaal daar had toch een heel andere uitstraling. Best gezellig, maar ook een beetje bedompt. Sommige mensen waren er dol op, maar het sfeertje was toch altijd een beetje apart.

Maar hangt ‘dat aparte’ nu eigenlijk wel samen met de locatie? Of hoort de sfeer ook gewoon een beetje bij de cultuur van het filmhuis en hangt het samen met het verschil tussen commercieel en artistiek? Ik weet dat eerlijk gezegd niet zo goed. Toen ik eind jaren 70 in Middelburg kwam wonen mocht ik op zondagmiddag regelmatig naar het City Theater, in de zaal achter café-restaurant De Brasserie in de Lange Delft. Misschien was het omdat ik nog zo jong was, maar dat theater, waar we keken naar films met vier vuisten (Bud Spencer & Terence Hill) of een Volkswagen Kever (Herbie) in de hoofdrol, staat in mijn geheugen gegrift als een échte bioscoop, van hetzelfde kaliber als het oude Alhambratheater in Vlissingen. Toen De Brasserie en het Citytheater begin jaren 80 eenmaal waren verkocht aan het toenmalige Koninklijke Bijenkorf Beheer, die op deze locatie een HEMA wilden openen, ging ik een paar jaar lang helemaal niet meer naar de film, ook niet toen filmhuis Meccano werd geopend achter het gelijknamige café op het Damplein. Ik werd pas weer enthousiast toen in 1987 filmhuis Electro van start ging op de Markt. Daar draaiden weliswaar ook allerlei cultfilms, waar ik als 16-jarige niet of nauwelijks naar taalde, maar je kon er ook kaskrakers als ‘Amsterdamned’, van Dick Maas gaan zien. De toenmalige directeur van het filmhuis, Leo Hannewijk, deed er voor die film van alles aan om publiek te lokken. In de PZC van 1988 staat nog een mooie foto van een man in kikvorspak, die nietsvermoedende buspassagiers in de abri voor de bios de stuipen op het lijf joeg. Noem het gerust guerrillamarketing avant la lettre.

Ik denk dat ik van de theaters die ik zelf heb gekend Electro uiteindelijk toch het mooist vond. Dat staat los van sfeer of gebouw. Ik viel waarschijnlijk gewoon voor de centrale ligging, en voor die voorgevel die me ook echt aan een bioscoop deed denken. Maar wat zou het? Nu hebben we een prachtige cinema in ‘de Kloof’ en voor het commerciële werk een prachtig complex met uitbreidingsplannen in Vlissingen. We hebben niks te mopperen.

“Sporen naar Spoorzicht” (Rob 12-12-2014)

Willem.PNG

Eind november speelde het schoolreisgevoel, dat na zoveel jaren her nog altijd sluimert, al verwachtingsvol door mijn hoofd. Op 4 december was het heerlijk middagje gekomen en liep ik, samen met kompanen Edwin en Kees, vanaf Bar American in de zwembadpas richting station. De zwembadpas was niet gezwind genoeg en we zouden op een paar haren na de trein gaan missen, dus Kees opperde een opwarmertje bij Peter in de Reutel. Een half uurtje later haalden we de volgende trein en kreeg mijn schoolreisgevoel pas echt vaste voet.

In ons reisdoel, Spoorzicht aan de Molenweg in Arnemuiden, werden we hartelijk ontvangen door Marjan en Willem, sinds 2012 eigenaar van het café. Zij hadden de zaak,die toen 't Boven heette, overgenomen van Hannie en Jan en gaven het café meteen zijn oude naam terug. In de volksmond heet Spoorzicht dan wel “Boven” – café de Vriendschap in de Nieuwstraat wordt “Beneden” genoemd – maar Spoorzicht was al een herberg aan het eind van de 19de eeuw en cultureel erfgoed dient in ere te worden gehouden. Willem vertelde dat Hannie en Jan de bierpomp van Spoorzicht, met daarop het door Jos Marteijn ontworpen logo van het café, in eerste instantie hadden meegenomen naar hun nieuwe zaak de Reünie aan de Vlissingsestraat in Middelburg. Na een indringend gesprek in de Reünie kwam de bierpomp terug en nu siert hij de bar waar hij thuis hoort.

In de jaren ’70 kwam ik Merien “Den Oed” van Belzen, getrouwd met Lena “Dut” Grootjans, weleens tegen in de Reutel, dus ik vroeg aan stamgast A3 of Merien ook in Spoorzicht kwam. A3 vertelde dat Merien regelmatig in het café kwam in de tijd dat Merien “Broek” Snoek samen met echtgenote Jaantje “Door” de Nooijer in Spoorzicht zat. Overdag was het café Jaantje’s domein aangezien Merien een volledige baan bij de Fitting in Middelburg had – tussen de middag gebruikte hij vaak zijn natje en droogje bij de Reutel. Merien kluste in de jaren ’50 zwart bij als kapper en pikte plaatselijk barbier Zeiger daarmee danig in de kuif, wel zodanig dat hij op enig moment een pistool aanschafte met het plan Merien in de Vriendschap op een blauwe boon te trakteren. Zeiger kwam, evenals Merien , vrijwel dagelijks in het café waar hij naar verluid een maatje jenever, vermomd als een fles bleekwater, op het toilet voor de pak had – ergo zuinigheid en vlijt. Het is er niet van gekomen want op die bewust avond in maart 1951 was Zeiger al pistoolzwaaiend zwaar over zijn bleekwater en gaf Merien toevallig verstek in “Beneden”.

Het heerlijke middagje in Spoorzicht liep op zijn eind en na afscheid te hebben genomen van Marjan, Willem en A3 spoorden we in een vloek en een zucht welgedaan terug naar Middelburg. Om het af te leren namen we er nog een paar in de Reutel en daarna nog een paar in Bar American en daarna et cetera. Barcodes vraagt soms offers aan Bacchus – men moet er niet licht over denken.

“Doe de deur dicht, anders tocht het zo!” (Edwin 05-12-2014)

Piet Vogel en Sien Vogel-Adriaanse achter de bar. De bar is na een verbouwing vernieuwd en minder fraai dan de originele toog.jpg

Toegegeven: je kunt de geschiedenis van een stad of dorp niet reconstrueren op basis van oude krantenartikelen alleen, maar de nieuwsberichten, columns en advertenties van toen zetten je vaak wel op het spoor van de personen en voorvallen die een hoofdrol speelden in de mooie verhalen van decennia terug. Zo kwamen wij ook op het spoor van Middelburger Piet Vogel, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde in een café met biljart in de Zeeuwse hoofdstad. Het houten pand van die kroeg kreeg in de zomer van 1940 een horecabestemming, toen Gerrit Entink zijn café Bodega in de Lange Delft verwoest zag worden en hij aan de Londensekaai een noodcafé mocht openen van de gemeente.

Piet Vogel nam de zaak in februari 1941 over. Hij maakte van het café-biljart annex sigarenmagazijn geleidelijk een café-restaurant, waarvan de advertenties in de krant je doen vermoeden dat de zaak niet al te sjiek was. Vogel adverteerde weliswaar met de slogan ‘zij die het weten, gaan bij Piet Vogel eten’ maar in die advertenties noemt hij vooral sandwiches, warme worstjes, kroketten en bitterballen en omschrijft hij zijn zaak als een ‘Café-Restaurant-Automatiek’. Later leerden we dat Vogel toch wel meer in zijn mars had, toen Peter Carol, een kleinzoon van de exploitant, ons een oude menukaart van de zaak gaf. Vogel verkocht ook diverse soorten vis, gevogelte en ander vlees, maar ook uitsmijters, soepen, pannenkoeken en kaviaar op brood. Uit de advertenties van de zaak blijkt ook dat Vogel er veel aan deed om het toch maar een beetje gezellig te maken tijdens de oorlogsjaren. Er zijn in de periode 1943/1944 regelmatig aankondigingen van muziekoptredens, onder meer van Marlies Burkunk, een zangeres ‘met een stem als Zarah Leander’.

Het noodcafé van Piet Vogel bestaat tot 1950. In dat jaar moeten alle ondernemers in de noodpanden langs de kaaien van de stad verhuizen naar zogenoemde wederopbouwpanden elders in het centrum, zodat de noodvoorzieningen kunnen worden afgebroken. Vogel ziet daar echter weinig brood in en kiest voor een verhuizing naar Goes. Hij verkoopt zijn herbouwplicht aan een andere ondernemer, en vraagt de gemeente om een paar maanden uitstel van de sloop van het pand. Dat uitstel krijgt hij niet. Wat er vervolgens gebeurt is even grappig als grimmig. In een artikel in de PZC van 3 augustus 1950, lezen we dat honderden mensen toekeken op de kaai “hoe arbeiders van het noodpand een houten skelet maakten, terwijl de eigenaar voortging zijn klanten te bedienen als stond hij in de bar van een Grand Hotel.” Er was geen dak meer, en ook de ramen waren al verdwenen. De gordijnen wapperden in de wind en tot overmaat van ramp regende het ook nog eens. Maar er waren die dag nog steeds klanten, en Piet ging door tot het bittere eind. Het mooiste is dat hij ondanks alles zijn humor niet verloor. Klanten die vertrokken gaf hij het advies mee “Doe de deur dicht, anders tocht het zo!”.

November 2014

Zwarte Annie genoteerd bij de beurs (Rob 28-11-2014)

Cafe de Beurs 1962.JPG

Sommige Middelburgse horecaondernemers zijn honkvast en slagen erin hun zaak jong te houden – ze gaan mee met de tijd of met the flow zoals dat tegenwoordig heet. Die term was nog geen gemeengoed toen Ehab El Sayed in juli 1991 grillroom Sphinx aan Dam 23 opende. Hij zit vandaag de dag nog steeds in het pand dat al sinds 1863 een horecabestemming heeft. Een advertentie in de Middelburgsche Courant van 16 juni dat jaar meldt dat er muziek is in het “Bierhuis de Beurs, op den Dam, aanvang des avonds half negen uur, bij Bouwman.” De naam van het bierhuis refereerde aan de schuin tegenover staande Graanbeurs waar vrome Walcherse boeren de vrucht van hun akkers ten gelde maakten. De Beurs was wellicht de locatie waar boeren borrelden en tegelijkertijd de Mammon dienden – vruchtgebruik werd soms duur betaald.

Sinds Ivo Pieter Bouwman heeft het bierhuis een behoorlijk aantal kasteleins en kasteleinsen gekend. Te veel om hier allemaal op te noemen, daarom wordt de draad weer opgepakt in het jaar 1954 - in dat jaar komen Bram en Lootje van der Weele in De Beurs. Wanneer zij vier jaar later verhuizen naar het Melkboerinnetje in de Vlissingsestraat wordt het café, zo meldt een advertentie in de PZC, op 24 juni 1958 heropend door Anna en Corry. Die dames zijn, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, Anna Vermeule en Corrie Wieleman en ze zitten slechts een maand in de zaak. Maar Anna Vermeule maakt, samen met echtgenoot Izaak van der Hooft, in 1967 haar comeback in de Beurs. René van Hilst (ex-eigenaar van het Hart van Middelburg in de Zusterstraat en de Groene Papagaay in de Langeviele) woonde in die tijd in het pand ernaast, Dam 25, en hij kende Anna en Izaak als Annie en Jan van der Hooft. René vertelde dat Jan, een oud-marineman, de toog van de Beurs de vorm van een schip gaf en dat Annie de bijnaam Zwarte Annie had. Niet te verwarren met haar Vlissingse bijnaamgenote die in de buurt van het Bellamypark woonde, dat was Annie van Loon die vaak met vriendin (Dikke) Bep van der Meer op stap ging. In 1970 is de Beurs geschiedenis en dopen Jan en Annie de zaak Porthole om een jaar later die naam weer te veranderen in de Meerpaal – eenmaal een Jantje, altijd een Jantje. In 1974 stappen Jan en Annie uit de zaak en verhuizen ze naar Zeeuws-Vlaanderen waar Jan geboren is. De Meerpaal krijgt achtereenvolgens de namen de Dam, de Damrakker en de Graanbeurs tot Ehab El Sayed in 1991 grillroom Sphinx in het pand opent.

Het verhaal kreeg enige weken geleden echter nog een onverwacht staartje. Een dochter uit Anna Vermeule’s eerdere huwelijk meldde Middelburdronk dat ze via onze site haar moeder op het spoor was gekomen. Niets wijzer geworden van de gemeente Middelburg, had ze haar moeders naam dan maar ingetikt op Google en daar was ze. De beursnotering van Zwarte Annie betaalde zich tenslotte uit.

DJ Hans: onverwoestbaar (Edwin 21-11-2014)

Hans Walrave met vrouw, jaren 70.jpg

Het heet al jaren groep 8, maar toen ik op de lagere school zat noemden we het nog gewoon de zesde klas. Het was 1983, ik was 12 en stond op het punt om een knoop door te hakken: zou ik zoals veel klasgenootjes naar een middelbare school in Goes gaan, of toch naar de SSGM in Middelburg? Ik nam de beslissing kort voor de zomervakantie. Een paar vriendinnetjes uit Dauwendaele zaten al in de brugklas. Zij nodigden me uit voor een schoolfeest in de kantine van ‘De Stedelijke’ aan de Churchilllaan. Wat ik daar zag sprak enorm tot mijn verbeelding. De kantine was afgeladen en bloedheet. Iedereen stond luidkeels de nummers mee te schreeuwen die de band op het kleine podium ten gehore bracht. Het repertoire bestond vooral uit nummers van de Stones en de Beatles, maar op zeker moment werd er ook een hit van Doe Maar gespeeld. Krankzinnige taferelen. Er vielen meisjes flauw, er werd nóg harder gegild en iedereen baadde in het zweet. Ik was verkocht. Dit was de school waar ik moest zijn!

Het was die avond dat ik Hans Walrave voor het eerst zag. Hij was de drummer van de Lerarenband. Dat hij Hans heette wist ik toen nog niet. Iedereen noemde hem ‘animal’. Dat vond ik uiteraard buitengewoon stoer. Dát kon alleen maar een puike leraar zijn. Pas toen ik eenmaal op school zat ontdekte ik dat Hans helemaal geen leraar was, maar een conciërge. Eind jaren 80 beheerde hij de zogenoemde ‘Straat’ in het gebouw, waar jongeren uit Klarenbeek en andere wijken maar wat graag kwamen om biertjes te drinken of gewoon maar wat rond te hangen. Hans bleek uiteindelijk een van de weinige medewerkers van de SSGM die ik na de middelbareschooltijd niet uit het oog verloor. Dat had alles te maken met Hans’ liefde voor muziek. Als je een concert bezoekt in Middelburg of Vlissingen is Hans bijna altijd van de partij. Als hij zelf niet meespeelt zie je hem wel uit zijn dak gaan in het publiek. Zo kennen alle mensen Hans en zo kent Hans de mensen.

Vorige week zag ik hem op het terras. Hij vertelde dat hij vanaf vandaag, 21 november, zijn oude werk als DJ weer gaat oppakken. Hij gaat rocknights verzorgen in café Schuttershof in Middelburg. Hij had er overduidelijk veel zin in. Hij vertelde over zijn draaisuccessen eind jaren 60, in bar-dancing Twenty-One van Peter van Dongen, aan de Nieuwendijk in Vlissingen. Over hoe hij bijna al het publiek meetrok toen hij verkaste naar Disco Dancing Long John, van Jørgen Pedersen. Over het bijna instorten van de Kelderbar onder Twenty-One en ook mooi: over de strijd over de vraag wie nu eigenlijk de eerste DJ was van Zeeland: Hans zelf, of die gast van de populaire Image Club in Terneuzen. Stuk voor stuk prachtige verhalen, die Hans nog steeds met veel enthousiasme vertelt. Te gek man hee! Iets zegt me dat hij meer dan 40 jaar na dato weer net zo gaat draaien als toen: letterlijk uit zijn plaat bij alle verzoekjes die hij krijgt. Dat is Hans. Onverwoestbaar. Of zoals hij het zelf zegt: “zonder muziek word ik ziek”.


Blitse cocktails bij Jacky Blitz in Brit (Rob 14-11-2014)

Gert, Ad, Rob en Grace.jpg

Een foto is vaak het perfecte voertuig van de associatie, dat vaak bemoste bruggetje naar het verleden. Zo vond ik laatst een snap shot uit de jaren ’70 genomen op het Badstrand in Vlissingen. Gitarist en banjospeler Gert de Meijer kijkt wat dromerig voor zich uit of hij concentreert zich, want hij moet straks optreden. Rechts naast Gert zit pianist Ad Meeusen en daarnaast ondergetekende – jongens waren we; maar aardige jongens, al zeg ik het zelf. Ad, die mijn buurjongen op de Markt in Middelburg was, heeft ooit eens gepoogd me gitaar te leren spelen, maar het intro van Cliff Richard’s The young ones kende voor mij al te veel haren en snaren.

Deze zomer had ik het genoegen de morgenkoffie op het terras van Seventy Seven te delen met de gebroeders Feij uit de havenstad V. We kwamen te spreken over het fantastische boek Brommers, gitaren en spandoeken van Jan J.B. Kuipers waar Henk Feij zo’n belangrijke bijdrage aan heeft geleverd. Het gesprek kwam op Ad Meeusen die in bands als Home of brew en Highway 61 heeft gespeeld, maar ook in allerlei formaties die tijdens de zomermaanden Zeeland onveilig maakten. Ik vertelde een tijdje roady bij zo’n formatie te zijn geweest waarin o.a. Cees Meerman en Danny Lademacher speelden – kort daarna vertrokken ze naar Herman Brood’s Wild Romance. Tussen de sets rookte ik buiten weleens een pretsigaretje met Cees die de blowsessie vaak afsloot met de woorden: “Even angels eat beans”. Henk zei dat het de titel van een Bud Spencerfilm was; Cees kende zijn klassieken beter dan ik.

Het uitgaansleven in Vlissingen was verre van pianissimo – zie www.vlissingendronk.nl – toen pianist Willem Keijn in de jaren ’20 bij Royal in de Badhuisstraat concerteerde. In de jaren ’40 speelde Keijn straatpiano en tevens de held door het Wilhelmus onder de oren van de bezetter ten gehore te brengen. Leen Zietse was dan weer de pianist die in de jaren ’60 Britannia tot de danstempel van de stad maakte. Jacky Blitz, de zelfverklaarde wereldkampioen cocktail shaken, bemande de bar van Brit in die tijd. Later verkaste Jacky naar nachtbar Chez verre d'or in de Middelburgse Reigerstraat waar ik samen met Jaap, Harm en Yntze de studiebeurs van de laatste fortissimo stuk sloeg.

Het leven was verrukkelluk, weet je wel. Dave Berry sorteerde zijn strange effect in La Cave en Pink Floyd speelde in het Concertgebouw; kortom Vlissingen was de muzikale navel van de wereld. Helaas heb ik beide evenementen niet meegemaakt, te jong, maar ik zag later wel Moreman’s Privacy van Cees Meerman en Papa Long John van Jørgen Pedersen optreden; de Midnight Specials in de Fik waren al lang vaste prik. Na afloop van dergelijke excursies werd er gebunkerd bij Pico of de Walk Inn; de inwendige mens verlangt nu eenmaal een vette hap na gedane, grote dorst. Binnenkort moet ik toch eens een tegenbezoek brengen aan Flip en Henk Feij in de havenstad V. – for old times’ sake.

De Vergenoeging in Middelburg: al bijna 220 gezellig besloten (Edwin 7-11-2014)

Koophandel Vergenoeging StJoris 1895-1900.PNG

De huidige hype rondom het werk van de Franse econoom Thomas Piketty heeft de discussie over de kloof tussen arm en rijk flink aangewakkerd. Op Twitter was de man deze week zelfs even een zogenoemd trending topic. Het thema houdt blijkbaar duizenden mensen bezig. Nu is dit geen onderwerp waar ik, als leek op economisch gebied, mijn vingers aan wil branden, maar de discussie doet me wel meteen denken aan (de geschiedenis van) het horecaleven. Met een beetje goede wil zijn er parallellen te trekken. Als je heel kort door de bocht gaat kun je stellen dat mensen die weinig geld hebben nauwelijks uitgaan, dat de middenklasse de belangrijkste doelgroep is van de meeste horecagelegenheden en dat de elite zich vooral laat zien in exclusieve restaurants en clubs.

In de praktijk ligt dat uiteraard genuanceerder. Natuurlijk, je had en hebt altijd en overal van die zaken die er bekend om staan dat er veel mensen uit de lagere inkomensgroepen komen, of juist uit de hogere, maar er zijn ook veel cafés met een gemengd publiek. Wat dat betreft spreken veel mensen met een glimlach over zaken die juist dáár bekend om staan. Van café Kanaalzicht in Middelburg wordt bijvoorbeeld nog altijd gezegd dat een directeur of arts er net zo makkelijk een borrel zit te drinken met een havenarbeider. En een dorp als Grijpskerke heeft niet zo gek veel alternatieven voor café In de Gouwe Geit. Dan mengt het publiek als het ware vanzelf.

De enige etablissementen die, naast sterrenrestaurant en exclusieve sportclubs, een echt klassenverschil uitstralen zijn de sociëteiten, op Wikipedia omschreven als ‘besloten gezelligheidsverenigingen’. Die bestaan, soms eeuwen na hun oprichting, nog steeds, ook al is hun aanwezigheid tegenwoordig misschien wat minder opvallend, omdat ze nu huizen in wat minder prominente gebouwen van een stad.

Een voorbeeld daarvan is de Middelburgse Herensociëteit De Vergenoeging, gevestigd in het fraaie pand Le Baron Chassé in de Gortstraat. De geschiedenis van die sociëteit begint bij de oprichting in 1795 en is mooi samengevat in het boek '200 jaar Sociëteit de Vergenoeging', van Rinus Sanderse. De Vergenoeging kwam letterlijk midden in de samenleving te staan toen men in 1803 verhuisde naar het pand aan de Markt, waar nu Brooklyn is gevestigd. Daar groeide de vereniging vervolgens behoorlijk. In de loop van de 19e eeuw werden ook de naburige panden gekocht, zoals 'De Roode Toren' (nu Tympaan) en later, in 1875, ook het pand van de huidige Zanzibar. In de 20e eeuw werd de sociëteit weer kleiner en geleidelijk laagdrempeliger. Na de oorlog had de sociëteit zelfs enige tijd een publiek toegankelijk restaurant. Na de verhuizing naar de Dam in 1964 veranderde dat weer. De Vergenoeging werd weer de exclusieve herenclub die het altijd was geweest, alleen toegankelijk door introductie en ballotage. Anno 2014 werkt dat nog steeds zo. Je zou dat een kloof tussen arm en rijk kunnen noemen, maar ik houd het er op dat de notabelen ook gewoon een eigen plek hebben. Het is horeca, maar besloten horeca.

Oktober 2014

Welig wellende knakworst in de Gouden Poorte (Rob 31-10-2014)

Muziek van Vlier.PNG

Mijn dagelijkse wandeling door Middelburg voert me soms door de Wagenaarstraat en negen van de tien keer stop ik dan even bij De Gouden Poorte. Nu is het pand onderverdeeld in ruime, enigszins poshe appartementen, doch in het verre verleden was het een rood bolwerk dat helegaar was geënt op de nooden en wenschen van de arbeider. In de grote zaal, die over een verhoogde toneelvloer beschikte, heeft menig Middelburger ooit weleens gefeest, want naast bruiloften en partijen werden er veel feestavonden door verenigingen georganiseerd.

Ik herinner me een van die feestavonden als de dag van gisteren – sommige dingen liggen nu eenmaal nooit oudbakken in het geheugen. We schrijven zaterdag 9 november 1963 als de handbalvereniging E.M.M. haar jaarlijkse feestavond houdt in de Gouden Poorte. Voorzitter Piet van Hese, mijn vader, heet de aanwezigen welkom en maakt daarna de vloer vrij voor cabaretgroep de Scherpschutters. De Gouden Poorte heeft die avond een primeur, namelijk de première van de revue “Lach of ik schiet.” Gelukkig hebben we de foto’s nog, maar die heb ik eigenlijk niet nodig, want ik zie nog Sjaak van den Berg, daar is ie weer, excelleren als kunstfluiter – hij vertolkte o.a. Schenkt man sich Rosen in Tirol. Nog zie ik E.M.M.- en Scherpschuttersleden Giel Gabriëlse en Sjaak van Vlaanderen een sketch opvoeren. Na de Scherpschutters nam het trio Paula Koster de vloer over en konden de beentjes er van af; kortom het was bal. Tussen de bedrijven door was ik vaak te vinden in de bar van Bertus Buijs, de beheerder van de Gouden Poorte. Natuurlijk zat ik toen nog in mijn champagnepilsfase en was de drank nog niet in de man, maar een knakworst ging naadloos in het mannetje. Bertus had een grote pan op het vuur staan waarin een zee van knakworst welig welde – het is frappant dat zijn kleinzoon Swen Buijs nu eigenaar is van Brasserie Panneke in de Middelburgse Lammerensteeg.

In 1974 kruiste de Gouden Poorte nogmaals mijn pad – antiquair Gijs van Vlier, bij wie ik toen werkte, had het pand gekocht voor weinig. De verbouwing werd groots aangepakt en uitgevoerd door een wisselende troep met o.a. Bart Koster, Louis Lebon en Ferry Zeelenberg. We lunchten iedere dag gezamenlijk op de toneelvloer van de grote zaal, want Gijs wilde koste wat het kost de boel bij elkaar houden; hij was bang dat sommigen anders tussen de middag naar Seventy Seven zouden gaan om daar achteloos te blijven plakken. Op zaterdag 14 juni 1974 werd antiekhal en galerie – Guido Metsers was de eerste exposant – de Gouden Poorte met klaroengeschal heropend. In de tuin trad een band op met Johnny Caljouw, Henk Don, Dies le Duc en Niek van Raaij; half Middelburg was present. Op 1 juli dat jaar kreeg beheerder Buijs van het rode bolwerk alsnog zijn afscheidsreceptie in de Gouden Poorte. Bertus, de man van de knakworst, ontving de Rode Roos voor 20 jaar trouwe dienst – helaas lieten de mannen van Zwan verstek gaan.

Wiede wiede wiet (Edwin 24-10-2014)

Sint Middelburg 1961.jpeg

Een Middelburgs raadslid twitterde afgelopen dinsdag: “het is maar dat u het weet: @Gem_Middelburg heeft geen zwarte Pieten”. Ze verwees daarbij naar een memo die juist gepubliceerd was, over de Sinterklaasoptocht door Middelburg van dit jaar. Die tweet maakte me nieuwsgierig. Welke kleur zouden de hulpjes van Sint dan wél krijgen? De memo legde uit: “In Middelburg wordt de Sinterklaasintocht traditiegetrouw georganiseerd door de Stichting Evenementen Middelburg. De afgelopen jaren is door de SEM al afgezien van roedes, oorringen en dikkere rode lippen. Daarnaast zijn de Pieten bruin en niet zwart. Ze dragen wel pruiken en de traditionele liedjes worden gezongen.” Die passage viel me toch een beetje tegen. De voorlopige uitkomst is er eentje volgens het aloude poldermodel. Iets grijs (of bruins in dit geval) in het midden, dat moet verhullen dat er nog geen echt besluit is genomen. Een beetje zoals Nederland ook al bijna vier decennia lang een gedoogbeleid voert rondom softdrugs. Een handelaar mag het wel vérkopen, maar niet inkopen. In Middelburg mocht een coffeeshophouder begin jaren 90 wel open blijven, maar alleen als hij de naam van zijn zaak zou veranderen. Kierewiet heette die shop. Dat mocht dus niet.

Maar in de Zeeuwse hoofdstad mogen de kindjes dus gelukkig nog wel vrolijk zingen van ‘wiede wiede wiet’. Sint en Piet hebben met benevelde toestanden immers weinig van doen. Of toch wel? Hoe het tegenwoordig is durf ik niet te zeggen, maar in de archieven van Middelburgdronk.nl zijn toch wel een paar voorbeelden te vinden van goedheilig mannen die flink uit de band sprongen. Zo werd Sint in het verleden vaak gespeeld door Middelburg Gerrit de Ru, met Sjaak van den Berg als hoofdpiet. Die laatste herinnert zich dat de sint een dorstig man was, waardoor de optocht door de stad regelmatig werd onderbroken voor een korte plaspauze. Zo stopten ze ook een keer bij café De Kreukel. Na de pauze zag Sjaak dat barvrouw Cobie van de Gruiter de sint bij het naar buiten gaan een zakflacon met sterke drank toestak, die hij direct aan de mond zette. Sjaak nam de platvink kwaadschiks over van de sint en zei dat het zo niet kon. Hij stopte de platvink in een zak met pepernoten en vervolgde de rijtour. 's Avonds werd hij thuis opgebeld door een kennis die zei dat zijn kinderen hun roes lagen uit te slapen. De dop van de platvink was kennelijk niet goed dicht gedraaid en de pepernoten waren gemarineerd met drank.

Dan is er ook nog dat verhaal van de twee bekende Middelburgers die Sint en Piet speelden in 1971. Aan het eind van de dag waren ze ladderzat en besloten ze nog een afzakkertje te nemen in de Koffieclub van Hans en Gerda Jonkergouw aan de Vlasmarkt. Wat zich dáár afspeelde is inmiddels te politiek incorrect om hier te beschrijven, maar de kop in de PZC sprak boekdelen: “Sinterklaas ging in Middelburg een nachtje de cel in”. Daar werd in ieder geval behoorlijk aan de deur geklopt.

Kouwe kletsen bij Janus in de Kanaalstraat (Rob 17-10-2014)

De Vriendschap Kanaalstraat 1967.PNG

Exact een week geleden maakte ik weer eens een pelgrimage; een voettocht naar mijn jeugd. Als ik 200 jaar eerder was geboren had ik Napoleon nog kunnen ontmoeten in herberg het Groenewoud aan het begin van de Oude Vlissingseweg, doch die krent sierde wis en waarachtig niet m’n pap. Dus welgemoed op weg naar Groot-Abeele waar eens herbergen als Capootjes (foei!), de Zevenster, de Rijzende Zon en Belle Vue stonden. Ook daar ben ik te jong voor, hoewel ik er wel een dorstig feest van kroegmaat Harm – toen op kamers in de voormalige Belle Vue – meevierde. Wandelenderwijs zou ik vroeger bij het Zwaantje zijn aangeland waar ik op een zondagmiddag als 13-jarige mijn eerste dansje maakte op muziek van Black Andy and the Formation – Black Andy aka Boet Tahitu was de broer van vriend Daan; vandaar.

Als vanzelfsprekend kwam ik in “De Wijk” terecht waar ik in de jaren ‘70 aan het kerstmaal zat bij tante Aya, haar zoon Junus en Emang met wie ik toen een optrekje in de Blindenhoek deelde. Oost-Souburg bezat een magisch magnetisme, niet in het minst omdat het dorp twee van mijn grote liefdes telt. De eerste is een oude koe die in de sloot blijft, maar de tweede, die toen aan het Stenen Padje woonde, leerde me, onder andere, de diverse culinaire rijkdom van het dorp. Zo heb ik Bourgon leren kennen en de fantastische frites van Kuzee in de Kanaalstraat – gegarandeerd een zevenster van Michelin.

Eenmaal zwaar aan de verkering kwam ik geregeld bij haar ouders thuis en soms werd de drukte tijdens verjaardagen me weleens te veel. Dat meldde ik dan en ook dat het beter was de geest even te laten waaien tijdens een ommetje rond het Ronde Putje. Daar werd altijd begripvol op gereageerd en vervolgens verraadde ik dat sprookje en spoedde me naar de kroeg van Janus in de Kanaalstraat. Het café heette eigenlijk De Vriendschap maar geen kniesoor legde zich daar te luister. Janus had twee dochters van wie ik me eigenlijk alleen Jeannette herinner. Gezegend met een brede visie – zalig zijn de schelen – zag ik altijd twee Jeannette’s en er is weinig mooier dan schoonheid in duplo. Bij Janus raakte ik vertrouwd met het Oostsouburgse lingo en ontdekte ik de variabele benamingen van een glas bier. In die tijd was vooral de kouwe klets in zwang, zo van “Geef mij nog een kouwe klets en doe de rest ook wat” – bij zo’n bestelling maakt de wijsvinger van de besteller de karakteristieke omtrekkende beweging. Exact een week geleden sprak ik na mijn pelgrimage tijdens de vrijmibo in Seventy Seven Ko, een Oostsouburger in hart en nieren. Hij is van het zelfde bouwjaar als ik dus dat schept een band en een gedeeld geheugen. We kletsten over de nog steeds bestaande Vriendschap in de Kanaalstraat, de fantastische frites van Kuzee, de fantastische Jeannette van Janus en de kouwe kletsen waren oudergewoonte weer niet aan te slepen op het terras.

Gezocht: historische foto’s en verhalen van en over Walcheren (Edwin 10-10-2014)

Tram passeert De Vriendschap en Koophandel 1910.PNG

Met Middelburgdronk.nl en de zustersites hopen we een steentje bij te kunnen dragen aan het beter zichtbaar en vindbaar maken van (gedigitaliseerd) cultuur erfgoed uit de regio. Natuurlijk bestaan er al veel websites waar dat erfgoed is verzameld maar juist dat grote, versnipperde aanbod zorgt voor een informatieprobleem. Als je alles wilt weten over de geschiedenis van een persoon, een pand, een winkel of een horecagelegenheid kun je weken zoet zijn met het spitten in bronnen als de Beeld- en Krantenbank Zeeland, Het Geheugen van Nederland, of de Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Wij putten voor onze websites uit minstens dertig verschillende bronnen.*

Nu denken veel mensen dat je de inhoud van al die websites eenvoudig kunt vinden en doorzoeken met behulp van zoekmachines, maar dat is lang niet altijd het geval. Google kan bijvoorbeeld niet bij de miljoenen gedigitaliseerde pagina’s die in krantenbanken zijn opgeslagen. Die moet je ter plekke doorzoeken, en dat niet alleen; je moet ook rekening houden met oude spellingsvarianten en de goede combinaties van zoektermen. Hetzelfde geldt voor veel online fotocollecties. De inhoud van sites als Gahetna.nl kun je doorzoeken met Google, maar als je zoekt op een Zeeuwse straatnaam leidt de zoekmachine je maar zelden naar de Beeldbank Zeeland. Google heeft beperkt toegang tot de database en kan dus ook geen informatie herleiden uit de beschrijvingen bij de afbeeldingen.

Ook aan onze sites valt nog veel te verbeteren, maar ze hebben als voordeel dat zoekmachines er wél raad mee weten. Het is niet voor niets dat we hebben gekozen voor het platform dat ook wordt gebruikt door Wikipedia, een website die vaak opduikt in zoekresultaten. Die keuze heeft z’n vruchten afgeworpen. Zo zijn alleen al de ruim 22.000 pagina’s van Middelburgdronk.nl bijna 7,5 miljoen keer bekeken. Statistieken mogen dan leugens zijn, maar wij vinden het zelf best indrukwekkend. En bemoedigend. We zijn dankbaar dat we uit al die bronnen – en daarmee uit het goede werk van anderen – kunnen putten, maar dat doet niets af aan het feit dat er nog veel informatie ontbreekt. Mensen sturen ons regelmatig foto’s en verhalen toe, maar wat ons betreft zou dat vaker mogen gebeuren. Daarom een oproep: heb jij historische foto’s van Vlissingen, Middelburg of de gemeente Veere, en wil je die graag delen op internet? Stuur ze dan naar ons op! Als je ze niet digitaal hebt kunnen wij ze ook scannen. Verhalen zijn ook welkom. Natuurlijk het liefst over de horeca, maar er zijn zoveel dwarsverbanden dat dat niet eens noodzakelijk is. We kunnen er bijna altijd wel iets mee. Aardig om te vermelden in dit kader is dat je ons op zaterdag 1 november kunt ontmoeten in het café van het Zeeuws Archief in Middelburg, tijdens de open dag van die instelling. Kom gerust langs met die oude schoenendoos vol foto’s, we maken maar wat graag kennis met je!

Rad van avontuur draait voor Hotel The Roosevelt (Rob 03-10-2014)

Polderhuis Middelburg 1970.jpeg

Eergisteren startte wethouder Johan Aalberts symbolisch de verbouwing van Hotel The Roosevelt aan de Nieuwe Burg in Middelburg. Een prachtig en moedig initiatief van Martin en Raymonde van der Louw dat alle lof verdient, want het oude Polderhuis (geopend op 21 december 1950) stond daar al veel te lang te verpieteren. Architect Hein Klarenbeek zou zich in zijn graf hebben omgedraaid – deze parel van de Delftse School had beter verdiend. Wie desalwelteplus denkt dat dit de eerste keer is dat er in de buurt van de locatie horeca plaats heeft, heeft het mis.

In de 16de eeuw zit er een herberg op de Wal – de Wal liep van het Koorkerkhof langs de Lange Jan naar de toenmalige Lange Burg. Stijne Bernaerts maakt in 1570 ten huize van Anna in herberg ’t Rat van Avontur zeker dranck voer zeker pacient; deze kuur voor de patiënt van het Onze Lieve Vrouwegasthuis aan de Lange Delft levert Stijne het alleszins redelijke bedrag van 6 schellingen en 4 groten op. In de 17de- en 18de eeuw is herberg St. Pieter er gevestigd en een artikel uit de Middelburgsche Courant van 5 januari 1854 over een brand in de Lange Jan op 1 augustus 1712 meldt het volgende: “Men had drie stukken geschut geplaatst voor de herberg St. Pieter op de wal, met oogmerk om den toren van boven neer te schieten, dat evenwel ondoenlijk was. De brand duurde van ’s maandags morgens ten half-zes tot dingsdag avond ten tien ure, en daar de wind west-zuid-west was is het dak van de koorkerk ook zoo fel aangetast, dat hetzelve binnen den tijd van tien uren geheel afbrandde ” – de Maneblussers namen geen halve maatregelen.

In 1888 heeft Geertruida de Fluijter een bierhuis op de Wal; zij werd in juni 1884 veroordeeld tot 15 gulden boete en 5 dagen gevangenisstraf wegens het als vrouw beneden de 45 jaar tusschen 4 uur ’s namiddags en 8 uur ’s morgens zich bevinden in een publiek huis van ontucht in Middelburg zonder boekje. Haar zus Maria neem het bierhuis in 1897 over; zij heeft dan net haar bierhuis in de Schuddebeursstraat verkocht. Zus Gijsbertina, net als Geertruida en Maria ongetrouwd , had een bierhuis in de Sint Sebastiaanstraat – de drie gezusters waren verre van stoffige joffers, eerder Dolle Mina’s avant la lettre.

De 20ste eeuw kende de cafés De Congo en Het Gouden Slot, doch stukken zwaar geschut veegden in 1940 de Wal volledig van de kaart. Na de oorlog waren de straatnamen niet meer wat ze geweest waren – de Lange Burg verdween en werd Nieuwe Burg ; de Wal werd Onder de Toren en de naam reïncarneerde in Walgang en Walplein. Wanneer je in de nabije toekomst wat drinkt op het terras aan het Walplein bij Martin en Raymonde in Hotel The Roosevelt, had je voor de zelfde schellingen en groten in het verre verleden bij Anna in ’t Rat van Aventur op de Wal kunnen zitten.

September 2014

De arcades van de jaren 80: gezellig gamen in de horeca (Edwin 26-09-2014)

Wat is het toch jammer dat de behendigheidsspelen van weleer uit de cafés en cafetaria’s zijn verdwenen. Natuurlijk, in veel zaken kun je nog altijd darten, poolen, of een potje tafelvoetballen maar als je zin hebt om te flipperen, of een videogame te spelen, kom je meestal bedrogen uit. Tot vorig jaar was er in ieder geval nog één kroeg op Walcheren waar een flipperkast stond. Die is inmiddels ook verdwenen. Misschien staan er hier en daar nog in Vlissingen of de gemeente Veere, maar ik zou niet weten waar.

Het ligt voor de hand om te denken dat het digitale tijdperk de zogenoemde arcadespellen heeft doen verdwijnen (op Wikipedia worden die omschreven als ‘muntslikkende vermaakmachines’) maar er zijn meer oorzaken. Als je begin jaren 90 bij kroegbazen informeerde waarom de flipperkast was weggehaald mompelden ze meestal iets over de kwetsbaarheid en onderhoudsgevoeligheid van de machines. Dat was blijkbaar ook een reden om ermee te stoppen. Je zag vervolgens nog wel een paar jaar het arcadespel Photoplay als alternatief maar ook dat raakte geleidelijk uit beeld. Alleen de fruitautomaten overleefden; die genereerden nu eenmaal veel omzet. Voor sommige horeca-exploitanten waren ze zelfs de redding. Zonder de inkomsten van gokkasten zouden ze zonder meer op de fles zijn gegaan.

De ontwikkelingen doen je met enige weemoed terugdenken aan de jaren 80. In de eerste vijf jaar domineerde de flipperkast. Je speelde overal. Als je te jong was voor het café kon je terecht in de foyer van het Citytheater in de Lange Delft, waar je met een kwartje zonder veel moeite een vrij spel kon scoren. Niemand dwong je daar tot het nuttigen van een consumptie bovendien. Vermaak won het van winstbejag. In de ‘natte horeca’ was dat anders, maar ook daar was men soepel. Ik herinner me nog goed de periode dat we voor het eerst uitgingen in Middelburg. Zaten we eerst een paar uur Ghost ’n Goblins te spelen op drie colaatjes in café De Bloesbak, en sloten we de avond af in dancing La Folie, waar we tot twee uur ’s nachts Wonderboy speelden, met ons zuurverdiende bessenjenevertje. Nu gluurt de jeugd naar het andere geslacht vanachter het kleine scherm van het mobieltje, toen vanachter het grote scherm van de arcadekast.

In de snackbars van toen was het helemaal een feest. Het waren ontmoetingsplekken, en voor veel jongeren de voorlopers van het latere kroegleven. Die functie heeft menig cafetaria nog steeds maar het is anders nu. Toen hing je er de hele dag en stond de arcade centraal in het contact met je vriendjes. Martin’s Automatiek (later Fonsie’s) op de Markt stond er zelfs bekend om. Tegenwoordig verloopt het contact mobiel, via games en Whatsapp. Daar is weinig mis mee, maar het beeld verleidt tot vreemde uitspraken. “In onze tijd stonden we tenminste nog gezellig achter een videogame, met z’n allen.” Iets zegt me dat ik dat gevoel aan mensen van voor 1960 niet goed kan uitleggen.

Cafévloer vol confetti (Rob 19 september 2014)

Terras PiBo, 2014.PNG

Aangezien ik niet over een rijbewijs beschik, ben ik aangewezen op de bus, de benenwagen of de fiets. Dat laatste vervoermiddel heeft mijn voorkeur en zo heb in de jaren die achter mij liggen talloos veel miljoenen kilometers afgelegd. Ik fietste veel met mijn vriend dichter Laurens Geerse die de sentimentele aardrijkskunde van Walcheren en de vogelen des velds als zijn broekzak kent. We gingen in eerste aanleg vogeltjes kijken, maar wanneer het dorstig weer was – en wanneer is het dat nu niet – was de tweede aanleg daar. Er werd vaak gepleisterd bij Ties in Bekerke, de Uitspanning Oranjezon of de Gouwe Geit in Hrieps, maar jammer genoeg nooit in dat naamloze, ietwat morsige café in Meliskerke.

Het etablissement in Melis ging me steeds meer fascineren – ik kwam er nogal eens langs als ik, geplaagd door de lekkere honger, omfietsboerenleverworst ging halen bij slager Wisse er schuin tegenover. Dat gebeurde echter veelal ’s morgens vroeg en dan was het café nog niet open – een koppeltje terrasstoelen tegen de gevel wachtte er dan ietwat verweesd op betere tijden. Toen www.middelburgdronk.nl eind vorig jaar zusje www.veeredronk.nl op het net ten doop hield, besloot ik op jacht te gaan naar informatie over die magnetische graal aan de Torenstraat. Al snel hoorde ik dat het café onder intimi bekend stond als PiBo, afkorting van Piet Boone, de eigenaar. Piet nam de zaak, café annex winkel, in 1985 over van vader Willem Boone die op zijn beurt vanaf 1961 eigenaar was.

In de PZC van 6 januari 2004 vertelt Willem Boone – hij werd een dag eerder 83 en vierde tegelijkertijd zijn 60-jarige bruiloft – over zijn echte dorpscafé waar het altijd gezellig was en nooit rottigheid gebeurde. Er kwam veel jeugd en dat hield hem jong. Het is een stoffig cliché, de zich herhalende geschiedenis, maar het café was eigenlijk nog een jonkie, want in 1818 vestigde herberg annex winkel Het Wapen van Zeeland zich in het pand. Piet Boone begint in 1993 een supermarkt in het voormalige gemeentehuis van Mariekerke en de oude winkel wordt bij het café getrokken – meer vierkante meters tegen de dorst. De dorst die nu ook via de tap kan worden bedwongen, maar daar reageerden de notoire flesdrinkers wellicht enigszins meesmuilend op, hoewel een droge mond natuurlijk overal op past. Piet begint, zij het soms met frisse tegenzin, ook met het spijzen van de hongerige – men moest immers met zijn tijd mee, zeker omdat het bierworstje zo langzamerhand rijp voor het museum was.

Hoewel ik nog steeds geen voet in de graal gezet heb, staat me wel een beeld voor de geest. Dat beeld wordt vooral bepaald door Franca Treur die ik als schroomvallig Meliskerks meisje ranja met een rietje drinkend in PiBo voor me zie; een wensbeeld dus. Exact een week geleden opende Film by the Sea met de wereldpremière van “Dorsvloer vol confetti”, maar helaas geen feestelijke after party met Franca in Melis en geen cafévloer vol confetti – helaas geen wensbeeld dus dat beklijft.

De Zwarte Ruiter was een echt volkscafé (Edwin 12 september 2014)

Romantiek, jaren '90.jpg

Vorige maand las ik in de krant dat Joop Rijpsma was overleden. Daar schrok ik van. Ik had Joop nog geen jaar eerder leren kennen, toen hij en zijn ex-vrouw Tiny mij uitnodigden om kennis te komen maken. Joop en Tiny waren tussen 1987 en 2000 de eigenaars van café De Zwarte Ruiter in Middelburg. Ze hadden tassen vol foto’s bewaard, die ze graag met ons wilden delen. Het werd een gezellige middag. Het vriendelijke duo herinnerde zich nog veel van hun tijd in dat mooie pand aan de Dam, waar als sinds 1900 horeca is gehuisvest. De Zwarte Ruiter deed qua naam en faam niet veel onder voor voorgangers Damzicht en Het Maastrichts Bierhuis; het was een echt volkscafé, met kleurrijke klanten. Joop en Tiny vertelden er die middag schaterend over, wat maakte dat ik na het lezen van het overlijdensbericht uiteindelijk zat te glimlachen. Ik dacht even terug aan die verhalen.

Zo werd mij uitgelegd dat Jan ‘Krul’ één van de populairste stamgasten van het café was. Hij was een clown, die zelf ook vaak in de maling werd genomen. Jan leefde van de wind en had meestal niet veel geld. Hij had wel altijd dorst. Dat probleem loste hij op door voor iedereen boodschappen te doen, in ruil voor een biertje. Bier dat achterbleef in de flesjes van andere klanten werd ook altijd voor hem bewaard, op het achterplaatsje van het café. Dat dronk hij dan op tegen sluitingstijd. Veel klanten lieten bewust een extra slokje over, want ze hadden het toch wel een beetje te doen met arme Jan. Dat bleek ook die ene keer, toen twee rotzakken hem te grazen namen met een stuk hout. Jan had die dag zijn net ontvangen uitkering op zak. Hij had geen enkel verweer, met zijn tengere postuur. Zijn geld was hij kwijt. Het café hing daarop een sok boven de bar, om geld in te zamelen voor Krul. Dat leverde zo veel geld op dat hij er wel van op vakantie naar de Antillen had gekund. Dat gebeurde natuurlijk niet. De dorst won het van het vakantiegevoel: Jan gaf een paar rondjes en dronk de rest vakkundig zelf op.

Een ander illuster figuur uit die periode was Rinus Rustig, een man die worstelde met het bezit van een kunstgebit. Zo werd hij op een goede dag wakker met een flinke kater maar hij kon zijn tanden nergens vinden. Uren later herinnerde hij zich dat hij iets had gedronken in de Stationsrestauratie van Middelburg. Hij kuierde richting station en deed navraag. Zijn tanden lagen inderdaad achter de toog. Men had die keurig voor hem bewaard. Nog gekker was die keer dat Rinus naast Joop in het toilet stond. Hij wilde iets zeggen, maar daarbij viel zijn kunstgebit uit zijn mond, precies op het rooster van de pisbak. Zonder blikken of blozen pakte hij het er weer uit, en stopte het terug in zijn mond. Proost Rinus! Ik hoor Joop er nog om lachen.

Biljarten op de brug in de Reutel (Rob 05 september 2014)

Betje en Krijn biljarten op de brug in de Reutel, foto Jaap Wolterbeek ca. 1970.JPG

Wanneer je als dorstige reiziger, op zoek naar een kroeg, met de trein in Middelburg arriveert, hoef je niet lang te zoeken. De stationsrestauratie is natuurlijk de eerste optie, maar wie scheept daar nu in voor een eerste koele blonde? Dat doe je, eenmaal de stationsbrug over, ook niet in hotel Du Commerce of De Nieuwe Doelen, hoewel de terrasjes lonken. Nee, voor de ware kroegbezoeker is het niet onwaarschijnlijk dat café Kanaalzicht in de Stationsstraat eigenlijk de enige en echte eerste optie is. Begin jaren ’70 maakte ik mijn debuut in Kanaalzicht. Het haar hing ruim gelokt op mijn rug, dus werd ik in beginsel een beetje vreemd bejegend. De inburgeringcursus was echter kort, want toen ik op de vraag: “Van wie bin jie d’r één”, antwoordde dat ik er één van Piet van Hese was, knikte eigenaar Willem Boogaard dat het goed was. Van Willem kreeg iedere stamgast op zondagmorgen een consumptie; “Je zondagscent”, zei hij dan. Op menige zondagmorgen werd er ook, op harmoniumklanken, klassikaal Scheepje onder Jezus’ hoede gezongen.

In die tijd werd er tegen de kerst gebiljart op de brug met als hoofdprijs een levend varken. Het varken liep los op de koer, de plaats waar heren zich vervoegden voor de kleine boodschap. Ik leerde veel stamgasten kennen waaronder de gebroeders Adrie en Willem Schuilwerve, successievelijk bijgenaamd Narre en Marremot – drinken was toen blijkbaar nog gezond, want Adrie werd 89 en Willem 90. Ook beeldend kunstenaar Guido Metsers – hij schilderde het prachtige portret van ome Jan, de Bootsman, Blom die boven de kroeg woonde – ontmoette ik er voor het eerst. Guido woonde toen bijna om de hoek op de Korendijk en daar werd veel gefeest. Na zo’n feestje vertrok men eens op een zondagmorgen per scheepje naar zee en de precieze kerkers in de Segeerstraat sloegen van schrik de ogen ten hemel aangezien alle opvarenden slechts het paradijselijk kostuum droegen – de City of Dance is daarbij vergeleken peanuts, maar soms hebben de onverdraagzamen de halve wereld.

In Kanaalzicht kwam in die jaren een dwarsdoorsnede van de Middelburgse bevolking – notarissen, advocaten, journalisten en kunstenaars, maar ook havenwerkers, winkelpersoneel en jongens en meisjes van de vlakte. Zo zat er vaak een licht meisje dat niet echt de schoonheid zelve was en daarom Leen Jongewaard werd genoemd. Er werd vanaf 6 uur ’s morgens al stevig ingenomen, zo stevig dat de zaak op enig jaar de grootste jeneveromzet van Nederland genereerde – een bedenkelijk record in de ogen van blauwe knopers, maar die kwamen slechts sporadisch in Kanaalzicht. Een drinkechte Middelburger heeft het natuurlijk helemaal nooit over Kanaalzicht, maar over de Reutel. Het verhaal gaat dat de Reutel zijn naam ontleent aan het feit dat oud-eigenaar Henk Baurdoux, de voorganger van Willem Boogaard, stotterde oftewel reutelde. Anderen bestrijden die hypothese en huldigen de verklaring dat de naam stamt uit de uitdrukking “op de reutel drinken”; poffen dus – enfin, daar raken de stamgasten en -geleerden het wellicht nooit over eens.

Augustus 2014

Ko D'oooooooor: onbetaalbaar! (Edwin 29 augustus 2014)

Voldaan.jpg

Als Code Oranje van William Verstraeten iets heeft bevestigd, dan is het wat mij betreft toch wel dat we met z’n allen zo voorspelbaar zijn als de pest. Gebruik een opvallende kleur of een opmerkelijke uitspraak en je bent verzekerd van aandacht in de media, en van een mening van het publiek. Voeg daar een snufje eerlijkheid over de fouten die jij en anderen maakten aan toe en je krijgt de onderbuikgevoelens van velen er gratis bij. Het enige dat je niet kunt regisseren is de felheid waarmee sommigen reageren, zodra zij bepaalde kwesties op hun eigen situatie projecteren. Dat laatste blijken veel critici namelijk te doen. Zou dat het makkelijker maken om uitingen van ongenoegen te rechtvaardigen? Ik heb geen idee, maar feit is dat sommige mensen wel heel laag invliegen, ook als zij (nog) niet op de hoogte zijn van alle kanten van een verhaal. Daar valt dus helemaal niets aan te sturen.

Maar laten we het verhaal over kunst, kleuren, geld en aandacht even vergeten en met de bril van Middelburg Dronk op kijken naar de ontwikkelingen rondom Lange Noordstraat 43. Na zeven jaar houdt Espressobar Ko D'oooooooor op te bestaan. Dat vinden wij, en talloze Middelburgers met ons, doodzonde. Juist op het moment dat Marijke Smulders haar koffiebar begon kwamen wij in de buurt wonen. In de daaropvolgende jaren wandelden we dagelijks langs haar zaak en we zagen dat Ko D’oooooooor zich geleidelijk ontwikkelde tot het kloppende hart van een straat die ook niet stilstond. In 2007 was er nog niet veel beweging in de omgeving van het oude postkantoor, maar na verloop van tijd gebeurde er steeds meer. Nog een galerie, en nóg een. Een chocoladewinkel. Een hip kantoor voor zzp’ers. Een aanschuifrestaurantje in wording. Een homobar. We hadden het gevoel dat er iets moois aan het gebeuren was. De straat ademde opeens een andere sfeer dan die van een doorgaande fietsroute naar elders. Vooruitstrevend en aantrekkelijk was het nu! Cool.

Ook bij Ko D'oooooooor gebeurde er veel, met de door ‘Avonduren’ georganiseerde reeks concerten als hoogtepunt. Artiesten als Peter Broderick, Horse Feathers en Rue Royale stonden er plotseling te spelen op doordeweekse dagen, voor een jong publiek dat, heerlijk ouderwets, op kleurige kussens op de vloer zat. Zelfs als de muziek niet je kopje thee was, wilde je even aanschuiven. Het is gewoon leuk, om dingen te zien en horen gebeuren. Maar het is voorbij. Op 1 september stopt Marijke. Op 4 september wordt het pand geveild. Wat er voor in de plaats gaat komen weet niemand. In de jaren 40 was het een modezaak, daarna was het lange tijd de winkel van de erven Gabriëlse. In de jaren 70 was Radio Terako er gevestigd. Het kan van alles worden. Een ding is echter zeker: we gaan de hartelijkheid en gastvrijheid van het gezin Verstraeten missen. Dat moet gezegd omdat juist dat aspect onderbelicht bleef de afgelopen weken: deze lieve mensen betékenden iets voor de straat, de wijk en de stad. Onbetaalbaar!

De klok van Arnemuiden (Rob 22 augustus 2014)

Camping De Witte Raaf, foto Lex de Meester, ca. 1990.JPG

Het werd meer dan tijd om in deze rubriek aandacht te besteden aan de zogenaamde seizoenhoreca – straks is de zomer voorbij en taalt de verweesde campinggast alweer naar spruitjeslucht. Walcheren is vergeven van campings en natuurlijk heeft iedere onderdaan van de sleurhutten- en tentennatie zo zijn of haar eigen voorkeur. Men kruipt het liefst bij elkaar in plaatsen aan de kust waar je de zee als het ware kunt ruiken, om dan met hutje en mutje de duinen over te strompelen en vervolgens kuilen voor zichzelf te graven.

De Witte Raaf aan de Muidenweg in Arnemuiden is wat dat betreft een vreemde vogel bij de bijt die het Veerse Meer heet. Jos Buijsrogge opent de camping, die o.a. beschikt over een kantine, een bar en een snelbuffet, op 25 mei 1972. Hij probeert zijn horeca-accommodaties optimaal te benutten, maar dat strookt niet altijd met het beleid van de toenmalige gemeente Arnemuiden. De gemeente is, de precieze oudgereformeerde doctrine indachtig, van mening dat het uit moet zijn met de pret wanneer de klok twaalf slaat. Het balvast hanteren van die sluitingstijd is Buijsrogge een gruwel, evenals het feit dat zijn campingwinkel op zondag niet open mag – zondag is een rustdag en dat moet volgens de gemeente ook op de camping zo zijn. Hij blijft tegen de bierkaai vechten, maar tegelijkertijd richt hij de focus ook op andere, in zijn ogen belangrijkere zaken. Zo voorziet hij De Witte Raaf in de zomer van 1980 van een eigen brandweer – een unicum in Zeeland en wellicht ook in Nederland. Inmiddels zitten ook zijn kinderen in het bedrijf en opent de familie Buijsrogge in 1986 surfhotel en catamarancentrum ‘t Veerse Meer aan de Oranjeplaatweg in Arnemuiden. De bierkaai houdt voorlopig stand, want in maart 1994 meldt de pachter van discotheek De Witte Raaf tevergeefs aan de Raad van State dat door het starre sluitingstijdenbeleid van de gemeente een faillissement wenkt – de pacht bedroeg in 1993 fl. 11.000,-- per maand, voorwaar geen klein bier.

Per 1 december 1995 neemt Piet Oomen De Witte Raaf over van de familie Buijsrogge. De komende en gaande families recipiëren anderhalve maand later in het Middelburgse hotel Arneville – relatiebeheer avant la lettre, voordat de term gemeengoed werd. Piet Oomen laat er geen gras over groeien en begint een paar jaar later met moderniseringen, zodat de faciliteiten beter aansluiten op de eisen van de tijd. Hij kiest voor ruimere standplaatsen zodat hutten minder hutje bij mutje komen te staan. Ook maakt hij plannen voor een restaurant, supermarkt en zwembad om zo de concurrentie beter aan te kunnen. En daar stopt het niet mee, want om uit te kunnen breiden koopt hij grond bij en verplaatst de camping die nu onder de noemer Waterpark Veerse Meer valt. Er worden villa’s en cottages gebouwd die worden verhuurd door een daartoe opgericht zusterbedrijf. De Witte Raaf anno nu is een grote, balvaste speler geworden en als de klok van Arnemuiden twaalf slaat begint de nacht pas echt.

Een warm welkom voor Biohazard (Edwin 15 augustus 2014)

Biohazard bij Andrea Boone thuis.jpg

Het zal de mensen die niet van heftige gitaarmuziek houden niet veel zeggen, maar vorige week vrijdag speelde Biohazard in Bar American in Middelburg. Dat was bijzonder. Zo werd het in ieder geval wel ervaren door de honderd gelukkigen die er in geslaagd waren een toegangskaartje te bemachtigen voor het optreden. De hoogtijdagen van de band lagen weliswaar in de jaren 90 maar de band speelt nog altijd regelmatig op grote rockfestivals, voor duizenden mensen. Voor de liefhebbers van het genre is het een klinkende naam, die je niet verwacht in een café in een kleine provinciestad.

Omdat ik nieuwsgierig was hoe organisator Edmond Spelier de band naar Middelburg had weten te lokken vroeg ik hem ernaar. Hij had een mooi verhaal. Eigenlijk was hij bezig geweest met het boeken van een andere band, maar dat verliep nogal moeizaam. Het boekingskantoor had echter nog wel Biohazard in de aanbieding. De band zou die dag op doorreis zijn van Duitsland naar Engeland, in het kader van een Europese tournee. Daar had Spelier, ook als liefhebber, uiteraard wel oren naar, maar er was een klein probleem: er diende wel eerst even 3000 euro afgerekend te worden met het management. Spelier zag er een mooie uitdaging in. Na een gesprek met de eigenaars van American wist hij zich verzekerd van een locatie. Vervolgens bedong hij een korting van 500 euro op de prijs van de band. Omdat hij niet meer dan 15 euro voor een kaartje wilde vragen kwam hij nog 1000 euro tekort. Op Facebook riep hij vrienden en kennissen daarom op een bijdrage te storten, zonder de naam van de band te noemen. Binnen een dag had hij het benodigde bedrag bij elkaar. De contracten konden worden getekend.

Ook de verkoop van de kaartjes verliep via Facebook. Er kwam geen poster of flyer aan te pas. Je kocht je kaartjes door Edmond daar een berichtje te sturen en het geld meteen over te maken. Binnen een paar uur was het concert uitverkocht, wat natuurlijk ook tot teleurstelling en flauwe grappen leidde: of de mensen van American wel wisten dat Biohazard altijd dranghekken voor het podium eist, en een kleedkamer vol lekkernijen? Het bleek uiteindelijk allemaal onzin. De bandleden waren flexibel en hadden het reuze naar hun zin. Ze gingen ’s middags met een stamgast mee naar een Middelburgse sportschool, en sprongen na afloop van het concert ook net zo makkelijk onder de douche bij een andere vaste klant. Gezellig, geen enkel probleem. Het is fijn als je met open armen wordt ontvangen. Over die open Middelburgse armen voor artiesten hoor je steeds vaker. Of het nu gaat om intieme huiskamerconcerten in de Korte Delft of om grotere en kleinere bands in De Spot, Ut Babbelaèrtje en Kaffee 't Hof: de bands schuiven aan bij het diner of blijven pitten op de bank. Uit dankbaarheid geven ze vaak iets terug, zoals een supershow of een extreem laag tarief.

Het uitgaansleven wordt daar warmer van. En menselijker.

(Foto: Tessa Wiegerinck Fotografie)

Machtige maaltijden in De Roode Leeuw (Rob 08 augustus 2014)

Nieuwe Doelen ca 1900.JPG

We zien in een spiegel en in het duister soms een wazig beeld van een vervlogen, gouden eeuw. Manon en Marco Adriaanse hadden juist een ander, helder beeld van de toekomst op hun netvlies toen ze een dik jaar geleden besloten het roer half om te gooien. Als gepokt en gemazelde koks – Manon stond eerder achter de kachel in o.a. De Mug en De Peperboom en Marco in De Kameel en De Bourgondiër – waren ze toe aan een nieuwe uitdaging. Op dat moment waren ze eigenaar van Peper en Zout en Mes & Vork, twee aan elkaar grenzende restaurants aan het begin van de Lange Noordstraat tegenover het voormalige stadhuis in Middelburg.

Mes & Vork, op nummer 6, verdween van de kaart en maakte plaats voor Peper & Zout. Op de oude locatie van Peper & Zout, op nummer 8, begonnen ze het Zeeuws Ministerie van Chocolade & Culinaire zaken. In de negentiende eeuw hadden ze hun chocolade bijna met een kruiwagen kunnen ophalen bij de firma Fak Brouwer die een chocolademolen in de Korte Noordstraat had - een kruiwagen was, en is nog steeds, een handzaam en multifunctioneel voertuig. De huidige minister-president van het Zeeuws Ministerie, 5-jarige dochter Kate Adriaanse, zou het kruiwagentraject als een wervelwind hebben afgelegd – doch dit terzijde.

Het eerste stuk van de Lange Noordstraat kent een fascinerende horecageschiedenis. Zo kocht de gemeente Middelburg er in 1562 het pand De Roode Leeuw dat de functie van stadsherberg kreeg. De stadhuisbode of -conciërge had tevens de functie van herbergier. In de herberg hadden o.a. vergaderingen, aanbestedingen en verkiezingen van kiesmannen plaats en vanzelfsprekend werden de stadsregenten en hun relaties er uitgebreid gefêteerd op machtige maaltijden. Om het pendelen tussen herberg en stadhuis te faciliteren werd er een galerij aangelegd die de afstand tussen de eerste etages van beide panden overbrugde – een wandelgang voor hoge heren. De locatie van de stadsherberg is enigszins duister, maar wellicht was dat aan het begin van de Lange Noordstraat, omdat De Roode Leeuw in 1784 wordt afgebroken in verband met de uitbreiding van het stadhuis. De veronderstelling van genoemde locatie vindt bijval in een publicatie over het Theater Anatomicum: “Vanaf 1632 is er sprake van echte anatomische ontledingen, die toen plaatsvonden in een van de bovenkamers van het Gasthuis. Vergaderen deden de chirurgijns daar niet. Dat deden ze ofwel bij de deken aan huis, of in een herberg meestal in De Roode Leeuw op de Markt waar de ‘teerkosten’ soms hoog opliepen.”

Op de veronderstelde locatie wordt in 1879 hotel De Nieuwe Doelen geopend – een groot, uit twee panden bestaand hotel dat in 1940 wordt verwoest. De Nieuwe Doelen verkast naar de Loskade, waar het hotel nog steeds staat, en op de oude locatie vindt herbouw plaats. Toen de Adriaanse’s zich een jaar geleden nieuwe doelen stelden, bleef de natte horecacirkel van de locatie voorlopig nog steeds gesloten; de gemeentelijke herbergier van De Roode Leeuw zou daar wel chocolade van hebben kunnen maken.

Klanten om in te lijsten (Edwin 01-08-2014)

Frans Priester, oktober 1989.jpg

Ze komen in vrijwel ieder café: de mannen die door een geestelijke achterstand niet of maar net zelfstandig kunnen wonen, maar wel de vrijheid hebben om te doen wat ze willen. En die er dan vervolgens voor kiezen om zich te ontwikkelen tot stamgast. Sommige mensen vinden dat zulke mannen daar te kwetsbaar voor zijn, maar in de praktijk vallen de kwalijke invloeden van het kroegleven op deze mensen meestal nogal mee. Zolang ze geen overlast veroorzaken worden ze met rust gelaten en soms, als blijkt dat ze sociaal zijn, of humor hebben, worden ze opgenomen in de klantenkring. Sommige van hen groeien uit tot figuren die heel de stad kent, of zelfs tot kroegiconen.

Neem nu wijlen Frans de Priester. Hij was in de jaren 80 vaak te vinden in Middelburgse cafés. Het was een onopvallende, weinig spraakzame man. Maar hij verkocht pennen en lucifers voor het goede doel en schoot daarom iedereen mompelend aan. Dat je hem nauwelijks kon verstaan deerde niet, je kocht gewoon iets van hem, al was het maar uit beleefdheid of medelijden. Frans hield die handel jaren vol. Zijn uitvalsbasis was café De Mug aan de Vlasmarkt. Daar kreeg hij altijd een kopje koffie. In de jaren 90 overleed hij maar de mensen zijn hem nog steeds niet vergeten. In de Mug hangt zijn portret nog altijd en toen mensen zijn foto op Facebook zagen reageerden ze massaal, vol respect. Anno 2014 is Ruud de vervanger van Frans. Ruud verkoopt helemaal niets; hij verzamelt alleen maar. Hij loopt van kroeg naar kroeg en informeert bij iedereen of het goed gaat. Soms drinkt hij een biertje of een glas water. Vervolgens vraagt hij om een doosje lucifers. Die krijg hij dan. Het zou me niet verbazen als hij er thuis duizenden heeft verzameld, zoals het me ook niet zou verbazen als de foto van Ruud over twintig jaar ook ergens aan de muur hangt.

We waken allemaal voor leedvermaak, maar zoals gezegd is humor soms ook een factor. Ik moet nog vaak lachen om een man die ik een paar geleden zag zitten in café Hoppit in Vlissingen. Hij zat een beetje achteraf en was continu met zichzelf in gesprek. Toen ik mijn makker vroeg wie hij was en wat hem mankeerde, legde hij uit dat de man al jaren bezoeker is van de zaak en vaak apart gaat zitten om dialogen te voeren met een fictieve vriend. Buitengewoon tragisch uiteraard, maar toen ik hoorde dat hij ook altijd twee bier bestelt en zijn onzichtbare vriend vervolgens verwijt nooit eens een rondje te geven moest ik toch onbedaarlijk lachen. Ik keek nog eens goed en zag dat de twee dronken dat het een aard had en zich kostelijk vermaakten met elkaar. Mijn kameraad van vlees en bloed legde uit dat niemand er nog van opkeek, dat het al jaren zo is. En dat hij nooit een vlieg kwaad doet. Ook hij wordt dus ooit vast ingelijst, dat kan niet anders. Samen met zijn maat.

Juli 2014

Tante Sjaan en ome Daan (Rob 25-07-2014)

Sjaan Pekaar City Bar Vlissingen.jpg

Het gebeurde in die dagen van augustus 1915 – de 23ste om precies te zijn – dat oesterkweker Philippus Pekaar en echtgenote Catharina Magdalena Kosten in Yerseke werden verblijd met de komst van een dochter. De voornamen van die prille parel waren Adriana Neeltje; haar bedje leek gespreid in de boezem van Yerseke’s oesteradel. Een kleine, alternatieve Almanach de Gotha van Iese zou op zijn plaats zijn, want Adriana ontpopte zich later als een ware edelvrouw. Hoewel het zilte bloed kruipt waar het niet gaan kan, ontwikkelde ze zich echter niet in de oestersector, maar werd de horeca haar kroondomein.

Op 31 maart 1973 kopt de PZC “De barkoningin van Zeeland” – het artikel gaat over Adriana Neeltje Pekaar die inmiddels in de Walcherse horeca bekend is onder de naam Tante Sjaan. Zij staat dan in haar café Amicus aan de Vlissingse Walstraat en boven de bar hangt een bordje met de tekst “Doe wat je wilt, de mensen kletsen toch” – tante Sjaan draagt het hart op de tong. Ze was niet aan haar proefstuk toe; in de jaren ’60 opende ze snackbar Michieltje in de Beursstraat in Vlissingen en bar De Lange Jan aan de Middelburgse Korte Delft (nu Damplein) . Ze doet in 1964 Michieltje over aan Jørgen en Pia Pedersen die in 1967 De Amstelhoek, een echte vetkuivenkroeg, aan het Bellamypark openen – maar dat is wellicht een verhaal voor later.

Het jaar 1973 is een belangrijk jaar in tante Sjaan’s loopbaan, want ze opent dat jaar samen met zakenpartner Daan Basting vrijwel gelijktijdig hotel De Valk aan de Zuidstraat in Westkapelle en de Sjada Bar aan de Middelburgse Vlasmarkt. De Sjada Bar van Sjaan en Daan was exemplarisch voor het zakelijk inzicht van tante Sjaan. Ze had een gat in de markt gesignaleerd en zo werd de Sjada Bar de eerste vrijplaats in Middelburg, en wellicht in Zeeland, voor mannen die slechts mannen en vrouwen die slechts vrouwen beminden – men zou dat gat in de Vlasmarkt nu benoemen als een niche in het homoseksuele marktsegment. Het scherpe marktgevoel van tante Sjaan openbaarde zich al eerder in bar De Lange Jan waar naast de nood van de inwendige man ook die van de uitwendige- bevredigd kon worden. De lichte meisjes aan de bar namen met plezier mannen die daar om verlegen zaten mee naar boven voor wat gymnastiek – hij kwam aan zijn gerief en zij gelegen.

Ik kan me tante Sjaan nog goed herinneren. In haar jonge jaren had ze wel wat weg van de Zangeres Zonder Naam; de zelfde gitzwarte coiffure en ook een beetje dat onderbuikgevoel van “Twee reebruine ogen die keken de jager aan”. Later leerde ik haar beter kennen toen ze, na haar horecacarrière, van haar hobby, antiek verzamelen, haar beroep had gemaakt. Ik werkte in die jaren bij antiquair Gijs van Vlier; zo kruisten onze paden zich af en toe. Adriana Neeltje Pekaar overleed 10 oktober 2007 op 92-jarige leeftijd – ze deed wat ze wilde, want de mensen kletsten toch.

Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis (Edwin 18-07-2014)

Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tete a Tete.JPG

Als je informatie verzamelt voor een online encyclopedie over het horecaleven stuit je in de loop van de tijd uiteraard ook op verhalen en beelden die het daglicht niet verdragen. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Eenvoudig is dat echter niet altijd. Als redactie willen we niemand beschadigen, maar tegelijkertijd streven we naar een zo volledig mogelijk beeld van de geschiedenis van een horecagelegenheid. Als een misdrijf de aanleiding was voor het sluiten van een etablissement, dan ontkomen we niet aan een vermelding van het voorval. Als we die vermelding weg zouden laten zou het verhaal als geheel immers niet kloppen. Wat we vervolgens wel en niet schrijven over kroeggerelateerde criminaliteit hangt af van de vraag hoe lang het is geleden. Laat ik moorden als voorbeeld nemen. Die komen niet zo gek vaak voor op Walcheren, maar de zaken die ons bekend zijn deden allemaal veel stof opwaaien. Welke dingen publiceren we dan niet?

Welnu, in het geval van twee Middelburgse moordzaken, uit 2005 en 1999, maken we wel melding van de voorvallen, maar laten we uit respect voor de betrokken de namen en foto’s van de betrokkenen weg. Mensen die er meer over willen weten kunnen het ook zelf opzoeken in de Krantenbank Zeeland. Over een zaak uit 1980 vertellen we al wat meer. Aan de Nieuwe Vlissingseweg was toen bijvoorbeeld café The Pub gevestigd, een gelegenheid die behalve een kroeg- ook een bordeelfunctie had. Dat bordeel werd aan de man gebracht onder de hilarische aanduiding Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tête à Tête. Zeg nu zelf: dat is toch te mooi om niet over te schrijven? Dat bij die zaak ooit ook een geruchtmakende moord werd gepleegd en een brand werd gesticht laten we niet onvermeld. Het is meer dan 30 jaar geleden en hoort nu eenmaal bij de context van deze horecagelegenheid. We noemen dan alleen niemand bij naam.

Anders wordt het als zaken ouder zijn dan 70 jaar. Dan publiceren we alle informatie die we kunnen vinden. Op Vlissingen Dronk bijvoorbeeld, verwijzen we bij café Keersluis met plezier naar het boek 'De Keersluismoord' van Gerard van der Hoeven. Het verhaal over de moord op kastelein Johannes Lauwereins en diens vrouw, in 1937, is gruwelijk, maar verdient zonder meer een plekje op de website. De zaak was geruchtmakend en had ook invloed op andere horecagelegenheden. Daar kún je niet aan voorbij gaan. Dat geldt ook voor het geval Kees Merk, eigenaar van café Monopole op de Pottenmarkt in Middelburg, die in 1934 zijn huishoudster vermoordde. Recenter voegden we het verhaal van Pieter de Waal toe, die in 1754 verbleef in logement In ‘t Hanegekraay aan de Beestenmarkt in Middelburg. Hij stak de uitbater dood nadat hij dronken was geworden op de kermis. Hij kwam tot zijn daad omdat hij pas na tienen was thuisgekomen. Daar was de logementhouder het niet mee eens. Hoe lelijk zo’n relaas ook is: wij plaatsen het onder het kopje ‘mooie verhalen’. Er gelden andere regels als zaken verjaard zijn. Dan verdragen ze het daglicht wél.

Het watermerk van de Helm (Rob 11-07-2014)

Urinoir onder de Lange Jan, foto Rob van Hese 2013.jpg

Het hoogseizoen is aangebroken en dorst, die oude moeder, is voor sommigen een niet te beteugelen eerste behoefte. De eerste behoefte lijdt pondspondsgewijs tot een tweede die de uitdrukking ‘als de nood het hoogst is, is de redding nabij’ in twee varianten gestalte geeft. Wanneer er toiletten in de gelegenheid aanwezig zijn wordt de hoge nood natuurlijk via de bekende weg gelenigd, maar wanneer men toevallig net op weg in Middelburg is dient de behoefte te worden opgehouden tot een nieuwe gelegenheid zich voordoet. Wanneer die gelegenheden dun gezaaid zijn, doet zich soms een fenomeen voor waar iedere rechtgeaarde burgerman of –vrouw van gruwt: men, in grote mate het mannelijk geslacht wel te verstaan, plast wild.

In de vroege morgenuren siert dan het watermerk van nooddruftige natnekken nogal wat muren van de stad. Het zou natuurlijk kunnen dat de al wat oudere jongeren sommige muren oudergewoonte aanzagen voor urinoirs – in de jaren van weleer kende Middelburg nogal wat van die urinoirs. Op strategische plaatsen in de stad stonden strak opgemetselde muurtjes waartussen toevallige passanten de blaas wat lucht konden geven. Zo toevallig waren die passanten soms niet, want er stond bijvoorbeeld zo’n urinoir bij de Vlissingsebrug die de bezoekers van de warme driehoek Teerpakhuizenstraat-Vlissings Wagenplein-Winterstraat op hun wenken bediende.

De bezoekers van het urinoir aan het kastanjelaantje tussen de voormalige Ambachtschool en het voormalige Miniatuur Walcheren werden dan weer op tweeërlei wijze op hun wenken bediend. Dat urinoir diende in de avond- en nachtelijke uren namelijk als een zogenaamde baan voor heren die de Griekse beginselen waren toegedaan. Het drukst bezochte urinoir ooit was ongetwijfeld dat bij het voetbalveld op het voormalige sportcomplex Nadorst – nomen est omen – want daar werd, zeker in de gloriejaren van voetbalverenigingen Middelburg en Zeelandia, de koele blonde hartstochtelijk bemind. Men zou zelfs kunnen zeggen dat een bier drinkende voetbalsupporter een pleonasme is – een makkelijk inkoppertje.

Na het verdwijnen van de muurtjesurinoirs uit het straatbeeld schoten de kunststof muntgemakken als paddenstoelen uit de grond. Ze voorzien voornamelijk in de behoeften van het parkeervolk op bijvoorbeeld het Hof van Tange, maar dat muntgemak ontbeert eigenlijk strategisch nut in de kleine uurtjes. De plaats van het tweepersoonsurinoir van de firma Betonno uit Utrecht dat de Middelburgse dienst gemeentewerken in 1926 aanschafte was wat dat betreft beter gekozen. Dit paleisje in de stijl van Le Corbusier maakte de Helm tot een plek waar het plegen van een plas een esthetisch genot was. Dat monument der kleine behoefte had men nooit moeten slechten, want sindsdien signeert er menig bewuste passant de muren met zijn watermerk. Want natuurlijk zijn er ook wildplassers die de weg weten en zich niet storen aan de seizoenen of het normbesef van de goegemeente. Wanneer je moet dan moet je – dat is zo simpel als goedendag. Soms wordt de plas echter uit respect nog even opgehouden als het urinoir onder de Lange Jan, de laatste stenen oase, wenkt en daar klinkt dan, opgelucht, de verlossende zucht van verlichting.

Zie ook de pagina Urinoirs.

Ik genoot, letterlijk, met volle teugen (Edwin 04-07-2014)

Seventy Seven 1988.jpg

“Je kunt geen geld uitgeven dat je niet hebt”. Mijn moeder heeft me die woorden vaak op het hart gedrukt tijdens mijn jeugd, maar echt overtuigd klonk ze maar zelden. Ze voelde waarschijnlijk al dat ik het advies toch wel in de wind zou slaan, als het er later in mijn leven op aan zou gaan komen. Dat vermoeden bleek achteraf gezien juist. Tot mijn 18e levensjaar hield ze nog enig toezicht op mijn uitgavenpatroon en kon ze, waar nodig, ingrijpen, maar toen ik eenmaal op kamers woonde was het hek van de dam. Ik had maandelijks niet veel meer dan 600 gulden te besteden, waarvan het grootste deel opging aan huur en boodschappen. Dat weerhield me er echter niet van bijna dagelijks naar het café te gaan. Juist in die periode ontwikkelde ik me tot een stamgast van twee Middelburgse zaken. Dat leidde uiteraard al snel tot financiële problemen. Ook eind jaren 80 betaalde je immers al 2 gulden voor een glas bier. Dat ik er desondanks altijd in slaagde om op tijd de vaste lasten te betalen dankte ik aan de ontdekking dat je toen wel degelijk geld kon uitgeven dat je (nog) niet had. Er waren verschillende trucjes waarmee je jezelf voor de gek kon houden.

Zo had je Eurocheques. Op een dag kreeg ik er daar ongevraagd tien van toegezonden door de bank. Wat een feest! Er stond geen cent meer op mijn rekening, maar aan de bar kon je cheques gewoon uitschrijven. Daarbij koos je vanzelfsprekend altijd voor het maximumbedrag van 300 gulden. Ik genoot, letterlijk, met volle teugen. Totdat ik ontdekte dat de eigenaar van de zaak die indirecte inkomsten altijd even opspaarde. Een paar maanden later verzilverde hij alle cheques in één keer, waardoor ik opeens 3000 gulden schuld had bij de bank. Dat was veel geld voor iemand die leefde van studiefinanciering en wat inkomsten uit een baantje als afwashulp. Er zat niets anders op dan meteen een baan nemen na het eindexamen. De prijs van een voorschot bleek geen vakantie te zijn.

De Eurocheque zwoer ik af, maar niet veel later tuinde ik er toch weer in. In Middelburg verschenen de eerste pinautomaten. Was dat even handig! De studiefinanciering werd op een vaste datum gestort. Je kon het bedrag steevast één minuut na middernacht opnemen. De synchronisatie van de automaten van verschillende banken was echter nog niet optimaal. Als je een sprintje trok over de Markt kon je hetzelfde bedrag vier keer opnemen. Opnieuw feest! Een rondje voor de hele zaak! Het was maar goed dat de banken daar al snel een technisch stokje voor staken.

In de daaropvolgende jaren waren de trucjes niet meer nodig. Als stamgast mag je tenslotte meestal wel poffen, als de situatie daar om vraagt. Dat ook die oplossing soms leidt tot problemen en hilarische taferelen herinner ik me nog maar al te goed uit de tijd dat ik zelf barman was. Maar dat verhaal vertel ik een volgende keer.

Juni 2014

Domweg gelukkig in Oranjezon (Rob 28-06-2014)

Uitspanning Oranjezon ca. 1925.JPG

Een aantal weken geleden deed ik fietsenderwijs een rondje Walcheren en besloot gaandeweg de ochtendkoffie te genieten in de Uitspanning Oranjezon. Eenmaal ter plaatse gearriveerd was het alsof de tijd aan de Koningin Emmaweg eerbiedig stil was blijven staan. De boerderij ademt nog steeds de trage ademtocht als toen zij in 1726 gebouwd werd voor de prins van Oranje. De prins verpachtte de boerderij onder de conditie dat de pachtboer en –boerin maaltijden moesten verzorgen wanneer hij en zijn adellijke kornuiten op jacht waren. Die maaltijden werden gebruikt in de gelagkamer waar men nu nog steeds ter dis kan gaan.

De sfeer van nauwelijks vervlogen jaren was voelbaar en het had me niet in het minst verbaasd wanneer Jan Bliek en echtgenote Maria Bakker – pachtboer en –boerin in de jaren ’20 van de 20ste eeuw – even waren aangeschoven. De familie Bliek zat van 1923 tot 1999 in de uitspanning en heeft gedurende die periode niet toegegeven aan de jeuk die men vernieuwingsdrang noemt, maar het authentieke karakter in stand gehouden. Een klein wonder, want voor het zelfde geld, of een beetje meer, was er een onverlaat ingestapt die een ingrijpend project van verschroeide aarde had ontwikkeld. Daarom staat nu, zo’n dikke vijftig jaar na dato, een herinnering uit mijn kinderjaren nog haarscherp op het netvlies. In de nazomers van de jaren ’50 plukten we jaarlijks bramen in het waterwingebied van Oranjezon. Je moest een speciale kaart hebben om het waterwingebied te mogen betreden en het verkrijgen van zo’n entreebewijs was geen sinecure. De kaarten werden gedurende een aantal dagen verdeeld door de toenmalige dienst gemeentebedrijven van de gemeente Middelburg die gehuisvest was aan de Dam. Voor het pand waar nu het Hotel aan de Dam gevestigd is vormde zich dagelijks een rij bramenjagers tot aan het terras van café Damzicht – nu de Zwarte Ruiter op het Witte Paard – en soms nog wel verder.

Met de fel begeerde kaart op zak vertrokken we op een vroege zaterdag- of zondagmorgen in september per Ford Anglia, de bedrijfsauto van mijn vader, naar Oranjezon. Gewapend met plastic emmers, jodium en pleisters – de bramen gaven zich immers niet zonder slag of stoot gewonnen – gingen we op jacht naar de zwarte vruchten des velds. Van het meeslepen van mondvoorraad was geen sprake, want het feestje werd gewoontegetrouw afgesloten met een middagmaal in de uitspanning. Dit heb ik bij mijzelve overdacht, domweg gelukkig in Oranjezon.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht, schreef de dichter J.C. Bloem en dat was ook het credo van de godvrezende Walcherse pachtboeren en –boerinnen die in het begin van de 20ste eeuw hard moesten bikkelen om een bete broods met tevredenheid bij elkaar te schrapen. Wanneer de voren al een rijke oogst brachten kwam die toch vooral de landheren en herenboeren ten goede. Daar dacht ik aan toen ik mijn ochtendkoffie genoot bij John en Natasja, de huidige eigenaren van de uitspanning, tot een peloton Belgische fietsbejaarden zich luidruchtig tot de Duvel bekeerde.

Nog één keer naar 'De Hooi' (Edwin 20-06-2014)

Hooizolder Parking.jpg

Toen de Gemeente Veere vorig jaar november bekendmaakte dat discotheek De Hooizolder in Westkapelle voor onbepaalde tijd werd gesloten regende het reacties van Walchenaren op het web. Dat had meer te maken met nostalgie dan met een actueel gemis; het gros van de reacties verwees naar het verleden. Het leek wel alsof iedereen tussen de 18 en 65 ooit minstens één mooie avond of zomer in de dancing beleefde. Al die reacties bevestigden wat iedereen eigenlijk al lang wist: De Hooizolder was een begrip, ook buiten de provincie. Sinds de opening van de zaak in 1972 brachten duizenden jongeren vanuit heel Nederland en Duitsland er hun vakantieavonden door, wat ook weer een aanzuigende werking had op feestminnende Zeeuwen. Het was misschien juist wel die rol als toeristische trekpleister die 'De Hooi', zoals veel bezoekers de discotheek liefkozend noemden, onvergetelijk maakte.

Ik ben benieuwd of die grote groep Walchenaren er zoveel jaar na dato voor voelt om het jeugdhart nog één keer op te halen. Eerder deze maand maakte de nieuwe eigenaar Support Service Group uit Goes bekend dat het pand aan Grindweg 6 vanaf juli nog een laatste zomer als discotheek zal fungeren; daarna zal het worden verbouwd tot een onbekend soort dagattractie. Hoe andere mensen erover denken weet ik niet, maar toen ik dat nieuws las was mijn eerste reactie "da's een mooie kans om alsnog fatsoenlijk afscheid te nemen". Niet veel later hoorde ik mezelf in het café de belangstelling polsen voor het charteren van een discobus, in de jaren '90 hét vervoermiddel voor 'een avondje Hooi'. Daar hadden de meesten wel oren naar. Het grappige daarbij was dat iedereen die avond dan wel graag zou beleven zoals toen. In mijn geval en veel van mijn leeftijdsgenoten komt dat neer op de periode tussen 1988 en 1994.

Het was overigens niet zo dat onze avonden veel om het lijf hadden. Ik werkte voor een strandpaviljoen bij Dishoek en stapte na het werk meestal daar, bij de camping, op de discobus. M'n makkers ontmoette ik dan bij de Hooizolder. Het 'feesten' kwam meestal neer op veel biertjes bestellen en uren turen naar het vrouwelijk schoon op de dansvloer. We deden alleen actief mee als de band 'Fragment' speelde, die uitblonk in covers van Rod Stewart en The Isley Brothers (Shout!). Daar ging de tent altijd helemaal op los, iedere avond weer. Natuurlijk hoopten we op zulke avonden ook altijd iemand te versieren, maar dat gebeurde maar zelden. Bij het vaste afsluitnummer van Het Goede Doel, 'Alles Geprobeerd', dropen wij meestal af naar snackbar 'De Hooivork'. Wie niet zoenen mag kan maar beter wat eten tenslotte.

Is het gek dat we toch nog eens terug willen naar die tijd? Misschien wel, maar wij vinden van niet. Het was fantastisch immers! Nog één keer willen we luidkeels meezingen, met Henk Westbroek en consorten, juist daar: "Ik heb geen afscheid durven nemen, want afscheid nemen dat doet pijn".

En dan rap om een broodje frikandel.

Henk en Ingrid pikken een terrasje (Rob 13-06-2014)

Centrum en Bar American 1974.PNG

Vele jaren geleden was ik met Jan Snoeij, toenmalig stadsarchitect van Middelburg, op weg naar de reïncarnatie van de molen van Nijpjes aan de Veerseweg. We liepen over het Damplein toen Jan zei dat deze ingreep in het stadsbeeld – het plein zorgde er voor dat de Lange Giststraat, een groot deel van de Korte Delft en bovenal de Graanbeurs van de aardbodem verdwenen – hem nu vervulde met schaamte. Maar ja, de gouden koe dicteerde destijds de dromen en wangebeden van politici en, dientengevolge, volgzame ambtenaren. Wat dat betreft is er weinig veranderd, zeker nu er vijf wethouders zijn en de politieke armoede zich navenant middels die twijfelachtige meerwaarde verveelvoudigt. Dualisme is een gedoemd begrip, veroordeeld tot de vergetelheid en daar moeten wij het, dorstig naar waarachtige participatie, maar mee doen. Want ja, we gooien al vele jaren dubbel zes om uit de put te komen; de put die in een ommezien zal worden dichtgegooid, maar dan toch weer als een adder aan de boezem wordt gekoesterd en alle badeendjes doet blozen.

Het “Werkprogramma 2014-2018” voor het dagelijks bestuur van de gemeente Middelburg rept trots van een andere bestuurscultuur – een leesbare hand voor velen? – en klaroent o.a. het volgende: “We stellen ons ten doel om al vroeg in het traject participatie toe te passen. We denken hierbij aan inspiratiesessies om de raad, inwoners en bestaande adviesraden door een aantal mensen te laten inspireren die (sic!) op hun gebied iets hebben bereikt. We kunnen ondernemers of wetenschappers uit Middelburg vragen naar hun beeld over Middelburg in (bijvoorbeeld) 2025.”

Een romantische idee of verkiezingslyriek? Dat is vaak het zelfde, maar het begrip participatie heeft voor bestuurders toch vaak een wat andere lading dan voor bestuurden en vergroot de zo vermaledijde kloof tussen beide partijen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de omtrekkende bestuurlijke bewegingen rond het Plein 1940 waar de ondernemers het bestuur zo langzamerhand ziende blind en Oost-Indisch doof waant. Het is een jong plein dat vroeger o.a. restaurant de Koperen Ketel en de café’s Centrum en de Krab ter plaatse wist en nu de zaken Bar Americain, Hildernisse en de Tamboer kent. Welnu, een aantal ondernemers van Plein 1940 en de Pottenmarkt dacht, op grond van kniediepe inspiratiesessies, een afspraak te hebben gemaakt met de gemeente over de invulling van het plein met o.a. terrasjes – men had zelfs aangegeven mee te zullen betalen en dacht dat een bestuurlijk woord een woord was. Buiten de waard gerekend, want het “Kwaliteitsteam”, een schimmige entiteit van gemeentewege geboren, besliste anders. En dat is een vreemde procedure, want waarom werd het plan voor Plein 1940 niet voorgelegd aan de Welstandscommissie? De Welstandscommissie behandelt normaliter dergelijke plannen en heeft de expertise daarvoor in huis. Natuurlijk had die commissie het verhaal ook af kunnen schieten, maar dat zullen we nu nooit weten. Een inspiratiesessie van Henk en Ingrid op een terrasje aan het Plein 1940 lijkt vooralsnog een utopie – bestuurlijke kwaliteit gaat soms mank en de schaamte voorbij.

Een werkelijk unieke woning (Edwin 06-06-2014)

Discotheek Meccano april 2014.jpg

Een paar weken geleden verscheen op de website van het Middelburgse bedrijf De Monumentenmakelaar een advertentie voor ‘een werkelijk unieke woning in een verborgen zijstraatje van de Dam’. Het pand werd aanprezen als een 2300 kubieke meter groot woonhuis dat in 1650 is gebouwd, met een rijke historie als pakhuis, atelier, filmzaal, discotheek en galerie. Dat kon alleen maar het pand aan Pauwpoort 3 zijn, waar in de jaren 80 eerst filmhuis Meccano was gevestigd en later de gelijknamige discotheek. De vraagprijs weerhield me er niet van de bijbehorende foto’s te bekijken. Wat zou er na 25 jaar geworden zijn van de plek waar ik mijn eindexamentijd zo vaak was te vinden?

Tot mijn verbazing bleek het woonhuis er nog bijna helemaal uit te zien als de discotheek van toen, maar dan mooier en sfeervoller. In dezelfde hoek nog steeds een bar, en in het midden van de voormalige dansvloer een biljarttafel. Later zag ik op Facebook dat de huidige eigenaar de afgelopen jaren regelmatig huiskamerconcerten had georganiseerd, met optredens van behoorlijk beroemde Nederlandse artiesten. Ik concludeerde dat de horecageest nog altijd rondwaart in de Pauwpoort, zij het in besloten vorm. De foto’s brachten uiteraard veel mooie herinneringen boven. Dansen op die gekke housemuziek, die toen net was overgewaaid vanaf Ibiza. Het eeuwige sjansen. De stevige knokpartijen die je er soms zag. Maar ook: de teloorgang van het uitgaansleven van het toen nog bruisende Damplein.

In 1983 opende Cees Rijn in het pand dat aan de achterzijde van Damplein 27 grensde, met de entree aan Pauwpoort 3, ‘Bar Dancing discotheek Meccano’. Die zaak moest al snel weer sluiten van de gemeente, als gevolg van een bezwaarschrift van omwonenden, die stelden dat een discotheek in strijd was met het bestemmingsplan. Die beroepsprocedure was in het voorjaar van 1982 al in gang gezet. Het pand werd daarom in 1984 in gebruik genomen als filmhuis Meccano. In 1986 verleende de gemeente alsnog een vergunning voor een discotheek, waarna filmhuis Meccano weer moest wijken (in 1987 zouden er nieuwe filmtheaters worden geopende in Electro aan de Markt en in het Schuttershofcomplex).

Vanaf toen was de ingang van de discotheek niet meer aan de Pauwpoort te vinden, maar inpandig, achterin Café Meccano op Damplein 27. De discotheek was drie avonden per week open en werd een groot succes. De omwonenden gaven de strijd tegen de zaak echter niet op. Zo werd er wekelijks gepost met decibelmeters en ging men door tot de Raad van State om in het gelijk gesteld te worden. Uiteindelijk met succes. De sluitingstijden van de horeca op het Damplein werden teruggedraaid van 5.00 naar 2.00 uur, waarmee de concentratie van het nachtleven op het gebied rondom Markt en Vlasmarkt in gang was gezet. Dat proces verliep niet zonder protesten. Vaste bezoekers plaatsten nog een paginagrote rouwadvertentie in de krant met de tekst “Rust in vrede, uitgaansleven Middelburg”. Het mocht niet baten. Wat een kwart eeuw later rest is een woning. Werkelijk uniek, dat dan weer wel.

Mei 2014

Tramlijnbegeerte (Rob 30-05-2014)

Tram Domburg 1928.jpeg

De tramlijnbegeerte die ik voel is niet ontleend aan Tennessee Williams, noch aan het belletje dat in mijn hoofd gaat rinkelen als ik terugdenk aan mijn studententijd in Den Haag. Nee, die begeerte is louter gebaseerd op de stoomtram die ik ken van foto’s uit de beeld- en artikelen uit de krantenbank van de Zeeuwse Bibliotheek. Al grasduinend in beide banken voor Middelburgdronk kwam ik tot de ontdekking dat de stoomtram op 24 december 1881 voor het eerst tussen Middelburg, vanaf de Markt, en Vlissingen spoorde. De horeca speelde gretig in op dit fenomeen en in zowel Middelburg en Vlissingen kwamen er cafés die de naam Tramzicht droegen – in Middelburg aan de LangeViele en in Vlissingen in de Aagje Dekenstraat. In West-Souburg was er ook nog een café, op de Nieuwe Vlissingseweg ter hoogte van het Marnixplein, dat de naam Tramhalte droeg.

Toen we vorig jaar met Veeredronk begonnen struinde ik opnieuw de banken af om onderzoek te doen naar de tramverbinding Middelburg-Domburg. Die tram had zijn maiden voyage op 14 april 1906 en volgde de route Middelburg, vanaf de Loskade, Koudekerke-Biggekerke-Zoutelande-Meliskerke-Boudewijnskerke-Westkapelle-Aagtekerke-Domburg. Ook nu stapte de horeca in met café Tramhalte aan de Middelburgse Blauwedijk en naast het nog steeds bestaande café Tramzicht aan de Stationstraat in Domburg stond er een naamgenoot aan de Poppekerkseweg in Westkapelle. De notabele Westkappelaar Willem Gabriëlse was er stamgast en in zijn terugblik ´T oude Westkappelse leefpatroon doet hij ook een boekje open over het café van Jacob Minderhoud (Jaop van Keesje) en echtgenote Pieternella Lievense (Piete van Jaop of ’t Radijsje). De Belgische loodsen die bijna dagelijks in Westkappel van boord gingen waren kind aan huis in Tramzicht. Ze warmden zich ’s winters aan het vuur en het gehele jaar door aan de oude klare – op die manier werden uit- en inwendige mens versterkt in het wachten op de tram.

In de meeste Walcherse dorpen was een station met wachtkamer waar ook een alcoholische versnapering kon worden genuttigd. De agent van de N.V. Stoomtram Walcheren, die overigens bij het station woonde, beschikte over een alcoholvergunning en mocht dus schenken – in de praktijk was het echter veelal de echtgenote die uit dat vaatje tapte. De stoomtram vervoerde niet alleen personen, maar ook goederen (b.v. materialen voor de Westkappelse dijk), vee en al wat Gods akker gaf . In de sukerpeejentied (oktober-december) werden er zelfs speciale bietentrams ingezet om de rijke oogst te transporteren – in topjaren werd er zo’n 16.000 ton suikerbieten per tram vervoerd. Helaas kon de zoetheid van een tramritje naar het zilte van de zee niet voor altijd blijven duren. In december 1936 werd de tram op het traject Middelburg-Domburg vervangen door een autobus en de laatste tram van Middelburg naar Vlissingen reed in augustus 1944. Ik heb eigenlijk nooit goed begrepen waarom de stoom- en na 1910 elektrische tram uiteindelijk het loodje legde. Natuurlijk, tijd vliegt, maar per tram was het nu perfect onthaasten geweest, de Tramzicht’s niet van de lucht en mijn tramlijnbegeerte eindelijk ten volle bevredigd.

Het kroegterras op Facebook, Facebook op het kroegterras (Edwin 23-05-2014)

BadeendjesSeventy.jpeg

Over de voor- en nadelen van sociale media is al veel gezegd en geschreven. De een vindt dat de kracht ervan overschat wordt, de ander zweert erbij en ziet zelfs geen reden meer om ook nog een website in de lucht te houden. Wat je er echter ook van vindt: je ontkomt niet aan de vaststelling dat sociale netwerken onlosmakelijk zijn verbonden met internet. Alleen even inzoomen op het gebruik van Facebook in Nederland is al veelzeggend genoeg: 8,9 miljoen Nederlanders van 15 jaar en ouder maken er gebruik van. Als je een website beheert en op zoek bent naar interactie met je publiek, dan is het in ieder geval raadzaam ook de mogelijkheden van sociale media te verkennen.

Voor Middelburg Dronk en zustersites is Facebook ook een platform van belang. Op onze pagina’s daar plaatsen we de mooiste foto’s en verhalen van de eigenlijke sites, om de doodeenvoudige reden dat ons bereik er groter is en mensen er makkelijker kunnen reageren op bijdragen. Wij ervaren Facebook als een kruising tussen een promotie- en een communicatiekanaal. Toch nemen we medium ook weer niet al te serieus. Veel mensen ervaren het netwerk als een virtuele kroeg of als ‘een digitale dorpspomp’. Er wordt gelachen, geroddeld en geouwehoerd. Nieuwtjes worden er razendsnel doorverteld, maar er wordt ook gesproken over dat wat er op tv was of is, over de voetbal en het weer. Over alles, kortom, wat mensen bezighoudt. Dat die sfeer zich goed leent voor het luchtige karakter van kroegverhalen moge duidelijk zijn.

Maar soms zijn sociale netwerken meer dan een promotie- of communicatiekanaal. Zo nu en dan zijn ze opeens als een spiegel of een verlengstuk van het analoge leven. Een Middelburgse actie, deze maand, is daar een mooi voorbeeld van. Toen een paar Middelburgers de Facebookpagina ‘Buitenbad Middelburg’ begonnen en iedereen opriepen een badeendje in de bouwput te gooien, als ludiek protest tegen het al jaren uitblijven van initiatieven rondom de beruchte bouwput aan de Zuidsingel, vonden wij het een goed idee om bij die actie aan te haken. Wij waren niet de enigen. Binnen twee weken werd de actie opgepikt door talloze andere pagina’s en gaven 2750 mensen blijk van hun waardering in de vorm van een Facebookduimpje. Foto’s, ideeën en andere bijdragen stroomden via alle kanalen binnen. Diverse media besteedden aandacht aan de actie. Het initiatief was daarmee al geslaagd. Op dat moment was de enige doelstelling tenslotte het genereren van aandacht.

Het leuke van dit ‘burgerinitiatief’ is dat het verder reikt dan de digitale wereld. Ook op straat en in de horeca van de stad gonsde het van de badeendverhalen. Gekochte eendjes werden ook daar verdeeld, en eendenwerpers spraken af op het terras, voordat zij naar de bouwput togen. Eenmaal ter plekke werden er uiteraard talloze selfies geschoten, die meteen naar de pagina Buitenbad Middelburg werden verstuurd. Je zag de digitale en analoge wereld letterlijk met elkaar versmelten. Voor even waren de Facebookpagina’s als kroegen en de kroegen als Facebookpagina’s.

Met de muziek mee (Rob 16-05-2014)

Draaiorgel De Sater, ca. 1958.jpg

Hoewel ik in mijn kinderjaren niet echt bang was uitgevallen, was er een man die me het bijna dun door de broek liet lopen. Die man was Willem Leijendekker die als straatmuzikant onder de naam Koperen Ko door het leven ging. Deze markante Middelburger trad vaak op in café Zeelandia in de Winterstraat, maar maakte op de donderdag ook zijn ronde door de stad. Hij was een soort Nikkelen Nelis – het verhaal gaat dat Wim Sonneveld zijn gelijknamige creatie op Koperen Ko gebaseerd heeft – die in een wit overall al musicerend over straat ging. Hij bespeelde een accordeon die op zijn borst hing en de trommel op zijn rug werd aangedreven door een touw dat aan zijn voet was bevestigd – dit alles werd hoofdschuddend begeleid door een dubbele tiara van belletjes die zijn kruin sierde. Waar mijn angst op stoelde weet ik niet, maar wanneer die boeman in de buurt kwam, koos ik altijd het hazenpad.

Een andere markante figuur was Mina Pluijmers, oftewel Mientje van ’t urgel, die met echtgenoot Theo Flohil leven in de brouwerij bracht met draaiorgel De Sater. Mientje danste de horlepiep al mansend op haar donkerblauwe gympies rond het orgel en velen deden als beloning voor zoveel jolijt een duit in het bakje. Moos Polak, handelaar in oude metalen, deed veel voor de Middelburgers en zo deed hij Mientje eens een broodnodig kunstgebit cadeau. Mientje liep over van dankbaarheid en toen ze voor de Huifkar, waar Polak op het terras zat, kwam te mansen riep ze hem, met haar kunstgebit zwaaiend, toe: “Kiek meneer Polak, ie doet ut nog.” Mientje kreeg ook landelijke bekendheid door een televisieoptreden bij Mies Bouwman of Willem ‘O.’ Duys (daar wil ik van af wezen), waar ze vooral opviel door herhaaldelijk te vragen wanneer ze nou haar geld kreeg.

Het wat serieuzere genre werd vertolkt door het Leger des Heils – ook wel het Leger de Boem genoemd – dat stichtelijke woorden ter zielenheil afwisselde met muzikaal omlijste psalmen en gezangen. Ze stonden meestal op zondagmiddag aan de zijkant van de Eendracht, De Hoge voor intimi, op de Markt. Daar was David Smolders, vergezeld van zijn Sint Bernhard, al fingerpickend op zijn banjo ook vaak te vinden, evenals voor de Huifkar en V & D. David en zijn Sint Bernhard waren onafscheidelijk en naast de hoge aaibaarheidsfactor diende zijn hond nog een ander, praktisch doel. De Sint Bernhard was voorzien van een brede leren band die het lijf omspande en aan die band hingen twee collectebussen waarin bijdragen konden worden gedeponeerd. David presenteerde zich na de oorlog, in woord en beeld, als invalide straatmuzikant en kwade tongen beweerden dat David’s zere been niet van hout was maar gewoon van been zoals bij iedereen – zijn vingers vonden in ieder geval moeiteloos de snaren van de banjo. Als ik naar het nummer Polderevangelie van Broeder Dieleman luister, strijken mijn gedachten soms even langs David Smolders en droom ik mezelf weer met de muziek mee.

De verdwenen grandeur van Walcherse hotels (Edwin 09-05-2014)

Grand Hotel des Bains groep strand 1899.jpg

Als je in de Krantenbank Zeeland zoekt op de woordencombinatie ‘grandeur’ + ‘hotels’ stuit je op oude artikelen uit de PZC, waarin exploitanten van deze tijd enigszins weemoedig terugblikken op de pracht en praal van de belle époque, het gouden tijdperk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, tussen 1870 en 1914. Maar pas als je foto’s van de hotels en logementen aan het begin van de twintigste eeuw vergelijkt met beelden van nu besef je hoe weinig majesteitelijk, deftig en imponerend veel hotels tegenwoordig nog zijn.

Niets illustreert die verdwenen grootsheid zo mooi als het artikel dat collega Joke Vantricht deze maand uitlichtte op Vlissingen Dronk, over Grand Hotel des Bains, dat tussen 1886 en 1924 was gevestigd aan Boulevard Evertsen in Vlissingen. Dat hotel straalt op de oude foto’s het soort grandeur uit dat ook bijna 130 jaar later niet zou misstaan aan de Boulevard.

De omgeving van het hotel was toen uiteraard wel anders dan nu. In een artikel in de Vlissingse Courant van 18 juni 1936 schrijft men: “Dat de gemeente er trots op was dat dit hotel te Vlissingen werd gebouwd moge blijken uit het feit dat op 26 juni 1886 last was gegeven dat van de toren en alle openbare gebouwen gevlagd moest worden. Het hotel stond er nu betrekkelijk nog geheel in de duinen. Er moest nu echter meer gebeuren, want alleen met dit hotel zou Vlissingen nog geen badplaats worden die voldoende bekendheid zou kunnen verwerven. Er moest en promenade of boulevard komen met zomerhuizen enz.”

Dat het hotel bovenop de duinen werd gebouwd roept de vergelijking op met het Badpaviljoen en het Strandhotel die in dezelfde periode Domburg allure gaven. De beschreven trots is veelzeggend. Kustgemeenten wilden zich graag ontwikkelen tot aantrekkelijke badplaatsen en slaagden daar ook in. Toen de zaak in 1923 failliet ging en werd opgekocht door Stoomvaart Maatschappij Zeeland werd de naam veranderd in Britannia. Dat de belle époque voorbij was stond een streven naar nog meer grandeur blijkbaar niet in de weg. Nogmaals uit de Vlissingse Courant: “Vanaf die tijd mogen we rustig spreken van een goede exploitatie in het belang van het vreemdelingenverkeer alhier. Deze maatschappij heeft moeite noch geld ontzien om het verblijf voor de gasten in het hotel zo aangenaam mogelijk te maken. Allereerst werd een begin gemaakt met het bouwen van een uitbouw in het middengedeelte van het gebouw, waar de gasten een aardig zitje werd geboden om zowel op zee als op de Boulevard te zien. Spoedig bleek dat er op verschillende tijdstippen ruimte tekort was om de vele gasten te herbergen, zodat besloten werd de dakverdieping in te richten met logeerkamers. Dit alles was nog blijkbaar niet goed genoeg, want kort nadien werd overgegaan tot het uitbreiden van de eetzaal, terwijl ook de concertzaal en het toneel de nodige verbouwingen ondergingen, terwijl voorts besloten werd tot verbouwing van een zaal tot bar. Dat de aanwezigheid van deze bar door de gasten op prijs wordt gesteld is menigmaal gebleken.”

http://vlissingendronk.nl/wiki/Grand_Hotel_des_Bains

Drinkebroers en uitjagers in het Kasteeel van Batavia (Rob 02-05-2014)

Kasteel van Batavia, ca. 1918.JPG

Het zal sommigen wellicht vreemd in de oren klinken, maar als geboren Middelburger voel ik me toch ook een beetje Westkapelaar. Ik weet bijna zeker dat er meer van Walcheren zijn die hun hart ook voor Wasschappel in de boezem voelen kloppen. Op de HBS was ik van meet af aan geboeid door de verhalen van klasgenoot Maarten van Alphen over de Noormannen en de trots waarmee die verhalen van zijn dorp werden verteld. Later deden we – Middelburgs langharig tuig op merote – ’s zomers op Puch of Tomos weleens een rondje Walcheren en dronken we wat in het Kasteel van Batavia of de Schuur. Hoewel er drankjes en vriendelijkheden werden uitgewisseld, bleef je toch altijd een butendieker die met gezonde argwaan tegemoet werd getreden. We zorgden er altijd voor dat we Kasteel of Schuur voor het uitjagen oftewel sluitingstijd verlieten – een gewaarschuwd langharige telt voor twee.

Het zou me niet verbazen dat de term ‘drinkebroers’ zijn oorsprong vindt in Westkapelle. De combinatie van ‘drinken’ en ‘broers’ zat bij de familie Minderhoud al van oudsher in het bloed – Westkappels DNA dat menig andere Westkappelaar wellicht niet vreemd zal voorkomen. De Minderhouds zaten al vanaf de zeventiende eeuw in het Kasteel, in alle opzichten door de eeuwen heen een belangrijk ankerpunt in het dorp. Je kunt bijna geen herberg of café in Westkappel opnoemen of er heeft wel een Minderhoud of Gabriëlse achter de toog gestaan. Hoewel de Minderhouds tamelijk honkvast waren, migreerden sommigen in de negentiende- en twintigste eeuw binnen Walcheren om de dorstige te laven.

Het was vooral Middelburg waar de Minderhouds domicilie kozen; zeker de kinderen van Johannis Minderhoud van de Noordster in de Westkappelse Noordstraat. WIllem zat in ’t Sincken Tooghje in de Beddewijkstraat, terwijl broer Noach een tapperij in de Schuitvlotstraat had en vervolgens een café in de Gravenstraat. Zus Johanna dreef met echtgenoot Pieter Joosse het Bredasche Veerhuis aan de Turfkaai en neef Kobus Minderhoud had een café in de Segeerstraat. Misschien zijn het dus niet alleen de verhalen van Maarten van Alphen die mijn band met Wasschappel verklaart, maar is het ook te wijten aan de neerslag van het Westkappels DNA dat door de ondernemende Minderhouds Middelburgs aandeed.

De belangrijkste bindende factor in het dorp is zonder twijfel het Polderhuis Westkapelle waar geschiedenis op voorbeeldige wijze in woord en beeld wordt getoond. Het is proportioneel gezien het museum met de meeste vaste klanten ter wereld, want als je van Wasschappel komt is het Polderhuis ook jouw huis. Naar aanleiding van het tienjarig bestaan organiseert het Polderhuis in mei acht zogenaamde Walking Dinners waarbij een gids wandelenderwijs de geschiedenis van de middenstand vertelt. Bij elke deelnemende gelegenheid wordt aangelegd voor een hapje en een drankje. Mijn wandelschoenen staan altijd gepoetst voor de pak dus niets weerhoudt me van deelname, misschien kom ik Maarten nog wel tegen. Ik zal er, gezien mijn nostalgische kapsel, ook nu voor zorgen dat de pleiterik voor het uitjagen is gemaakt.

April 2014

Over Lucky Letters en een Middelburgse kroegromance (Edwin 25-04-2014)

Lucky Letters.PNG

Eind jaren 90 was bij RTL 4 dagelijks de quiz Lucky Letters te zien, met Victor Reinier als presentator. Het ligt niet voor de hand om dat weetje in verband te brengen met het kroegleven op Walcheren, maar het kán, dus doe ik het graag.

Ik werkte in die periode zelf als barman in een Middelburgs café en mocht, rond etenstijd, graag naar het programma kijken. De vragen die Reinier stelde waren van het niveau van het spel Triviant: niet al te lastig, maar zo algemeen dat je er toch vaak een aantal fout had. Ik vond het leuk om mee te doen, met een bord eten op schoot. Toen RTL op zeker moment een oproep deed voor nieuwe kandidaten besloot ik de gok te wagen. Tot mijn verbazing werd ik nog geselecteerd ook. Een paar weken later werd ik verwacht in de studio te Hilversum. Ik mocht tien mensen meenemen als publiek, die in het stamcafé zo gevonden waren. We zouden er een gezellig dagje van gaan maken.

Aan mijn bevallige collega Chantalle hoefde ik niet eens te vragen of ze mee wilde. Zij had het veel te druk met verliefd zijn op een jongen die bij de marine zat maar er niet bepaald zo uitzag. Hij leek enorm op de pianist Jan Vayne, met zijn lange haar en lange vingers. Als hij en zijn kornuiten aan de bar zaten was er geen land meer met Chantalle te bezeilen, ze was alleen maar bezig met hem. Omdat die knaap ons iedere avond vroeg het nummer Kiss from a Rose van Seal te draaien raakte Chantalle in de ban van dat liedje. Na sluitingstijd draaiden we het nog een paar keer om samen de tekst te ontleden. Ik kon die Seal na verloop van tijd wel drómen.

Onderweg naar Hilversum hoorden we op de radio de hit van Seal. Ik zong het uiteraard uit volle borst mee en vertelde met een grijns over ‘die pianist’ van mijn collega. Ik merkte op dat een beetje muziekkennis nooit kwaad kan. Misschien zou Reinier me er wel een vraag over stellen! Dat hij dat een paar uur later inderdaad deed kon ik bijna niet geloven. Nog stijf van de zenuwen stond ik daar tussen de camera’s en studiolampen toen ik de presentator al na vijf minuten hoorde zeggen: “en nu een vraag voor Edwin”. Er werd een videoclip vertoond van de film Batman Forever, met het bewuste nummer van Seal als soundtrack. Dat kon toch niet waar zijn? Ik zong het nummer uiteraard mee, maar toen Reinier me vervolgens vroeg wie de uitvoerende artiest was stamelde ik slechts: “Terence Trent D’arby”. Waar kwam dat in vredesnaam vandaan? Die twee zangers lijken niet eens op elkaar! Ik schaamde me dood.

Uiteindelijk won ik de aflevering nog ook, maar Seal zou me nog lang achtervolgen. Als iemand het nummer aanvroeg in het café werd steevast Dance little sister vanTerence Trent D'Arby opgezet. Horecahumor, dat zou me wel leren!

Kontjes Oranjeboom op kruipafstand van de kroeg (Rob 18-04-2014)

Jacks Juliana Eendracht en St.Joris.png

De genen die men bij de geboorte meekrijgt worden natuurlijk in hoge mate bepaald door degenen die voor de geboorte verantwoordelijk zijn. Maar bij sommigen speelt de plaats van geboorte een ook niet onbelangrijke rol. Ik werd, evenals mijn vader trouwens, geboren boven een kroeg – mijn vader boven een etablissement in Goes en ik boven café Juliana op de Markt in Middelburg. Over die factor moet men niet licht denken, want de dorst in mij werd als het ware met de paplepel gevoed en naarmate de jaren vorderden werd de kater mondjesmaat op het spek gebonden. Afijn, het gaf me als kind spelenderwijs een vertrouwd gevoel om op kruipafstand van de kroeg te wonen; waarom dat zo was begreep ik pas veel later.

Het is eind jaren ‘50 als ik mijn eerste slokjes bier in de kelder van hotel Suisse drink. Niet iets om trots op te zijn, want samen met Loe Lagaaij – zijn vader Lo was eigenaar van Suisse – zochten we tussen het lege goed naar flesjes Oranjeboom die nog een kontje bier bevatten. De Markt had weinig geheimen voor ons, maar in de lente was er toch een geheim: wanneer zou buurman “Lange” Arie Neuféglise van het frites- en ijskraam zijn eerste ijs draaien? Vrijwel dagelijks liepen we langs zijn kraam, want op de dag van het eerste ijs trakteerde Arie de kinderen die op de Markt woonden op een ijsje. Vlak bij Arie’s kraam stond het kotje van parkeerwachter Burgs die op vrijwillige basis werd bijgestaan door Ko van Leeuwen alias de Keizer van Duitsland. Ko droeg een kapiteinspet waarvan de bovenkant wat opbolde zodat die met een beetje fantasie iets weg had van het hoofddeksel van de Duitse keizer. Als er veel auto’s op de Markt stonden en Kees Suurland niet toevallig wit gehandschoend voor de muziek uit liep, gingen we naar parfumerie Modern in de Gravenstraat waar we bij Pietje Parfum condooms kochten. Niet dat we er al zo vroeg bij waren – als je een condoom over de uitlaat van een auto schoof sorteerde dat bij het starten een knaleffect.

Wanneer mijn moeder niet thuis was – wat overigens weinig voorkwam – stak ik de Markt over om ome Jaap de Looff in de Delta op te zoeken. Hij gaf me een glas cola en met een beetje mazzel ook nog een bord frites met knakworst – een kindermaag is gauw gevuld. In 1964 was het over en uit met de pret, omdat Hector Meeusen, eigenaar van belendend café De Eendracht, Juliana kocht en er boven ging wonen. Ik werd verbannen, althans zo voelde het, naar ’t Zand en dat heb ik hem eigenlijk nooit vergeven. Natuurlijk zocht ik Loe nog weleens op om nog wat kontjes Oranjeboom te scoren, maar uit het zicht was toch ook uit het hart. Ik woon alweer jaren op kruipafstand van de kroeg en weet nu het vertrouwde gevoel van toen op de juiste waarde te schatten – zo zal het altijd zijn.

Midgard: hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor (Edwin 11-04-2014)

Kuiperspoort.jpeg

Van mij zul je geen kwaad woord horen over het jongerenwerk anno 2014: ik weet er simpelweg te weinig van en de geluiden die mij wél bereiken zijn overwegend positief. Er gebeurt nog steeds van alles, misschien zelfs wel meer dan ooit tevoren. Dat neemt niet weg dat ik altijd een weemoedig gevoel krijg als ik lees over de jongerencentra in Zeeland tussen, pak ‘m beet, 1965 en 1995. Die centra waren heus niet beter dan de honken en podia waar de jeugd tegenwoordig terecht kan, maar de verhalen en foto’s uit die periode stralen wel een compleet andere sfeer uit dan nu. Het waren de bolwerken van de tegenbeweging. Je trof er de hippies en de provo’s , de anarchisten, punkers en skinheads. Als je beelden van toen vergelijkt met die van nu valt je op hoe gepolijst en georganiseerd alles nu lijkt te zijn. Soms heeft het zelfs iets klinisch. Dat zegt waarschijnlijk meer over toen dan over nu. De centra van weleer ademde in vrijwel alles onrust en verzet. Er mocht overal gerookt worden. Er was nog wat meer verzuiling binnen de jongerencultuur. Nu zijn jongeren breder georiënteerd en hebben ze andere contactmogelijkheden. Ik noem maar eens iets. Ik wil maar zeggen: zo eenvoudig is het nog niet, om de periodes met elkaar te vergelijken.

Midgard was tussen 1976 en 1997 gevestigd in een van de mooiste straatjes van de stad, de Kuiperspoort. Juist die locatie maakte het centrum (vernoemd naar Midgaard, de middenwereld bevolkt door de mens, uit de Noordse mythologie) tot wat het was: een prachtig maar weggemoffeld jongerenhol,omringd door de achtertuinen van welgestelde (Middel)burgers. Achteraf vind ik het knap dat Midgard het zo lang heeft volgehouden op die locatie. Als je ziet wat er in twintig jaar allemaal gebeurde in en rondom het pand op nummer 12 kun je nauwelijks geloven dat de omwonenden de strijd tegen de aanwezigheid van het centrum niet eerder wonnen. Er speelden talloze ruige bandjes, die een al even ruig publiek trokken. Rondom optredens van bands als Tröckener Kecks ging het allemaal nog wel maar er waren ook avonden dat het uit de hand liep, zoals die keer dat de Groningse pretpunkband Boegies Midgard aandeed. Dat mondde uit in een knokpartij waar nu nog over gesproken wordt. En dan waren er ook nog de bezettingen en demonstraties. Aksie, weet je wel? Ik was er niet bij, maar ik stel me voor dat die initiatieven niet onopgemerkt aan de buurt voorbij gingen. De straatjes zijn smal, in dat gedeelte van de stad.

Een agent vertelde me onlangs dat er wel degelijk protesten waren van wijkbewoners. Eén buurman belde trouw iedere avond zijn klacht door naar de politie, met als doel het opbouwen van een dossier. In 1997 was het pleit beslecht. Toen moest Midgard verhuizen naar de Herengracht, waar het centrum ook niet welkom was. In Bachtensteene hield het centrum het daarna nog tien jaar vol, maar toen was het einde verhaal: de middenwereld hield op te bestaan.

De zware kater van de schone slaapster (Rob 04-04-2014)

Kleverskerke, tekening Jan Bulthuis ca. 1785.JPG

Carl von Clausewitz was een man met een vooruitziende blik. In het zijn klassieker Over de oorlog poneerde hij de stelling “Oorlog is enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen.” Nu is er na de recente gemeenteraadsverkiezingen in Middelburg niet direct sprake van een oorlogssituatie, maar de tactiek van de verschroeide aarde is al ingezet. De handen blijven vooralsnog boven de dekens; het vertrouwen komt nu eenmaal te voet en zoekt zich te paard een goed heenkomen.

Johannes Bredow zat vol vertrouwen toen hij in 1766 voor 50 pond Vlaams een pand kocht aan de Dorpsstraat in Kleverskerke. Hij begon er een smederij die toevallige passanten tevens de mogelijkheid bood tot een natje en een droogje – de herberg met het hoefijzer als het ware. In die dagen was Kleverskerke eigendom van de Middelburgse familie Van den Brande en na een korte periode van zelfstandigheid in de 19de eeuw werd het in 1857 heringedeeld bij de gemeente Arnemuiden. Door een nieuwe gemeentelijke herindeling, ingaande 1 januari 1997, kwam Kleverskerke opnieuw in Middelburgse handen. Middelburg barstte van ambitie bijna uit haar voegen en was naarstig op zoek naar een even ambitieuze burgemeester.

Toen die dat jaar op 1 juni zijn intrede deed kon de toekomst niet meer stuk en leken de bomen tot in de hemel en verder te groeien. Deze nieuwe burgervader – in de volksmond later de Spar van de hoek genoemd – kwam als ridder te paard en zou de schone slaapster die Middelburg in zijn ogen was ogenblikkelijk wakker kussen. De klapzoenen waren niet van de lucht en vrijwel meteen werd Riek Bakker aangezocht om in de voetsporen van Hans Lipperhey en Zacharias Jansen te treden. De koningin van de Kop van Zuid richtte haar verrekijker op Middelburg e.o. en in oktober 1998 zag de “Kwaliteitsatlas Middelburg 2030” het licht. Sleutelwoorden als “masterplan” en “de 10 strategische projecten” zoemden sindsdien als mantra’s door het bestuurlijk- en ambtelijk apparaat, kortom de tale Rieks ging erin als Gods woord in een ouderling. Naast de binnenstad werden ook de omstreken onder de loep genomen en de aanbevelingen daarvoor waren ronduit revolutionair. De tram moest terugkomen in de vorm van een zogenaamd GULT-systeem (Guided Ultra Light Transit) – een soort monorail die als een ring om de Walcherse kust zou worden gelegd.

Verder werd er voorgesteld het Veerse Meer uit te breiden in de richting van Arnemuiden en Middelburg – een springerig eufemisme voor een ontpoldering waarvan Kleverskerke het haasje zou worden. Je hoeft niet echt van Lillo te komen om te begrijpen dat die meerwaarde niet aan de Kleverskerkers besteed was. De polsstok van de ambitie bleek echter te kort en de schone slaapster kreeg een zware kater te verduren; de rest is geschiedenis. De laatste herbergier van Kleverskerke, Jacobus Zwemer, sloot in 1937 zijn deuren en of er ooit nog een herberg komt is het spreekwoordelijke geheim van Johannes Bredow, de smid – wellicht is er eerder een nieuw Middelburgs college.

Maart 2014

De Speeldoos van de Roode Leeuw (Edwin 28-03-2014)

RoodeLeeuwNieuwland 0055.jpg

Als redacteur van een historische website ben je uiteraard blij met alle wetenswaardigheden die je in de loop van de tijd verzamelt, maar er gaat toch niets boven de verhalen die worden verteld door mensen die er zelf bij waren, of die een geschiedenis door en door kennen. Zulke verhalen hebben meer kracht en zijn geloofwaardiger, niet in de laatste plaats omdat ze vaak worden aangevuld met documentatie die mensen zelf hebben verzameld. Dit ondervond ik ook een paar weken geleden, toen ik op bezoek was bij meneer Bliek uit Nieuw- en Sint Joosland. Zijn dochter had mij op Twitter toevertrouwd dat hij een aardige collectie historisch materiaal over het dorp had aangelegd. Ze zei dat ik hem maar eens moest bellen. Ik zou er vast geen spijt van krijgen, voegde ze er nog aan toe. Spijt was inderdaad wel het laatste waar ik aan dacht, toen ik eenmaal bij haar vader aan tafel zat. Ik zag al snel dat deze man zich al vele jaren had verdiept in zowel de dorps- als zijn familiegeschiedenis en daarbij ook nog de moeite had genomen alles keurig te bewaren in ordners en mappen. Tegenover mij zat een gelijkgestemde, zoveel was wel duidelijk.

Het eerste fotoalbum dat hij opensloeg was goed voor ruim een uur gespreksstof. Dat album was namelijk gevuld met afbeeldingen over de geschiedenis van café-restaurant De Roode Leeuw, dat ik zelf vooral kende als de pleisterplaats voor vrachtwagenchauffeurs die het tot een paar jaar geleden was. Nu weet ik dat het zoveel meer was dan dat. De geschiedenis van de zaak gaat terug tot het eerste veer van Nieuwland naar Middelburg, rond 1644. Al in 1788 kreeg het pand een herbergfunctie en in 1822 kwam de zaak in handen van de familie de Vos. Tot op de dag van vandaag zijn zij nog steeds de eigenaars, al verpachten zij het café al sinds de jaren 60. Meneer Bliek vertelde er in geuren en kleuren over. Over de vele vergaderingen van de zogenaamde Polders en over de feesten van de ringrijders. Over de eigen sigarenverpakkingen van de Vos, met daarop een rebus, en over de vele vergunningen die horecaondernemers ook in vroeger tijden al aan moesten vragen. Ik was maar wat blij dat hij een stapel kopieën van zijn documentatie voor me had klaargelegd, want het leek me onmogelijk alles te onthouden.

Het mooiste vond ik dat Bliek mij ook attributen uit de oude herberg liet zien. Een kleine spoelbak die ik nooit als zodanig zou hebben herkend en een oude koffiekan. Het pronkstuk was een antieke speeldoos, die rond 1900 fungeerde als voorloper van de jukebox. Je kon er voor een cent muziek mee afspelen, afkomstig van een collectie van 12 stalen platen. Zoiets had ik nog nooit gezien en gehoord (het apparaat bleek nog altijd te werken). “Luister maar even, mijn vrouw is toch niet thuis”. Ik moest lachen om die opmerking. Die hoorde je 114 jaar geleden vast ook wel eens, aan de toog van het voormalige veerhuis.

Een Heksenketel in de Koophandel (Rob 21-03-2014)

Heksenketel.jpeg

Toen Pieter en Monique Duvekot-Klootwijk in 2003 samen met Huibert en Janet Wattel-Duvekot pannenkoekenhuis de Heksenketel aan de Elzenoordlaan begonnen wisten ze wellicht van het stof der eeuwen dat de zaak met zich meedraagt. Die geschiedenis begint eigenlijk in 1773 - in juli dat jaar meldt de Middelburgsche Courant dat de buitenplaats Elzenoort in de herberg de Oranjeboom in Vrouwen Polder geveild wordt. Dat jaar komt ook een einde aan de 16de eeuwse psalmberijming van Petrus Datheen; in november besluiten de Staten van Zeeland dat alle gereformeerde kerken de nieuwe psalmberijming moeten gebruiken. Dat gaat niet zonder slag of stoot, want Walcherse bevindelijke boeren als Lourens Ingelse, Cornelis de Korte en Willem Wisse laten dit niet over hun kant gaan – ze gaan soms voor het zingen de kerk uit en protesteren in herbergen als de Oranjeboom tegen deze rekkelijke oekaze. De kwestie escaleert tot in 1778 het zogenaamde Psalmoproer uitbreekt in Vlissingen en Westkapelle. Enfin, uiteindelijk werd het woord niet zo heet geconsumeerd als het werd opgediend en de psalmberijming van Datheen is op Walcheren nog steeds in gebruik.

In 1909, verkoopt de 87-jarige Anthonie van Sorge – kroegbaas was in die tijd blijkbaar een gezond beroep - de Oranjeboom aan Willem Duvekot die zijn zaak de Koophandel doopt. Een journalist van het Zeeuwsch Dagblad brengt in december 1957 een bezoek aan de Koophandel en doet verslag van een partijtje biljarten op de brug, dat vooral gespeeld werd tijdens een versmakking,waartoe Willem, dan de oudste kroegbaas van Zeeland, hem uitnodigt: “Hij haalde zijn bord-met-cijferputjes te voorschijn en samen hebben we een poosje het spel met de biljartbal gespeeld. Hij won het natuurlijk glansrijk, hoewel lang niet alle ballen in de putjes rolden. Verscheidene keren rolden ze de weg terug zonder bij een winstgevend putje te hebben aangelegd.”

De “oude Willem”, altijd op z’n boers achter de toog, blijft tot 1962 op zijn post; in dat jaar overlijdt hij op 93-jarige leeftijd. Kleinzoon Willem koopt de zaak en wanneer hij het pand in 1977 aan de gemeente verkoopt, verhuist hij zijn café van de Dorpsdijk naar de Elzenoordlaan. Op enig moment verdwijnt de Koophandel van het tableau en reïncarneert als De Polder. Eind jaren ’90 zit er een kapsalon in het pand tot de Duvelkot’s, zoals eerder vermeld, het heft weer in handen nemen. De Duvekot´s zitten dan sinds 1990 ook in Duinoord in Vrouwenpolder en bouwen aan een klein imperium. Jaco Duvekot, broer van Pieter en Janet, is ook geen vreemde in de Walcherse horeca. Hij had met vader Kees en broer Pieter Strandpaviljoen Breezand en zat een periode in Brasserie Panneke in Middelburg en tot voor kort in de Westkaap in Westkapelle, en nu, als ik tenminste goed ben ingelicht, in de Oase in Domburg. Wat niet des Duvekot’s is kan altijd nog des Duvekot’s worden. In 2010 is er weer een tabula rasa in de Heksenketel en komen Annetien en Edwin Joosse in de zaak – als er maar geen pannenkoekenoproer uitbreekt.

Lastig kiezen (Edwin 14-03-2014)

Castigat.PNG

Dat er aanstaande woensdag gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden kan bijna niemand ontgaan zijn. De media staan er al weken bol van. Politici met landelijke bekendheid bezoeken opeens provincieplaatsjes, lokale politici komen uitgebreid aan het woord in weekkranten en dagbladen, en op televisie wordt de burger doorlopend op het hart gedrukt om maar vooral te gaan stemmen. Het ziet er namelijk niet al te best voor de verkiezingsopkomst. Volgens peilingen dreigt minder dan de helft van de kiezers te gaan stemmen.

Ik ben wél van plan om mijn stem uit te brengen maar ik kan niet beweren dat ik dat zal doen vanuit een bepaalde overtuiging. Ik vind het vooral belangrijk dat er tegenstemmen zijn voor al die mensen die dat wel doen. Nu zijn er wel een paar lokale politici waar ik sympathie voor heb, maar het voert me te ver om dat doorslaggevend te laten zijn. Dat je iemand aardig vindt betekent nu eenmaal niet dat je diens politieke opvattingen ook steunt. En ook als daar wel sprake van is, dan nog kom je vaak bedrogen uit op de langere termijn. Stáát iemand eens voor een thema dat jij zelf ook belangrijk vindt, wordt die persoon later weer gedwongen tot een compromis.

Hoe het allemaal werkt in de praktijk zie je goed als je inzoomt op specifieke dossiers zoals, in Middelburg, op de bouwputaffaire, of op de kwestie rondom coffeeshops in de stad. Die dossiers zijn inmiddels zo dik en de trajecten zo langdurig, dat veel mensen niet eens meer weten hoe een en ander (niet) tot stand kwam. Als je er met mensen over praat valt op dat een groot deel van de ergernis hierover geen betrekking heeft op politieke besluiten, maar juist op het uitblijven ervan. Het maakt mensen na tien jaar niet zo gek veel meer uit wat er gebeurt. Ze willen vooral dát er iets gebeurt. Als je daar minstens tien jaar op moet wachten verlies je het vertrouwen in de politiek.

Vanuit het horecaperspectief legden we voor deze twee thema’s onze eigen dossiers aan, op basis van de berichtgeving in de PZC door de jaren heen. De Krantenbank Zeeland is wat dat betreft een gouden informatiebron. Als je terugleest schrik je. In het geval van de coffeeshops doen politieke standpunten over het gedoogbeleid er niet meer toe. Je leest dat de tegenstanders eerst hebben gekozen voor een harde aanpak, gebaseerd op vermeende overlast, waardoor uiteindelijk alle vier de zaken moesten sluiten. Vervolgens ontstond er een politieke strijd die werd gekenmerkt door het continu uitstellen van besluitvorming. Nu eens een onderzoek, dan weer een inspraakronde, met als gevolg dat echte keuzes steeds ‘over de verkiezingen heen werden getild’. De problemen die daar het gevolg van zijn worden uiteraard ontkend of genegeerd. Als er om opheldering wordt gevraagd verwijst men niet zelden naar politieke voorgangers. Wat opvalt kortom, is dat de politiek maar al te vaak geen keuzes maakt. Misschien is dat wel de reden dat het voor ons, de kiezers, ook zo lastig is.

De grote dorst naar de stamkroeg in Middelburg (Rob 07-03-2014)

Het Wapen van Zeeland Markt Middelburg ca. 1934.JPG

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is een onvolprezen bron waar ik me veelvuldig aan laaf – de roes van ritselende bladzijden maakt klikkende googelaars tot geheelonthouders. Ik was op zoek naar het woord stamkroeg, maar die samenstelling is te jong voor woorden. Het WNT definieert een kroeg als een herberg van gering allooi, iets wat men nu een bruin café noemt. In de literatuur dook de kroeg voor het eerst op in een gedicht van P.C. Hooft uit de 17de eeuw: “Dus quam ick met mijn kammeraets uyt de kroech, die 't moerjaens hooft hiet.” Middelburg beschikte echter in de 15de eeuw al over herbergen van gering allooi die in gebruik waren als stamkroeg. Zo kwam het gilde van timmerlieden en metselaars samen in De Liebaard aan de Lange Delft – ongeveer op de locatie waar nu Bos Men Shop is gevestigd. De gemeente Middelburg steunde in die tijd nog het vakbondswerk, want de stadsrekening van 1477 vermeldt dat er dat jaar 20 pond Vlaams, 17 schellingen en 6 penningen aan gelag werd betaald.

Door de eeuwen heen zijn er altijd loten van een zelfder stam geweest die een bepaalde kroeg als hun kroeg zagen. Dat konden politiek gelijkgestemden zijn zoals bijvoorbeeld de patriotten die bijeen kwamen in Het Middelburgsche Koffy Huis op de Balans en waarvan sommigen medio 1787 zwaar te grazen werden genomen door een bloeddorstige horde oranjehooligans. Of biljarters die vanaf de 18de eeuw in sociëteits- en later verenigingsverband hun sport beoefenden en nog steeds beoefenen. De voetballers, als vanouds bierdrinkers bij uitstek, gaven eind 19de eeuw hun eerste rondjes bij de Meelfabriek aan de Kleverskerkseweg en later in de diverse kroegen, clubhuizen en sportkantines.

In de 20ste eeuw gingen de Walcherse boerenjongens en –meisjes op Annetje-Lijsjesdag in dracht al zingend Aerem an aerem de Gortstraete in om vervolgens de kroeg in te duiken – die van Westkappel bij Kobus Minderhoud in de Segeersstraat en die van Koukerke in het Wapen van Zeeland op de Markt. Boeren kon je op donderdag schilderen in de Vriendschap waar je vandaag de dag nog weleens een enclave bejaarde agrariërs aantreft. De aannemers kwamen in het Nederlands Koffiehuis, waar vaak aanbestedingen plaats hadden, op de Markt, maar autohandelaren daarentegen hadden hun stamkroeg in het Jagertje, het café van Sas de Jager aan de Rouaansekaai; toen Sas zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten sloot de zaak. De Reutel in de Stationsstraat is wat dat betreft een verhaal apart, want hier stonden kaaiwerkers, havenarbeiders en ander werkvolk schouder aan schouder met middenstanders, journalisten, beeldend kunstenaars en notarissen. Natuurlijk kiezen mensen ook vaak hun stamkroeg op basis van thuisgevoel c.q. gezelligheid en daarom zullen de stamgasten van Rock Desert op het Damplein zich behoorlijk ontheemd gevoeld hebben toen Rob en Mirna hun deuren enige maanden geleden sloten; een nieuw gezinsvervangend tehuis vinden is immers geen sinecure. Zelf verkeer ik in de luxe van twee stamkroegen: Bar American en Seventy Seven; het kon slechter.

Februari 2014

Een nieuwe lente in het hart van de stad (Edwin 28-02-2014)

Pottenmarkt Wafelkraam.jpg

Een maand geleden constateerden we dat 2013 een verschrikkelijk jaar was geweest voor een aantal Middelburgse cafés en restaurants, nu horen we vooral geluiden over nieuwe initiatieven, mooie plannen en samenwerkingsverbanden. Die omslag voelt een beetje als de huidige winter; die plaatsmaakt voor de lente zonder ooit koud geweest te zijn maar ons zal je daar niet over horen mopperen. Laat maar komen dat zonnetje!

Het interessantst zijn de ontwikkelingen op de Pottenmarkt, een pleintje met een lange horecageschiedenis. Daar gebeurt opeens van alles. Op Valentijnsdag werd café Die Lange geopend, in het pand waar voorheen De Prinse van Oranje was gevestigd. In diezelfde week kregen de nieuwe eigenaars van het monumentale pand op de hoek met de Langeviele de sleutels overhandigd, waarna zij voortvarend aan de slag gingen met een grootscheepse verbouwing. Weer een week later werd bekend dat café De Herberg was verkocht, aan twee medewerkers van café Seventy-Seven. Normaal gesproken valt dat niet in de categorie groot nieuws maar op de Facebookpagina van Middelburg Dronk brak de aankondiging records: het bericht werd binnen een dag meer dan 10.000 keer bekeken en voorzien van talloze ‘likes’ en reacties. Het zijn blijkbaar ontwikkelingen die opzien baren.

Hoe het geheel er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. Het concept van De Zaak (1) (voorheen ’t Geintje) blijft een verrassing tot de opening medio maart, terwijl de nieuwe eigenaars van de Herberg hebben besloten pas te zullen gaan verbouwen na de zomer. Tot die tijd krijgt de zaak een vrije invulling, waarin veel mogelijk is. Opvallend in de gesprekken met de ondernemers is echter de bereidheid tot samenwerking. Iedereen die aan de Pottenmarkt is gevestigd zie iets in een plein waarop de terrassen als het ware met elkaar versmelten. Bestaande zaken als De Vliegenier, Vriendschap en Expresszo ook. Dat is precies wat een stad nodig heeft. Samenwerking heeft nu eenmaal een positievere uitstraling dan onderlinge strijd.

Ook mooi is het feit dat de plannen van de Gemeente Middelburg naadloos aansluiten op de ontwikkelingen op de Pottenmarkt. In december zag ik in café Hildernisse een presentatie van de plannen voor Plein 1940. Als het meezit wordt dat plein dit jaar nog getransformeerd tot een autovrij geheel met veel groen en genoeg ruimte om te zitten en te keuvelen. Diagonaal over het plein zou een wandelroute moeten komen, die loopt vanaf de winkel van BoMont tot aan de Korte Geere. Op de kop van dat straatje wordt de Geerepassage verbouwd tot Heinde en Vers, een versmarkt met veel ruimte en licht, die de ambachtelijke producten van circa tien Zeeuwse ondernemers onder één dak zal brengen. Ook daar komt nieuwe horeca.

Als je even uitzoomt zie je dan opeens een heel ander stadshart, vol interessante kansen, oprechte initiatieven en leuke dwarsverbanden. Dat stemt niet alleen hoopvol en enthousiast; het maakt ook dat je een pluim wilt geven. Aan de ondernemers én aan de gemeente. Alleen op deze manier krijgt een stad de allure die het verdient en verandert een tijdperk van verschrikkelijk in verschrikkelijk mooi. Daar kun je toch alleen maar blij van worden?

De Barbier van Bekerke (Rob 21-02-2014)

Een echte Bekerkenaar zal je enigszins geamuseerd aankijken als je met hem een afspraak wil maken in café Juliana. “Bij Sies bedoel je?”, is dan met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het antwoord, want de Bekerkenaars spreken nog steeds hun eigen taal. Sinds nonkel Sies en tante Marie Herwegh-Simpelaar op zaterdag 13 september 1958 het café overnamen van Janis Simpelaar, doet Juliana in de daarop volgende jaren geleidelijk troonsafstand ten gunste van Sies. Het café aan de Dorpsstraat beschikt over een rijke geschiedenis en heet van 1901 tot 1950 – in dat jaar verandert Simpelaar de naam – Wilhelmina; de oranjekoorts zat er in Bekerke al vroeg in.

De transformatie van Wilhelmina naar Juliana markeerde tegelijkertijd de transformatie van het oude- naar het nieuw gebouwde pand waar het café nu nog steeds in gevestigd is. In het oude pand (verwoest in W.O. II) zat al een herberg in 1730, het jaar waarin Tobias de Potter zich in het dorp vestigt – hij is naast herbergier tevens chirurgijn, barbier en haarsnijder.

De Potter sluit in 1734 een contract met de kerkenraad van Bekerke waarin hij belooft voor 7 pond Vlaams per jaar alle armlastigen van het dorp “’t zy groot of klein, jong of oud, te cureeren of genezen alle ziektens, krankheden, wonden en breuken aan eenige Ledematen des Lichaams, dat God verhoeden wil, en verder den baardt te scheeren van alle manspersonen, die op den armen zijn vervallen, haar hayr te snyden, alsmede van alle kinderen, die op onze armen zijn vervallen.” Daarbij ontving De Potter extra geld, wanneer hij patiënten visiteerde die meer dan een uur gaans van het dorp woonden – kilometervergoeding of rekeningrijden avant la lettre dus. De barbier van Bekerke kreeg op een gegeven moment een conflict met de kerkenraad, omdat zijn herberg ook op zondag geopend was – de god Bacchus op de dag des heren dienen was in de 18de eeuw voor de bevindelijken ook al een heikel punt.

In de 19de eeuw fungeerde de herberg – zoals dat op meer dorpen in het hart van Walcheren voorkwam – ook als gemeentehuis; verschillende advertenties uit die periode spreken afwisselend van stadsherberg, gemeenteherberg of gemeentehuis. Zoals eerder vermeld krijgt het pand pas in 1901 een naam als Willem Corbijn er zijn café annex winkel Wilhelmina opent. In 1955 strijken Sies en Marie Herwegh uit St. Jansteen op Walcheren neer om een strandtent in Valkenisse over te nemen die Sies in een interview uit de PZC van 25 mei 1975 omschrijft als “een royaal konijnenhok”. In 1958 nemen ze ook café Juliana over – hun dorpsgenoten kijken eerst de kat nog een beetje uit de boom, maar schoorvoeten verandert al snel in de deur plat lopen.

Hoewel nonkel Sies en tante Marie de 21ste eeuw niet hebben mogen meemaken, zijn zowel die eerste strandtent, Paviljoen Valkenisse, als café Juliana nog steeds des Herweghs – hun kinderen Adrie, Leo en Tilly bewaken het erfgoed. Je hebt geen Bob nodig als je naar Sies gaat – de bushalte lonkt naast de deur.

Knokken met scherpe piepers (Edwin 14-02-2014)

Korte Noordstraat 1890-1900.jpg

Je hoort mensen het wel eens verzuchten: ‘Dat het zo vaak raak is tegenwoordig, en dat de wereld met de dag gewelddadiger wordt.’ Soms gaat iemand zelfs zo ver te stellen dat er tegenwoordig veel sneller naar wapens wordt gegrepen dan vroeger, als er wordt gevochten. Als je kijkt naar al die kiekjes van vroeger ben je geneigd het te geloven. Je ziet immers vooral poserende mensen en lieflijke taferelen. Als je echter wat dieper in de krantenarchieven duikt leer je dat de schijn bedriegt. Vroeger ging het er minstens net zo ruig aan toe als nu, misschien nog wel veel ruiger.

Neem nu dat bericht in de Vlissingse Courant van 9 maart 1892. Er wordt melding gemaakt van “Vlissingsche jongelui die er vermaak in schijnen te hebben Zondagsavonds de boel op te scheppen in Middelburg”. Tot zover niets nieuws, maar de krant vervolgt: “Ze maken dan lawaai, zoeken ruzie in de kroegen en worden ten laatste handgemeen, waarop sommigen hunner zich reeds voorbereid hebben, door ijzeren staven bij zich te steken, die zij door middel van een touw aan den pols bevestigd in hun mouwen verborgen houden om ze bij vechtpartijtjes te gebruiken.” De toevoeging dat het ‘de politie gelukte de belhamels beet te krijgen’ geeft het bericht nu een onschuldig karakter, maar reken maar dat er gewonden vielen door die ijzeren staven. Het escaleerde flink, daar in de Gravenstraat.

Nog gekker is het bericht in de Middelburgsche Courant van 16 januari 1919. Na een feestje in het café het Maastrichts Bierhuis op de Dam kreeg een groep dronken soldaten onderling ruzie op straat, waarbij messen werden getrokken. Naar een oproep van de politie om zich te verspreiden werd niet geluisterd. De politie trok daarop de sabel, waarna, zo schrijft de journalist, ‘vele zeer harde klappen vielen’. Daar bleef het niet bij. Een paar soldaten dreigden dat zij ‘scherpe piepers’ zouden gaan halen en voegden daad bij woord. Niet veel later werden er bij de Concertzaal inderdaad zeven schoten gelost. Of daar ook gewonden bij vielen wordt niet vermeld, maar dat het géén lieflijk tafereel was staat vast.

Als derde en laatste voorbeeld een bericht uit de Zierikzeesche Nieuwsbode van 28 april 1869. Daarin wordt geschreven over een groep van wel 600 jongens op de Markt in Middelburg, die met ernstige vechtpartijen ‘de geheele stad in opschudding brachten’ en die avond een krijgsman half dood sloegen met een wandelstok. Deze raddraaiers zongen doorlopend ‘1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, Waar zijn de meisjes van Perdamme gebleven?” De heren waren boos over de sluiting van een ‘rendez-vous’ in Perdamme (het huidige Brigdamme) en de ondervraging van 22 ‘fatsoenlijke burgerdochters’ door de politie. Dat het ging om de sluiting van een illegaal bordeel laat zich makkelijk raden.

Het nieuws van weleer leert je keer op keer dat sommige dingen van alle tijden zijn. Gewapende knokpartijen dus ook. Dat dit soort nieuws ons lang niet altijd bereikt wist de journalist van toen ook al. Hij sluit af met de woorden:

Wat daar verder is geschied, Weten alle menschen niet

De weg naar het tafellaken (Rob 06-02-2014)

Opening Fietsenwinkel de Pree naast Alassio.JPG

Het valt moeilijk te achterhalen door wie en wanneer het woord horecabaron werd gemunt – het was er op enig moment en duikt sindsdien frequent op in de media. De eerste horecabaron in Middelburg was eigenlijk Le Baron Chassé, een logement dat begin negentiende eeuw gevestigd was in de Gortstraat, maar deze edelman voldoet niet aan het criterium en is wellicht stof voor een andere column. Van Dale geeft aan dat een baron, als tweede lid in een samengesteld zelfstandig naamwoord, een economisch machtig man is op het door het eerste lid genoemde terrein. Wanneer die economische macht vertaald wordt in het bezit van een behoorlijk aantal zaken, wat nu vaak het geldende criterium voor een horecabaron is, dan kan Middelburg door de eeuwen heen bogen op nogal wat horecabaronnen. In de negentiende eeuw waren dat Leendert Munter – hij had het Bierhuis Herenstraat en zat verder in Even Buiten, Minderhoud, Het Oude Hof van Zeeland en De Witte Leeuw – en Franciscus Gerardus Oudens die de scepter zwaaide in het Huys van Domburgh, St. Joris, Het Wapen van Rotterdam en Het Zeeuwsche Bierhuis. Aangezien lijstjes, tegenwoordig net zo populair als mooie meisjes, per definitie saai en plat getreden als een oud trappenhuis zijn, lijkt het me beter om er een horecabaron uit te lichten.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw had Adrie de Pree een motor- en rijwielhandel in de Zusterstraat in Middelburg. Aangezien hij een vriend van mijn vader was, heb ik menig verjaardagsfeestje bij oom Adrie en tante Fien gevierd – zoon Ad was een leeftijdsgenoot en vriend van het eerste uur. Adrie dacht wat je nu branche overstijgend zou noemen en zag de mogelijkheden die de horeca bood. In vier maanden tijd verbouwde hij een onbewoonbaar verklaard pand aan de Nieuwedijk in Vlissingen en op 9 december 1960 opende daar de Anja Bar.

Toen bakker Van der Welle, die mijn kinderhand veelvuldig met boluspruum gevuld heeft, zijn zaak in de Zusterstraat in 1964 te koop aanbood, hoefde Adrie niet lang na te denken en schafte het erf van zijn bijnabuurman aan. Nog dat zelfde jaar opende hij de Alassio bar in het pand; de start van zijn Middelburgse baronie was een feit. Aangezien de familie Van Hese in de jaren zestig bijna iedere zomer in Varigotti aan de Ligurische kust kampeerde, werd er op verzoek van Adrie een keur aan parafernalia aangeschaft van Alassio en San Remo – we waren er immers toch. In vijf jaar tijd werd Adrie eigenaar van nog vijf zaken in Middelburg, te weten de San Remo Bar en Old Dutch aan de Pottenmarkt, de Amigo-bar in de Reigerstraat, de Palladium-bar aan het Kerspel en 't Sincken Tooghje (de Zinkenbak voor intimi) in de Beddewijkstraat. Vanzelfsprekend zijn er nog horecabaronnen geweest en zullen er wellicht nog horecabaronnen komen. Hun economische macht c.q. de kwantiteit van het aantal zaken wordt echter in hoge mate bepaald door de vraag of ze het servet ontgroeien op weg naar het tafellaken.

Januari 2014

Dag Disco (Edwin 31-01-2014)

Een onderzoek van Van Spronsen & Partners Horeca-advies wond er geen doekjes om, in september: het gaat slecht met de discotheken in Nederland. Tussen 2004 en 2013 daalde het aantal met 36%, van 355 naar 226 bedrijven. De PZC schreef eind 2011 al eens dat het in Zeeland niet anders was: ook daar halveerde het aantal zaken binnen 15 jaar. Anno 2014 heb je op Walcheren eigenlijk alleen nog de jonge Club Bellamy in Vlissingen. De mist rondom de Hooizolder is nog niet opgetrokken. Hoe anders was in de jaren 80 en 90, met een gevarieerd aanbod van zaken als Cosmo, Stadsdanszaal, Cheesy en Veronica. Ik denk er nog vaak met enige weemoed aan terug. De eerste keer was misschien nog wel het mooist.

Die avond, in maart 1984, mocht ik voor het eerst naar een echte discotheek. Op mijn 13e verjaardag zou ik dan eindelijk een keer disco Cheesy, bij evenementencomplex De Kaasboer in Biggekerke bezoeken met een paar vriendjes. We zouden gebracht en gehaald worden. De avond bracht niet wat ik ervan gehoopt had, het liep zelfs uit op een lichte teleurstelling. Het begon al bij de deur. Daar stond -in mijn herinnering- een gorilla van een kerel. Over onze leeftijd deed hij niet moeilijk, over onze kleding des te meer. Ik had voor die avond een trainingsjasje uitgekozen als trui maar daar kwam ik niet mee weg. De portier vond dat die ook uit moest. Tegenstribbelen was geen optie. Zo stond ik daar opeens, letterlijk in mijn hemd gezet. Mijn meest verlopen hemd ook nog.

Het bestellen van drankjes verliep ook uiterst klungelig. Bessen-jus wilde we graag eens proberen, daar bestelden we er dus dapper vier van. Dat we daarmee meteen ons budget voor die avond hadden verbruikt hadden we pas door na het betalen. Ik geloof niet dat ik later nog vaak uit zo'n warm glas heb gedronken. We hielden onze longdrinks natuurlijk angstvallig vast, die twee uur dat we binnen waren. En maar voorzichtig nippen. Hadden we maar bier gelust. Dan hadden we ons een stuk gemakkelijker gevoeld waarschijnlijk. De climax kwam toen rond 23.00 uur de DJ omriep dat mijn vader bij de deur stond te wachten. Of we ons maar even wilden melden. Heus, dan wil je het liefst door de grond zakken.

Uiteindelijk waren we net zo laat thuis als op een doordeweekse avond, en hadden al die oudere meiden ons niet eens zien staan. Maar die maandag op school vertelden we uiteraard wél de grootste verhalen. We vertelden over het bezoek aan De Kaasboer alsof het een routinekwestie was geweest, alsof we aangeschoten hadden staan flirten met allerlei Walcherse schonen. Onze wraak kwam pas een jaar later, toen we weer eens gingen. We hadden geleerd van onze fouten. We gingen op de fiets, met zelfverdiend geld en met kleding aan onze lijven die we niet bij de deur hoefden uit te trekken. Dat scheelde een slok op een borrel. Ons uitgaansleven was begonnen...

Een verschrikkelijk jaar (Rob 24-01-2014)

Maastrichts Bierhuis 1907.PNG

Natuurlijk werd er te weinig buitenshuis gedronken en gegeten, maar dat het jaar 2013 de Middelburgse horecaboeken in zou gaan als annus horribilis – een verschrikkelijk jaar – was toch buiten de waard gerekend. De sluiting van café De Schuur aan de Varkensmarkt op 1 november 2012 bleek, achteraf gezien, de opmaat tot een lokale ratsmodee . In januari 2013 werd ’t Geintje aan de Pottenmarkt, vooralsnog tevergeefs, te koop gezet en op de Pottenmarkt sloot ook De Prinse van Oranje in november van dat jaar zijn deuren. Vrijwel gelijktijdig met De Prinse van Oranje werden De Groene Papegaay in de Lange Viele en Rock Desert op het Damplein gesloten en in december Zenc op de Markt – die laatste zaak maakte overigens in januari 2014 een doorstart.

De belangrijkste reden voor het heersende sluitingsvirus lijkt evident: het is de economie sufferd – om maar eens een president van de VS te parafraseren. Maar wanneer je de Middelburgse horecacrisis anno 2013 in historisch perspectief plaatst blijkt er toch meer aan de hand te zijn. Van oudsher waren het vooral de bierbrouwerijen die panden kochten en er vervolgens kroegen in openden om verzekerd te zijn van afzet. Een mooi voorbeeld hiervan is het pand van het huidige eetcafé De Zwarte Ruiter op ’t Witte Paart waar de Naamlooze Vennootschap de Ruttens Bierbrouwerij ‘de Zwarte Ruiter' in 1900 het Maastrichts Bierhuis opent. Deze constructie vindt navolging en veel exploitanten van morsige en minder morsige etablissementen fungeren min of meer als horigen van de brouwerijen. Het bierboek Hop en gerst veredeld van Eric Hageman en Toon Franken brengt o.a. die geschiedenis voorbeeldig in kaart.

Het Middelburgse kroegendom kent door de eeuwen heen natuurlijk ook bazen in eigen kroeg die niet afhankelijk zijn van de brouwerijen en die uit om het even welk vaatje tappen. Maar het zijn voornamelijk de brouwerijen die de Middelburgse horecahabitat bepalen, die, wanneer dat zo uitkomt, geven en nemen. In de vorige eeuw komt er in het Walcherse een niet onbelangrijke speler op de vastgoedmarkt bij in de vorm van de firma Loontjes – zij hanteren, evenals de brouwerijen, het adagium “hoe meer kroegen, hoe meer vreugd”. In eerste instantie hadden ze er belang bij omdat ze biljarts verkochten, maar toen de eenarmige bandiet, de gokautomaat dus, zijn intrede in de kroeg deed, werd dat belang aanmerkelijk groter. In de tussentijd kwamen en gingen brouwerijen als kerkgangers langs de gevels op zondagen die eindeloos leken – de lichtreclames aan die gevels markeerden de waan van de dag en werden soms snel ingehaald door de tijd. Bierbrouwerijen die landelijk een groter marktaandeel nastreefden zochten hun heil ook in Middelburg en rammelden aanlokkelijk met de beurs, terwijl gevestigde merken oververzadigd leken van hun eigen product en weinig initiatieven ontplooiden. Of en wanneer het interbellum waar de Middelburgse horeca nu onder gebukt gaat wordt doorbroken is de hamvraag. Natuurlijk zal er altijd buiten de deur worden gegeten, gedronken, gebiljart en gegokt, maar mag het misschien ietsje meer zijn?

Vozen in de Middelburgse sozen (Edwin 17-01-2014)

Hofplein 1986.jpg

Als je begint aan een digitaal project ontkom je niet aan een afbakening. Toen wij begonnen aan de drie websites over de geschiedenis van de horeca op Walcheren besloten we ons te beperken tot locaties en gelegenheden waar ooit alcohol werd geschonken. Dat leek ons wel zo overzichtelijk. In de praktijk pakte dat echter anders uit. Zo bewaren wij, en velen met ons, goede herinneringen aan de Middelburgse instuiven, jongerencentra en jeugdsozen die we in het verleden bezochten. Voormalige jongerencentra, zoals De Beuk, ’t Schuutje en Midgard konden we zonder problemen aan de website toevoegen, maar de jeugdsozen van de jaren 80 vielen buiten de boot. Daar werd immers alleen frisdrank verkocht. Dat vonden we zó spijtig dat we besloten te breken met onze eigen regels. We zouden de kinderdisco’s van weleer ook gewoon opnemen. We konden als verweer nog altijd iets mompelen over naar binnen gesmokkelde zakflacons. Ofzo.

Dat de sozen nog altijd een glimlach op onze gezichten toveren heeft alles te maken met gemijmer over de puberteit. Als je een jaar of 13, 14 bent hunker je naar (kalver-) liefde, zo simpel is het. Dan ben je maar wat blij met plekken waar je die liefde kunt verkennen. Rond 1983 waren de Middelburgse sozen zulke plekken. Op vrijdagavond kon je tot elf uur naar de Hofpleinsoos aan het Hofplein, op zaterdag kon je naar Second Home in de Stromenwijk of naar Disco Double D in Dauwendaele en op zondagmiddag kon je naar Trefpunt aan de Nassaulaan. Die vier disco’s hadden één ding gemeen: de La Bamba werd er gedraaid, vaak meerdere keren per avond of middag.

Met La Bamba scoorde Ritchie Valens al in 1958 een grote hit. Is het dan niet vreemd dat het bewuste nummer 25 jaar later nog steeds grote aantrekkingskracht uitoefende op de Middelburgse jeugd? Niet helemaal, ook al had het enthousiasme met de muziek zelf niet veel van doen. Het ging alleen om de extra lange versie van het liedje, die minstens een kwartier duurde. Die versie maakte het namelijk mogelijk dat er gezoend kon worden, soms zelfs getongzoend. Daar zijn pubers wel voor te porren, dat weten we allemaal.

Zodra het nummer werd opgezet ging de ene helft van de aanwezigen in een grote kring staan, schouder aan schouder, en ging de andere helft rondjes lopen binnen die kring. Het aardige was dat je als 'loper' een vrijbrief had om de mensen die de kring vormden te benaderen met kusjes. Als je iemand écht interessant vond probeerde je aan te sturen op een tongzoen. Dat lukte soms nog ook. Je kunt je die taferelen nu haast niet meer voorstellen. Een hormonenfestival, dat was het. De DJ's waren vaak ook nog zo coulant om na de La Bamba drie 'slownummers' (voorheen bekend als 'slijpen') te draaien. Kon je lekker verder tongen, als het echt goed beviel.

Gedronken werd er dus niet of nauwelijks, maar wie denkt dat we daar om maalden heeft het mis. Al dat gezoen van toen leidde evengoed tot een roes, een onvergetelijke bovendien.

Hoog bezoek aan Campveerse Toren (Rob, 10-01-2014)

Prins Reinier en prinses Grace van Monaco in de Campveerse Toren, foto Adrie van Wyngen 30 juni 1958.JPG

In zijn befaamde Cronyk van Zeeland (1696) schrijft Mattheus Smallegange het volgende: "Aen 't einde van de Zuidzijde van de haven, staet een grooten schoonen tooren genaemt den Campveerschen tooren, Zeewaerts rond, en landwaerders platformig (.) annex den selve tooren zijn alsnoch bysonder, kameren, en vertrekken om luiden van qualiteit, of andere passanten, te logeren of tracteren."

Die ankerplaats in het silhouet van Veere was Henk van Cranenburgh niet onbekend toen hij in 1948 met zijn boot de Lickebaert het stadje binnen zeilde. Adrianus Bruggeman - huurder van de Campveerse Toren, die eigendom was van de gemeente - vroeg Van Cranenburgh of hij zijn zaak niet over wilde nemen. Henk, op dat moment vrachtrijder voor eigen rekening, hoeft er niet lang over na te denken en gaat vrijwel direct op het aanbod in. De gemeente accepteerde hem als nieuwe huurder met die restrictie dat hij wel zijn horecapapieren moest halen - op grond van een eeuwenoude eis mocht de gemeente alleen verhuren aan bekwame herbergiers.

Hij was wellicht van nature een bekwame herbergier, want hij ontwikkelt zich al snel tot een succesvol horecaondernemer. Henk en zijn vrouw Johanna hebben ook oog voor de toekomst en de evoluerende eisen in de hotelbranche. Tussen 1950 en 1951 wordt de Campveerse Toren door middel van een ingrijpende verbouwing aangepast aan die eisen en weet het hogere marktsegment het hotel blindelings te vinden. In juni 1958 logeren prins Reinier en prinses Grace van Monaco in de Campveerse Toren en ook het Oranjehuis komt er regelmatig over de vloer. Nu was dat niet nieuw, want Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon vierden in 1575 hun bruiloft in de herberg. De graven Egmont en Hoorne, die later hun hoofd verloren, logeerden er in 1563 en tsaar Peter de Grote in 1717.

Schrijvers wisten ook de weg naar Veere te vinden - Charles de Coster schrijft het in 1896 verschenen De legende en de heldhaftige, vrolijke en roemruchte daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders gedeeltelijk in de herberg - Tijl Uilenspiegel is in het laatste hoofdstuk van het boek torenwachter in de Campveerse Toren. Nescio schreef er in 1908 brieven aan zijn vrouw Agaat Tiket - in die brieven en in fragmenten van De Uitvreter speelt de Campveerse Toren ook een niet onbelangrijke rol. Henk van Cranenburgh was zich bewust van die rijke geschiedenis en speelde daar dan ook adequaat op in, maar hij speelt ook in op de toekomst. Zo opent hij eind jaren zestig een tweede zaak, namelijk restaurant De Struysvogel aan de Kaai in Veere. In de loop der jaren komen dochters Hendrina en Trijntje in de zaak en zij volgen hun vader in 1999 op als huurders van de Campveerse Toren. Vanaf 2005 krijgen ze een nieuwe huurbaas, want in dat jaar verkoopt de gemeente Veere het pand aan de Vereniging Hendrick de Keyser. Henk van Cranenburgh overlijdt op 2 september 2007, maar Hendrina en Trijntje zitten tot op de dag van vandaag in de Campveerse Toren.

De Nieuwe Drankwet (Edwin 03-01-2014)

Mambos1.jpeg

Toen GGD Zeeland in november onderzocht hoe Zeeuwse jongeren dachten over de aanpassing van de Drank- en Horecawet, die hen vanaf 1 januari 2014 strafbaar stelt als ze alcohol bij zich hebben, bleek dat ruim de helft van de 217 ondervraagden het (een beetje) eens was met die wetswijziging. Nu heb ik geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dat onderzoek, maar de uitkomsten zijn niet in overeenstemming met hetgeen ik jongeren hoor zeggen als ze het er, al dan niet met elkaar, over hebben. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat jonge voorstanders zich anders uiten tijdens een telefonisch onderzoek van de GGD dan op sociale media of onder vrienden, maar is het ook niet denkbaar dat sommige respondenten eigenlijk hadden willen zeggen dat ze wel begrip hebben voor maatregelen in het kader van de volksgezondheid, maar niet zitten te wachten op een verbod? Dat lijkt me aannemelijker. Ik bedoel: ken jij veel jongeren die zouden tekenen voor minder vrijheid? Nee toch zeker? Het is waarschijnlijker dat je nu denkt aan de verboden uit je eigen jeugd. Als je vader je zei dat je niet naar een bepaalde gelegenheid mocht wilde je eigenlijk nog maar één ding. Juist: een keer naar die tent. Je wou toch op z’n minst ontdekken waarom je daar dan niet heen mocht.

In het geval van alcohol valt er natuurlijk wel iets te zeggen voor een ontmoedigingsbeleid. Daar geven websites als www.naar18jaar.nl genoeg argumenten voor. Iedereen zou moeten beseffen welke gevolgen overmatig alcoholgebruik kan hebben, op welke leeftijd dan ook. Maar zullen de resultaten van het verbieden van alcohol onder de 18 werkelijk zo positief uitpakken als die websites ons willen doen geloven? Ik waag het te betwijfelen. Tijdens het verbod op alcohol (‘de drooglegging’) in de Verenigde Staten, in de jaren 20, nam de consumptie aanvankelijk ook af, maar kort daarop volgde juist een toename in het gebruik, en had de georganiseerde misdaad vrij spel. Die situatie van toen is niet te vergelijken met die van de Walcherse jongeren nu, maar ik ben erg benieuwd hoe zij zullen reageren op de nieuwe situatie. Zullen er meer illegale feesten worden georganiseerd? Worden zuipketen straks ook een fenomeen in Zeeland, als ze dat niet al zijn?

Of zal het allemaal wel meevallen en berusten de jongeren in hun lot omdat de nieuwe wet ook geldt voor alle leeftijdsgenoten? Dat kun je niet uitsluiten. Soms speelt gelijke behandeling een rol bij berusting. Dat was ook het geval tijdens de Middelburgse Kermis van 1920. Die stond bekend als ‘de eerste droge kermis’; er gold een tapverbod van een week. De kermis verliep zonder grote incidenten, maar toen op zaterdagavond bleek dat de hoge heren van Sociëteit De Vergenoeging op de Markt wél mochten drinken, omdat hun bar langer open mocht blijven dan die van andere etablissementen, ontstond er een kleine volksopstand waarbij enkele ruiten van de sociëteit sneuvelden en de politie charges moest uitvoeren. Het leek wel alsof de Middelburgers wilden zeggen: prima hoor, dat verbieden, maar verbied het ons dan wel allemaal.

December 2013

Bordeelsluipers (Rob 27-12-2013)

Gang Tete a tete.jpg

In 1460 bepaalden baljuw, burgemeesters en schepenen van Middelburg dat alle gemeene vrouwen van levene, die hem (= zich) laten mynnen of cussen omme gelt nergens anders mochten vertoeven dan in de strate genaemt Spaengen. Maar in 1565 mochten de dames van plezier zich alleen beroepshalve bevinden in de straete, genaempt de Geere ende thiende hof. Een jaar later bepaalde de gemeente in een verordening dat bordeelhouders geen vaantje (= bierkroes) mochten uithangen maar alleen eene tinne pints kanneken met een pallemboemke. Soms bepaalde een stad dat wiven van ligten levene zich ’s avonds niet buiten de voor hen aangewezen gebieden in de stad mochten vertonen; bij kerkelijke plechtigheden de hele dag niet. In 1575 werd in Delft het houden van een hoerhuis verboden; Middelburg volgde in 1576.

De gemeente stelt in 1856 een verordening op de publieke huizen in. P.G. Visscher, uitbater van bierhuis annex bordeel De Graaf van Mansveld in de Zusterstraat maakt in de gemeenteraadsvergadering van juli 1860 zijn bezwaren kenbaar tegen genoemde verordening en vraagt tevens verruiming van de openingsuren aan. De Zusterstraat was in die jaren de Spanjaardstraat van de 19de eeuw, alleen waren de dames niet, zoals in de 15de eeuw, aan de Zusterstraat gebonden voor het uitoefenen van hun vak. De Zusterstraat kende nog twee bordelen, namelijk Van Minkelen en De Gouden Top. In juni 1869 worden Sophia Maria Laros en haar zus Maria Helena – ze hadden een tapperij in de Lambrechtstraat – veroordeeld tot 6 maanden gevangenis en Fl. 25,-- boete wegens een feitelijk vergrijp tegen de zeden.

De rosse buurt van Middelburg bevond zich in die tijd echter vooral in de warme driehoek Vlissings Wagenplein-Teerpakhuizenstraat-Winterstraat, waar men hartstochtelijk aan Bacchus en Eros offerde. Een heel bekende dame had al een bordeel op het Wagenplein rond 1810. Zij duikt in verschillende krantenartikelen op als J.W. De ene keer betreft het een verslag van een politie-inval, de andere keer van door kwajongens ingegooide ruiten. Waar J.W. precies woonde is niet duidelijk, maar het is heel goed mogelijk dat zij open huis hield in een van de logementen of café’s. Het bierhuis van Carl Trappmann aan het Vlissings Wagenplein was een bordeel, want uitbater P.J.E. Stosberg wordt in februari 1893 veroordeeld tot 6 dagen hechtenis voor het zonder vereischte toestemming houden van een bordeel.

Ook Tannetje Groenhof van herberg Nooit Gedacht aan het Vlissings Wagenplein had een bedenkelijke reputatie. Haar buurtgenote Maatje Florisse had Tannetje en plein publique toegevoegd: "gij houdt een publiek h...met je dochter, gij zijt een h...". In november 1885 meldt Madame Anna (Anna Stossberg) per advertentie in de Middelburgsche Courant dat ze van de Winterstraat naar de Molenberg is verhuisd. Het is niet duidelijk waar ze bordeel hield in de Winterstraat, maar vanaf 1885 baat ze dus haar bordeel uit op de Molenberg. In 1892 doet ze de zaak over aan R. Tillenberg met wie ze vier jaar later trouwt. Tillenberg neemt in 1895 een bierhuis aan de Beestenmarkt over van Carl Trappmann Dit bierhuis annex bordeel moet in 1903 sluiten, omdat er vanaf dat jaar een bordeelverbod van kracht is.

In 1978 kregen de bordeelsluipers weer vaste voet, want op de bovenverdieping van The Pub aan de Nieuwe Vlissingseweg werd het bordeel Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tête à Tête geopend. Vanaf 1988 is Middelburg echter weer bordeelloos tot er dit jaar een illegaal bordeel opdook boven de voormalige Coffeeshop 62 in de Sint Janstraat, maar dat wordt in juni schielijk gesloten. Het gemeentelijk beleid biedt ruimte aan twee bordelen in het buitengebied, dus er komen voorlopig geen gemeene vrouwen van levene in de Sint Janstraat.

Bonnie (Edwin 20-12-2013)

1425714 462438383865545 674274275 n.jpg

De grens tussen bewondering en medelijden is soms flinterdun. Dat bleek ook vorige maand weer, toen ik, op uitnodiging van de exploitanten, te gast was in café Ut Babbelaèrtje aan de Middelburgse Vlasmarkt. Aanleiding voor de uitnodiging was een optreden van drie Nederlandse artiesten, die hun hoogtijdagen beleefden in de jaren 70 en 80: Chiel Montagne, Arie Ribbens en Bonnie St. Claire.

Nu ben ik geen liefhebber van het genre dat deze mensen vertolken maar desondanks ging ik graag in op de uitnodiging. Het was een mooie kans om de nog jonge zaak beter te leren kennen en daar kwam bij dat ik ook benieuwd was naar Bonnie. Als kind zong ik haar hits Dokter Bernhard, Pierrot en Bonnie kom je buiten spelen luidkeels mee, maar sindsdien was ik haar uit het oog verloren. In de zomer van 1991 trad ze nog eens op in Middelburg, tijdens een evenement van Radio Veronica bij café Meccano, maar in de twintig jaren die daar op volgden kwam de zangeres eigenlijk alleen nog voorbij in de roddelpers, als die weer eens een aanleiding had gevonden om de spot te drijven met haar drankprobleem, of met het behalen van een van de laagste scores ooit in de Nationale IQ Test. Dat gun je natuurlijk niemand, maar al die ellende maakt een mens wel nieuwsgierig. Hoe zou zo’n vrouw voor de dag komen, op een willekeurige zondagavond in een Middelburgs café? Ik kon me er geen goede voorstelling bij maken, maar ik vreesde het ergste.

Die vrees bleek onterecht. Toen Bonnie de microfoon van Montagne overnam zag je meteen dat ze niet van plan was om net als hij een ingestudeerd riedeltje van weleer af te draaien. Muzikaal uiteraard wel, daar komen de mensen nu eenmaal voor, maar in tegenstelling tot collega Chiel zocht zij oprecht het contact met de bezoekers. Letterlijk. Ze mengde zich onder de aanwezigen, raakte mensen aan, en ze wisselde blikken van verstandhouding uit met iedereen die daar gelegenheid toe bood. Wat het niet al te massaal opgekomen publiek te zien kreeg was een vrouw die zowel kwetsbaar als sterk overkwam. Een lieverd. En ze was nuchter bovendien. Zelf bleef ik lafjes achterin hangen. Ik had nog te weinig gedronken om ook nu luidkeels mee te zingen, laat staan om een voorzichtig dansje met Bonnie te wagen. Maar het had gekund. Deze vrouw straalde in alles uit dat zij vooral op zoek is naar een beetje genegenheid en warmte. Je zou om die reden medelijden met haar kunnen hebben, maar zo voelde ik het niet. Ik stootte mijn buurman zelfs aan en hoorde mezelf fluisteren dat ze me een beetje ontroerde. Ze stond daar toch maar mooi, daar in dat kleine café, na alles wat ze heeft meegemaakt. Dapper lachend vanonder haar rode petje, terwijl ze zong over verdriet waaraan verdiend wordt en hoeveel zeer dat doet. Ik vond het bewonderenswaardig.

Vriendschap (Rob 13-12-2013)

Kar 1895.PNG

’De nacht van de nacht’ is een jaarlijks terugkerend festijn dat de Vriendschap, i.s.m. anderen, organiseert. Middelburg doet dan het licht uit en de binnenstad wordt een sprookje als uit duizend-en-één-nacht. Cees Rijn en Connie de Lange namen de Vriendschap in 1998 over van Mientje Meeusen – Mientje en partner Willem van Sorge vonden dat het genoeg was geweest en buurman Cees Rijn van Seventy Seven kreeg, zoals Mientje altijd al beloofd had, de eerste keus. De zaak wordt grondig verbouwd en in 1999 heropend. Vriendschap krijgt voor het eerst een ingang aan de Pottenmarkt, maar verliest het bepaald lidwoord dat van oudsher aan de naam vast zat. In 1816 koopt Jan Frederik Wilhelm Isensee herberg De Gouden Stoel – en hij noemt zijn zaak De Vriendschap. Jan Groenewegen wordt in 1848 eigenaar en hij is de stamvader van een dynastie die meer dan een eeuw zal overspannen. In die tijd had er ook veelvuldig kruisbestuiving plaats in de Middelburgse horeca. Zo trouwde Leijntje Groenewegen, de dochter van Jan, met Pieter Geuze van St. Joris (nu De Bommel) en Jacobus Groenewegen, een broer van Jan, met een dochter van Willem van den Abeele van De Kersenboom (nu Zanzibar).

Dat de oudejaarsnacht ook toen al tamelijk heftig gevierd werd getuigt een artikel uit De Zierikzeesche Bode van 6 januari 1851: In de Vriendschap te Middelburg is het met de Nieuwe Jaar zoo vriendschappelijk toegegaan, dat er een 26-jarig meisje van Ritthem dood is gebleven. Een jaar later neemt Jacobus Groenewegen de zaak van broer Jan over. Als Jacobus in 1868 overlijdt zet zijn weduwe Margaretha van den Abeele de zaak voort tot ze op haar beurt in 1894 komt te overlijden. Zoon Willem Marinus neemt over en wanneer hij in 1897 plotseling overlijdt wordt weduwe Sara Maria de Raadt korte tijd kasteleinse. Sara Maria laat er namelijk geen gras over groeien en hertrouwt een jaar later met Hendrik de Munck van het ook aan de Markt gelegen Suisse.

Geen nood, want in 1899 zit er weer een Groenewegen in De Vriendschap, namelijk Jacobus, neef van bovengenoemde Willem Marinus en tevens vader van zoon Willem Marinus die hem in 1930 opvolgt. Op 30 mei 1948, meldt een advertentie in de PZC, viert Willem Marinus Groenewegen het feit dat zijn familie op die datum exact 100 jaar in de Vriendschap zit. de stamvader van een dynastie die meer dan een eeuw zal overspannen. Wanneer Willem Marinus Groenewegen in 1959 De Vriendschap verkoopt aan Jaap van den Berge komt er een einde aan de dynastie.

Jaap van den Berge was ook geen vreemde in de Middelburgse horeca – hij had in 1953 café De Schuur in de Segeerstraat en in 1956 zat hij in het meer roemruchte café De Schuur aan de Varkensmarkt. Frans Spel zit in de periode 1964-1972 samen met zijn vrouw Francine – tante Frans voor intimi - in De Vriendschap. Sinds Cees Rijn en Connie de Lange in de zaak zitten zijn oudejaarsnachten rustig, want Vriendschap is dan gesloten; de Groenewegen’s zouden zich in hun graf omdraaien.

Baas Gouden Zon met noorderzon vertrokken (Edwin 06-12-2013)

Het leukste van het lezen van de krant in je stamcafé is dat je het nieuws van de dag meteen kunt bespreken met andere aanwezigen. Toen ik vorige maand las dat er, dankzij een lichte economische groei, weer hoop gloort voor Zeeuwse ondernemers, kon ik het niet laten om er een borrelonderwerp van te maken. Was er onder drinkvrienden wellicht iemand die ook hoopvol gestemd was over het lokale economische perspectief? Dat bleek niet het geval te zijn. "Statistieken zeggen helemaal niks", vond de een. "De grote klappen in de horeca vallen nu pas", wist de ander.

Die tweede opmerking vond ik interessant genoeg om door te vragen. Omdat we http://Middelburgdronk.nl graag up-to-date willen houden zijn we continu op zoek naar actuele informatie over de lokale horeca, en dan vooral naar de verhalen die je maar zelden aantreft op Facebook of in andere media. Dáár lees je vooral over de successen. Die gunnen we iedereen uiteraard van harte, maar het is ook belangrijk om te weten welke zaken het niet redden, of welke ondernemers er geen brood meer in zien. Het is nu eenmaal ons streven om onze informatievoorziening zo correct en zo volledig als mogelijk te laten zijn.

Al dat doorvragen, zowel die middag als later, leerde me dat het er inderdaad niet al te rooskleurig uitziet, voor een deel van de Middelburgse horeca. Op de Dam en in de Langeviele sloten onlangs twee restaurants, op de Pottenmarkt en in de Vlasmarkt stopten drie cafés, en afgaande op alle verhalen volgt binnenkort nog een aantal. Tel dat op bij de zaken die in 2011 en 2012 al sloten of van eigenaar verwisselden en je kunt niet anders dan constateren dat veel ondernemers moeite hebben het hoofd boven water te houden. De gemeente Middelburg telt meer dan tachtig drinkgelegenheden, clubhuizen meegeteld. Dat zijn er misschien wel te veel. Het mag geen verbazing wekken dat niet alle zaken overleven.

Leuk is dat niet, maar het is wel goed om te beseffen dat de ellende van alle tijden is. Wie de moeite neemt om de geschiedenis van de honderden cafés die de stad ooit telde te bestuderen, ziet dat het wemelt van de faillissementen en sluitingen. Iedere bloeiperiode werd gevolgd door een crisis, die een deel van de etablissementen de nek omdraaide. Voor de ondernemers van toen was dat net zo wrang als voor hun opvolgers van nu, maar als neutrale lezer kun je er soms ook wel om lachen. Neem nu zo'n Friedrich Hessling, die begin twintigste eeuw in café-restaurant De Gouden Zon aan de Lange Delft zat. Die vertrok in 1919 opeens, na 20 jaar exploitatie, met de noorderzon. Hij nam nog wel de moeite om een advertentie in de Middelburgse Courant te laten plaatsen. De tekst was kort maar krachtig: "F. Hessling zegt wegens vertrek, zijne lidmaatschappen en contributies op".

Je moet het maar durven!

Interview Maurits Sep, 6 december 2013

Rob en Ed PZC 06122013.jpg

De sterkste verhalen en briljantste ideeën ontstaan aan de bar, boven een goed glas bier. Edwin Mijnsbergen en Rob van Hese zijn de drijvende krachten achter Middelburg Dronk, een wikipedia van de horeca in de Zeeuwse hoofdstad. Het tweetal verzamelt verhalen en publiceert ze op internet. Met ingang van vandaag verzorgen ze ook een rubriek in de PZC, die wekelijks verschijnt op vrijdag, onder de titel Barcodes.

Eind 2010 begon Mijnsbergen met Middelburg Dronk. "In de kroeg komen de sterke verhalen vanzelf. Het leek me leuk daarover te gaan bloggen en informatie te verzamelen over horecagelegenheid en hun geschiedenis. Hoe heetten ze, waar zaten ze, van wie waren ze? Ik ken Rob uit Seventy Seven en ik weet dat hij graag schrijft. Na een half jaar is Rob ingestapt. Nu doen we alles samen." De geschiedenis van de horeca in de 19e en 20e eeuw in Middelburg is nu behoorlijk compleet. Ook over het verdere verleden hebben ze al veel geschreven. Uiteindelijk, glimlacht Van Hese, gaan ze terug tot de kloosters. "Die hadden een herbergfunctie en daar werd dus bier geschonken. Da's ook de enige eis die we stellen voor de zaken op onze website: je moet er alcohol kunnen drinken."

Wat die pagina over urinoirs dan op Middelburg Dronk doet? Da's dan toch wel weer logisch, als Mijnsbergen het heeft uitgelegd: ,,Na het drinken moet er geloosd worden. Edwin Mijnsbergen (1970) komt uit de bibliotheekwereld en is betrokken bij enkele regionale websites. Rob van Hese (1953) was communicatie-adviseur van de gemeente Middelburg, woont in de binnenstad en werd geboren boven café Juliana aan de Markt. Beiden zijn publicist. En waar Mijnsbergen het leuk vindt om informatie te verzamelen en ordenen, omschrijft Van Hese zich als 'een spitter op grote diepte'. Inmiddels bestaan ook de websites Vlissingen Dronk en Veere Dronk.

In de serie die ze voor de krant gaan schrijven, zullen ze het wel en wee van de horeca op Walcheren belichten en waar dat kan aansluiten op actuele ontwikkelingen. "De waarde ervan is dat we erfgoed behouden, een schets geven van het sociale en economische leven en het geheugen van mensen levend houden door verhalen te vertellen", zegt Mijnsbergen. "De echte verhalen die op het randje zijn, daar doe je mensen een plezier mee. Maar we brengen ze wel altijd met een knipoog, we willen niemand beschadigen."

Bronnen